2.1.Het gaat – kort en zakelijk weergegeven – om het volgende.
- Bij notariële akte, getiteld ‘Splitsing in appartementsrechten’ van 6 december 2002 en de notariële akte, getiteld ‘Wijziging splitsing in appartementsrechten’ van
29 september 2006 (hierna: de splitsingsakte 2006), is het gebouw met de daarbij behorende grond, plaatselijk bekend [adres] te [plaats] , gesplitst in vier appartementsrechten, genummerd [nummer 1] tot en met [nummer 4] .
- Het appartementsrecht nr. [nummer 1] , omvattende het uitsluitend gebruik van de woning, gelegen op de begane grond en in het souterrain van het gebouw en berging in de tuin, behoort toe aan [verzoeker 2] .
Het appartementsrecht nr. [nummer 2] , omvattende het uitsluitend gebruik van de woning, gelegen op de begane grond, op de eerste verdieping en in het souterrain van het gebouw, behoort toe aan [verweerder 1] c.s.
Het appartementsrecht nr. [nummer 3] , omvattende het uitsluitend gebruik van het atelier met wasruimte, gelegen in het souterrain van het gebouw, behoort toe aan [verzoeker 1] .
Het appartementsrecht nr. [nummer 4] , omvattende het uitsluitend gebruik van de hal, gelegen op de begane grond van het gebouw, behoort toe aan [verzoeker 2] en [verweerder 1] c.s. tezamen.
- Conform artikel 8 van de splitsingsakte 2006 is iedere appartementseigenaar in de gemeenschap gerechtigd voor het breukdeel als vermeld bij de omschrijving van zijn appartementsrecht. De breukdelen zijn daarbij:
- 172/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht van [verzoeker 2] ;
- 237/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht van [verweerder 1] c.s.;
- 88/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht van [verzoeker 1] en
- 3/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht met nr. 6.
- In de splitsingsakte 2006 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Artikel 60
Wijziging van de akte kan uitsluitend geschieden met medewerking van alle eigenaars. Indien een of meer eigenaars niet wensen mee te werken aan een beoogde wijziging, kan hun medewerking worden vervangen door een rechterlijke machtiging op de wijze en onder de voorwaarden als is vermeld in artikel 5:140 van het Burgerlijk Wetboek.In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan een wijziging van de akte ook plaats vinden door het bestuur, mits dit geschiedt krachtens een vergaderingsbesluit dat is genomen met een meerderheid van tenminste vier/vijfde van het totaal aantal stemmen dat door de eigenaars kan worden uitgebracht.
(…)
Een wijziging van de akte behoeft de toestemming van hen die een beperkt recht op een appartementsrecht hebben, van hen die daarop beslag hebben gelegd (tenzij het uitsluitend een wijziging van het reglement betreft) (…).
Een wijziging van de akte kan uitsluitend geschieden bij een daartoe opgemaakte notariële akte. Indien de wijziging is gebaseerd op een vergaderingsbesluit als bedoeld in het tweede lid, kan de notariële akte niet worden gepasseerd voordat vaststaat dat dit besluit niet door de rechter kan worden vernietigd.
- De advocaat van [verzoeker 1] c.s. heeft bij brief van 28 oktober 2020 aan [verweerder 1] c.s. het volgende laten weten:
“Namens mijn cliënten verzoek ik aan het bestuur (de heer [verweerder 1] , voorzitter) om een vergadering te houden. (…)
Namens cliënten verzoek ik u om de navolgende onderwerpen op de agenda te laten plaatsen:
1.
Het nemen van een besluit ingevolge welke het aan mevrouw [verzoeker 1] voornoemd toegestaan wordt om een berging te bouwen, voorzien van een toegangstrap, een en ander als volgens de aan deze brief gehechte tekening (concept) en verbeelding.
2.
Het nemen van een besluit tot het doen wijzigen van de splitsingsakte zoals die tussen partijen geldt, aldus dat de te realiseren berging met toegangstrap (zie agendapunt 1) wordt toegevoegd aan het appartementsrecht omvattende het uitsluitend gebruik van het atelier met wasruimte, gelegen in het souterrain van het gebouw (…).
3.
Het nemen van een besluit strekkende daartoe dat na realisering van de onder agendapunten 1 en 2 genoemde berging, de in artikel 8 van de notariële akte (…), houdende wijziging splitsingen appartementen (…) opgenomen breukdelen worden aangepast aldus dat, uitgaande van een vloeroppervlakte van de te realiseren berging van 11 m2, de in artikel 8 vorenbedoelde breukdelen worden aangepast aldus dat:
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 1] gerechtigd is voor 172/511 onverdeeld aandeel;
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 2] gerechtigd is voor 237/511 onverdeeld aandeel;
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 3] gerechtigd is voor 99/511 onverdeeld aandeel;
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 4] gerechtigd is voor 3/511 onverdeeld aandeel.
(…)”
- Bij e-mailbericht van 24 januari 2021 hebben [verweerder 1] c.s. aan [verzoeker 1] c.s. laten weten dat zij niet akkoord gaan met de hiervoor genoemde agendapunten.
- Op 25 februari 2021 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden, waarbij [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aanwezig waren. Tijdens die vergadering hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (260 van de 500 stemmen) vóór de hiervoor genoemde agendapunten gestemd. [verweerder 1] c.s. zijn niet ter vergadering verschenen.
- [verweerder 1] c.s. hebben een procedure gestart bij de rechtbank Limburg waarin zij vorderen dat voor recht wordt verklaard dat het hiervoor genoemde besluit van 25 februari 2021 op grond van artikel 2:14 BW nietig is.
- De door [verzoeker 1] c.s. verzochte uitbreiding van het souterrain door het bouwen van een berging, voorzien van een toegangstrap, is inmiddels daadwerkelijk gerealiseerd. [verzoeker 1] gebruikt het souterrain als atelier ten behoeve van zichzelf en cursisten.
- [verzoeker 1] c.s. hebben bij verzoekschrift ex artikel 5:140 BW, ontvangen door de rechtbank op 13 april 2021, de kantonrechter verzocht een machtiging te geven, vervangende de toestemming van [verweerder 1] c.s. voor de in de brief van 28 oktober 2020 sub 2 en 3 genoemde aanpassingen van de tussen partijen geldende splitsingsakte.
- Bij mailbericht van 12 oktober 2021 (productie 7 van de zijde van [verzoeker 1] c.s. in eerste aanleg) heeft ING (houder van een recht van hypotheek op het appartementsrecht van [verzoeker 2] ), ingestemd met de door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] voorgestane wijziging van de splitsingsakte. Van andere beperkt gerechtigden is niet gebleken.
- De kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft het verzoek bij beschikking van 6 januari 2022 afgewezen. Volgens de kantonrechter hebben [verweerder 1] c.s., die niet hebben ingestemd met de voorgestelde wijziging van de splitsingsakte, dit – kort gezegd – niet zonder redelijke grond ingevolge artikel 5:140 lid 1 BW gedaan.
2.2.1.[verzoeker 1] c.s. hebben in het beroepschrift – kort en zakelijk weergegeven –
het volgende aangevoerd. [verzoeker 1] heeft bij haar appartement een ondergrondse berging (11m2) met toegangstrap gerealiseerd. Zij wil deze toevoegen aan haar appartementsrecht. Deze toevoeging zal een minieme verschuiving in de tussen partijen geldende breukdelen tot gevolg hebben. Daarom is een wijziging van de splitsingsakte vereist. In de VvE-vergadering van 25 februari 2021 is door de VvE rechtsgeldig en met meerderheid van stemmen besloten om toestemming te verlenen voor de wijziging om de uitbreiding van het appartementsrecht van [verzoeker 1] te realiseren. Op grond van artikel 60 splitsingsakte 2006 is evenwel de medewerking van alle eigenaren vereist. Omdat [verweerder 1] c.s. weigeren hun medewerking te verlenen aan de beoogde wijziging, dient deze op de voet van artikel 5:140 BW te worden vervangen door een machtiging van de rechter.
Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, levert de enkele omstandigheid dat
mogelijk sprake is van een inbreuk op de gerechtigdheid tot de gemeenschappelijke
gedeelten van de appartementseigenaren tezamen, volgens [verzoeker 1] c.s. niet zonder meer een redelijke grond op voor een weigering mee te werken aan de voorgestelde wijziging van de akte van splitsing. Deze omstandigheid behoort weliswaar te worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag of een redelijke grond voor de weigering bestaat, maar is niet doorslaggevend.