ECLI:NL:GHSHE:2022:3241

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
200.308.859_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de nietigheid van een VvE-besluit tot wijziging van de splitsingsakte en de vervangende machtiging door de rechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een machtiging vroegen om een wijziging van de splitsingsakte van hun appartementsrecht door te voeren. De wijziging betrof de realisatie van een berging in het souterrain van het gebouw, waarvoor de toestemming van de andere appartementseigenaren, [verweerder 1] en [verweerder 2], niet was verkregen. De rechtbank had het verzoek afgewezen, omdat de andere eigenaren hun toestemming niet zonder redelijke grond hadden geweigerd. Het hof oordeelt dat de wijziging van de splitsingsakte noodzakelijk was, maar dat de weigering van [verweerder 1] en [verweerder 2] om toestemming te verlenen niet onredelijk was. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoekers in de proceskosten. Het hof overweegt dat de belangen van de verzoekers niet opwegen tegen de belangen van de verweerders, die te maken hebben met privacy, overlast en de wijziging van de gemeenschappelijke gedeelten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 22 september 2022
Zaaknummer : 200.308.859/01
Zaaknummer eerste aanleg : 9160855 \ OV VERZ 21-19
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] en gezamenlijk: [verzoeker 1] c.s.,
advocaat: mr. F.H.I. Hundscheid te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen

1.[verweerder 1] ,

2.
[verweerder 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
verweerders,
hierna te noemen: [verweerder 1] en [verweerder 2] en gezamenlijk: [verweerder 1] c.s.,
advocaat: mr. L. Isenborghs te Heerlen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beroepschrift met bijlagen (producties 10 tot en met 13 en stukken eerste aanleg), ingekomen ter griffie van dit hof op 5 april 2022, hebben [verzoeker 1] c.s. het hof verzocht de beschikking van 6 januari 2022 van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, alsnog op de voet van artikel 5:140 Burgerlijk Wetboek (BW) een machtiging te geven, vervangende de toestemming van [verweerder 1] c.s. voor de in de brief van 28 oktober 2020 sub 2 en 3 genoemde aanpassingen van de tussen partijen geldende splitsingsakte en te bepalen dat de te geven beschikking in de plaats komt van de toestemming van [verweerder 1] c.s. aan het aldus wijzigen van de akte van splitsing, een en ander met veroordeling van [verweerder 1] c.s. in de proceskosten in beide instanties.
1.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van dit hof op 26 mei 2022, hebben [verweerder 1] c.s. het hof verzocht om de verzoeken van [verzoeker 1] c.s. af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, onder veroordeling van [verzoeker 1] c.s., uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.
1.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg gehouden op
18 oktober 2021 en
- de op de mondelinge behandeling in hoger beroep door mr. Hage (kantoorgenoot van mr. Hundscheid) namens mr. Hundscheid overgelegde en voorgelezen spreeknotities en de overgelegde foto van de parkeerplaats.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoeker 1] c.s., bijgestaan door mr. F.R. Hage en
  • [verweerder 1] c.s., bijgestaan door mr. Isenborghs.
1.5.
Vervolgens is de zaak aangehouden, omdat partijen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot mediation. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld het hof uiterlijk
8 september 2022 te berichten of er een regeling is getroffen.
1.6.
Op 16 augustus 2022 heeft mr. Hundscheid het hof laten weten dat het mediationtraject niet heeft geleid tot een regeling in der minne.
1.7.
Op 25 augustus 2022 heeft mr. Isenborghs namens [verweerder 1] c.s. het hof eveneens bericht dat er geen overeenstemming is bereikt en dat de mediation derhalve niet is geslaagd.
1.8.
Omdat er geen regeling is getroffen, is de beschikking bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het gaat – kort en zakelijk weergegeven – om het volgende.
- Bij notariële akte, getiteld ‘Splitsing in appartementsrechten’ van 6 december 2002 en de notariële akte, getiteld ‘Wijziging splitsing in appartementsrechten’ van
29 september 2006 (hierna: de splitsingsakte 2006), is het gebouw met de daarbij behorende grond, plaatselijk bekend [adres] te [plaats] , gesplitst in vier appartementsrechten, genummerd [nummer 1] tot en met [nummer 4] .
- Het appartementsrecht nr. [nummer 1] , omvattende het uitsluitend gebruik van de woning, gelegen op de begane grond en in het souterrain van het gebouw en berging in de tuin, behoort toe aan [verzoeker 2] .
Het appartementsrecht nr. [nummer 2] , omvattende het uitsluitend gebruik van de woning, gelegen op de begane grond, op de eerste verdieping en in het souterrain van het gebouw, behoort toe aan [verweerder 1] c.s.
Het appartementsrecht nr. [nummer 3] , omvattende het uitsluitend gebruik van het atelier met wasruimte, gelegen in het souterrain van het gebouw, behoort toe aan [verzoeker 1] .
Het appartementsrecht nr. [nummer 4] , omvattende het uitsluitend gebruik van de hal, gelegen op de begane grond van het gebouw, behoort toe aan [verzoeker 2] en [verweerder 1] c.s. tezamen.
- Conform artikel 8 van de splitsingsakte 2006 is iedere appartementseigenaar in de gemeenschap gerechtigd voor het breukdeel als vermeld bij de omschrijving van zijn appartementsrecht. De breukdelen zijn daarbij:
- 172/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht van [verzoeker 2] ;
- 237/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht van [verweerder 1] c.s.;
- 88/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht van [verzoeker 1] en
- 3/500 onverdeeld aandeel voor het appartementsrecht met nr. 6.
- In de splitsingsakte 2006 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Artikel 60
Wijziging van de akte kan uitsluitend geschieden met medewerking van alle eigenaars. Indien een of meer eigenaars niet wensen mee te werken aan een beoogde wijziging, kan hun medewerking worden vervangen door een rechterlijke machtiging op de wijze en onder de voorwaarden als is vermeld in artikel 5:140 van het Burgerlijk Wetboek.In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan een wijziging van de akte ook plaats vinden door het bestuur, mits dit geschiedt krachtens een vergaderingsbesluit dat is genomen met een meerderheid van tenminste vier/vijfde van het totaal aantal stemmen dat door de eigenaars kan worden uitgebracht.
(…)
Een wijziging van de akte behoeft de toestemming van hen die een beperkt recht op een appartementsrecht hebben, van hen die daarop beslag hebben gelegd (tenzij het uitsluitend een wijziging van het reglement betreft) (…).
Een wijziging van de akte kan uitsluitend geschieden bij een daartoe opgemaakte notariële akte. Indien de wijziging is gebaseerd op een vergaderingsbesluit als bedoeld in het tweede lid, kan de notariële akte niet worden gepasseerd voordat vaststaat dat dit besluit niet door de rechter kan worden vernietigd.
- De advocaat van [verzoeker 1] c.s. heeft bij brief van 28 oktober 2020 aan [verweerder 1] c.s. het volgende laten weten:
“Namens mijn cliënten verzoek ik aan het bestuur (de heer [verweerder 1] , voorzitter) om een vergadering te houden. (…)
Namens cliënten verzoek ik u om de navolgende onderwerpen op de agenda te laten plaatsen:
1.
Het nemen van een besluit ingevolge welke het aan mevrouw [verzoeker 1] voornoemd toegestaan wordt om een berging te bouwen, voorzien van een toegangstrap, een en ander als volgens de aan deze brief gehechte tekening (concept) en verbeelding.
2.
Het nemen van een besluit tot het doen wijzigen van de splitsingsakte zoals die tussen partijen geldt, aldus dat de te realiseren berging met toegangstrap (zie agendapunt 1) wordt toegevoegd aan het appartementsrecht omvattende het uitsluitend gebruik van het atelier met wasruimte, gelegen in het souterrain van het gebouw (…).
3.
Het nemen van een besluit strekkende daartoe dat na realisering van de onder agendapunten 1 en 2 genoemde berging, de in artikel 8 van de notariële akte (…), houdende wijziging splitsingen appartementen (…) opgenomen breukdelen worden aangepast aldus dat, uitgaande van een vloeroppervlakte van de te realiseren berging van 11 m2, de in artikel 8 vorenbedoelde breukdelen worden aangepast aldus dat:
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 1] gerechtigd is voor 172/511 onverdeeld aandeel;
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 2] gerechtigd is voor 237/511 onverdeeld aandeel;
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 3] gerechtigd is voor 99/511 onverdeeld aandeel;
-
De eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer [nummer 4] gerechtigd is voor 3/511 onverdeeld aandeel.
(…)”
  • Bij e-mailbericht van 24 januari 2021 hebben [verweerder 1] c.s. aan [verzoeker 1] c.s. laten weten dat zij niet akkoord gaan met de hiervoor genoemde agendapunten.
  • Op 25 februari 2021 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden, waarbij [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aanwezig waren. Tijdens die vergadering hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (260 van de 500 stemmen) vóór de hiervoor genoemde agendapunten gestemd. [verweerder 1] c.s. zijn niet ter vergadering verschenen.
  • [verweerder 1] c.s. hebben een procedure gestart bij de rechtbank Limburg waarin zij vorderen dat voor recht wordt verklaard dat het hiervoor genoemde besluit van 25 februari 2021 op grond van artikel 2:14 BW nietig is.
  • De door [verzoeker 1] c.s. verzochte uitbreiding van het souterrain door het bouwen van een berging, voorzien van een toegangstrap, is inmiddels daadwerkelijk gerealiseerd. [verzoeker 1] gebruikt het souterrain als atelier ten behoeve van zichzelf en cursisten.
  • [verzoeker 1] c.s. hebben bij verzoekschrift ex artikel 5:140 BW, ontvangen door de rechtbank op 13 april 2021, de kantonrechter verzocht een machtiging te geven, vervangende de toestemming van [verweerder 1] c.s. voor de in de brief van 28 oktober 2020 sub 2 en 3 genoemde aanpassingen van de tussen partijen geldende splitsingsakte.
  • Bij mailbericht van 12 oktober 2021 (productie 7 van de zijde van [verzoeker 1] c.s. in eerste aanleg) heeft ING (houder van een recht van hypotheek op het appartementsrecht van [verzoeker 2] ), ingestemd met de door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] voorgestane wijziging van de splitsingsakte. Van andere beperkt gerechtigden is niet gebleken.
  • De kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft het verzoek bij beschikking van 6 januari 2022 afgewezen. Volgens de kantonrechter hebben [verweerder 1] c.s., die niet hebben ingestemd met de voorgestelde wijziging van de splitsingsakte, dit – kort gezegd – niet zonder redelijke grond ingevolge artikel 5:140 lid 1 BW gedaan.
2.2.1.
[verzoeker 1] c.s. hebben in het beroepschrift – kort en zakelijk weergegeven –
het volgende aangevoerd. [verzoeker 1] heeft bij haar appartement een ondergrondse berging (11m2) met toegangstrap gerealiseerd. Zij wil deze toevoegen aan haar appartementsrecht. Deze toevoeging zal een minieme verschuiving in de tussen partijen geldende breukdelen tot gevolg hebben. Daarom is een wijziging van de splitsingsakte vereist. In de VvE-vergadering van 25 februari 2021 is door de VvE rechtsgeldig en met meerderheid van stemmen besloten om toestemming te verlenen voor de wijziging om de uitbreiding van het appartementsrecht van [verzoeker 1] te realiseren. Op grond van artikel 60 splitsingsakte 2006 is evenwel de medewerking van alle eigenaren vereist. Omdat [verweerder 1] c.s. weigeren hun medewerking te verlenen aan de beoogde wijziging, dient deze op de voet van artikel 5:140 BW te worden vervangen door een machtiging van de rechter.
Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, levert de enkele omstandigheid dat
mogelijk sprake is van een inbreuk op de gerechtigdheid tot de gemeenschappelijke
gedeelten van de appartementseigenaren tezamen, volgens [verzoeker 1] c.s. niet zonder meer een redelijke grond op voor een weigering mee te werken aan de voorgestelde wijziging van de akte van splitsing. Deze omstandigheid behoort weliswaar te worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag of een redelijke grond voor de weigering bestaat, maar is niet doorslaggevend.
2.3.
Het belang van [verzoeker 1] bij de aanpassing van de splitsingsakte is volgens [verzoeker 1] c.s. groot. Zij is werkzaam als beeldend kunstenares en is hierin succesvol. Dat leidt ertoe dat zij de ruimten in haar appartement anders moet indelen en moet uitbreiden om het atelier goed te kunnen blijven gebruiken. Dit is essentieel voor haar broodwinning. Daar tegenover is volgens [verzoeker 1] c.s. geen rechtens te respecteren belang van [verweerder 1] c.s. gesteld. In dat kader voeren [verzoeker 1] c.s. aan dat (a) er helemaal niets is veranderd aan de parkeergelegenheid en dat er geen parkeerplaatsen verloren zijn gegaan, (b) vanwege de toegangstrap geen meerkosten voor het reinigen van het keukenraam zijn te verwachten en dat [verzoeker 1] c.s. bereid zijn om voor hun rekening een professionele telescoopsteel voor [verweerder 1] c.s. aan te schaffen, (c) er geen sprake is van een toename van het aantal cursisten of bezoekers en dat het dus onjuist is dat [verweerder 1] c.s. vaker een motorrijtuig zullen aantreffen, (d) van een inbreuk en schending van de persoonlijke levenssfeer van [verweerder 1] c.s. geen sprake is, (e) met de aanleg van een kelder en een toegangstrap [verzoeker 1] geen gemeenschappelijke grond van de appartementseigenaren afneemt omdat deze grond nooit door een van de appartementseigenaren is gebruikt, (f) de (geringe) aanpassing van de breukdelen niet leidt tot een wijziging in de stemverhouding tussen de appartementseigenaren, (g) de aanleg en uitvoering van de trap en de ondergrondse berging geen negatief effect hebben op de waarde van het appartement van [verweerder 1] c.s.(zie de rapportage van [B.V.] B.V. van 10 maart 2022) maar juist leiden tot een verhoogde waarde van de woning doordat er minder bewegingen zullen zijn van bezoekers/cursisten door de tuin en dus een verhoogde privacy en (h) het gebruik van de entree naar het atelier geen overlast en (geluids)hinder met zich zal brengen. Dit alles maakt dat er volgens [verzoeker 1] c.s. geen enkele grond bestaat voor [verweerder 1] c.s. om hun medewerking te weigeren. Het verzoek van [verzoeker 1] c.s. moet dan ook worden toegewezen. Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat [verzoeker 1] c.s. in de proceskosten zullen worden veroordeeld.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [verzoeker 1] c.s. hieraan – kort en zakelijk weergegeven – nog toegevoegd dat de toetssteen de redelijkheid en billijkheid is, bezien vanuit alle feiten en omstandigheden van het geval. Zij hebben er verder op gewezen dat zij hunnerzijds hebben goedgevonden dat [verweerder 1] c.s. een berging bouwden op gemeenschappelijke grond. Volgens [verzoeker 1] c.s. is het onredelijk dat [verweerder 1] c.s. dezelfde welwillendheid niet jegens hen tentoonspreiden.
Uit de overgelegde foto blijkt volgens [verzoeker 1] c.s. dat de ruimte die de trap inneemt als gevolg van de uitstekende gevel, nimmer had kunnen dienen tot parkeerplaats. Van een beperking van parkeerplaatsen is volgens [verzoeker 1] c.s. geen sprake.
Volgens [verzoeker 1] c.s. is het besluit tot bouw van de berging niet nietig. Het is een rechtsgeldig besluit, tot stand gekomen volgens de regels van de splitsingsakte en genomen met de vereiste meerderheid van stemmen. Overigens staat de rechtsgeldigheid van het besluit volgens [verzoeker 1] c.s. niet ter beoordeling van het hof.
2.4.
[verweerder 1] c.s. hebben zowel bij verweerschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verweer gevoerd tegen de stellingen van [verzoeker 1] c.s. [verweerder 1] c.s. hebben zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat het verzoek van [verzoeker 1] c.s. moet worden afgewezen, omdat er op 25 februari 2021 geen rechtsgeldig besluit is genomen tot verbouwing van het appartementencomplex. Het (nietige) besluit tot verbouwing is onlosmakelijk verbonden met de wijziging van de splitsingsakte (en stemverhoudingen) en dus ontbreekt er een grondslag voor het verzoek. [verweerder 1] c.s. hebben het hof verzocht hierover een oordeel te geven. Daarnaast menen [verweerder 1] c.s. dat er geen sprake is van weigering van medewerking zonder een redelijke grond in het licht van de privacy, de overlast, de inbreuk op het eigendomsrecht en de wijziging van de stemverhoudingen.
2.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
2.5.1.
Volgens [verzoeker 1] c.s. staat de rechtsgeldigheid van het besluit van 25 februari 2021 niet ter beoordeling van het hof, maar moet de rechtbank Limburg – waar ook een procedure over het besluit loopt – hierover een oordeel geven. Gezien het uitdrukkelijke verweer van [verweerder 1] c.s. dat het besluit nietig is, mag het hof hierover echter wel degelijk een oordeel geven. Dat het hof mag vaststellen of sprake is van een nietig besluit, is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep ook besproken.
2.5.2.
Het besluit van 25 februari 2021 tot uitbreiding van het souterrain door het bouwen van een berging betreft een wijziging in de constructie die gevolgen heeft voor de goederenrechtelijke situatie. Dit maakt dat een wijziging van de akte van splitsing en bijhorende tekening zoals bedoeld in artikel 5:139 BW noodzakelijk is (HR 24 mei 2002, ECLI:NL: HR:2002:AD9619, rov. 3.5). Dit is slechts anders indien de veranderingen van tijdelijke aard zijn en zich lenen voor herstel (vgl. HR 7 april 2000, nr. C99/171, NJ 2000, 638). Daarvan is in deze zaak geen sprake.
2.5.3.
Op grond van artikel 5:139 BW had het besluit van 25 februari 2021 tot uitbreiding van het souterrain door het bouwen van een berging dus genomen moeten worden met medewerking van alle appartementseigenaren (lid 1) dan wel met een gekwalificeerde meerderheid van vier/vijfde van het totaal aantal stemmen dat door de eigenaren kan worden uitgebracht (lid 2). Artikel 16 Splitsingsakte 2006 bevat een gelijkluidende regeling. Het besluit is aangenomen met 260 van de 500 stemmen. Dit maakt dat het besluit is genomen in strijd met de wet en de statuten en dus nietig is (zie HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275, r.o. 3.2.2.)
2.5.4.
Dat het formele verweer van [verweerder 1] c.s. over de nietigheid van het besluit slaagt, leidt echter niet tot de door [verweerder 1] c.s. daaraan verbonden conclusie dat [verzoeker 1] c.s. niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek om vervangende machtiging van de rechter.
2.5.5.
Als een of meer appartementseigenaars (zoals door [verzoeker 1] c.s. gesteld) zonder redelijke grond weigeren hun medewerking of toestemming te verlenen voor het wijzigen van de akte van splitsing, kan deze medewerking of toestemming namelijk ingevolge artikel 5:140 lid 1 BW worden vervangen door een machtiging van de kantonrechter. De machtiging kan volgens het tweede lid van artikel 5:140 BW slechts worden verleend op verzoek van een of meer appartementseigenaars aan wie ten minste de helft van het aantal stemmen in de vergadering van eigenaars toekomt. Los van de vraag naar de rechtsgeldigheid van het besluit, zijn [verzoeker 1] c.s. dus (toch) ontvankelijk in hun verzoek, omdat zij samen ten minste de helft (260/500) van het aantal stemmen in de vergadering van eigenaars vertegenwoordigen.
2.5.6.
Vast staat dat [verweerder 1] c.s. geen toestemming hebben verleend voor de berging met toegangstrap. Het hof moet de vraag beantwoorden of [verweerder 1] c.s. zonder redelijke grond hebben geweigerd deze toestemming te verlenen. Naar het oordeel van het hof moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Hierna wordt dit toegelicht.
2.5.7.
De berging met toegangstrap is gerealiseerd in dan wel op de gemeenschappelijke gedeelten van het appartementengebouw. Deze zijn eigendom van alle appartementseigenaren gezamenlijk. De verzochte wijziging van de splitsingsakte leidt ertoe dat een deel van het gemeenschappelijke gedeelte wordt toegevoegd aan het appartementsrecht van [verzoeker 1] , waardoor zij exclusief het recht verkrijgt hiervan gebruik te maken, terwijl de omvang van de gemeenschappelijke gedeelten afneemt. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, is dit een inbreuk op de gerechtigdheid tot de gemeenschappelijke gedeelten van de appartementseigenaren tezamen, en aldus een inbreuk op het eigendomsrecht van een appartementseigenaar, in casu [verweerder 1] c.s. De omstandigheid dat er volgens [verzoeker 1] c.s. geen sprake zou zijn van een waardevermindering, maakt - wat daar ook van zij - het voorgaande naar het oordeel van het hof niet anders. Er vindt immers een duidelijke verandering plaats in de eigendomsverhouding ten nadele van [verweerder 1] c.s. zonder dat hier enige (financiële) compensatie tegenover staat. Dat [verweerder 1] c.s. zich volgens [verzoeker 1] c.s. in 2007 grond zou hebben toegeëigend, maakt – als dit al juist zou zijn – het voorgaande ook niet anders. De situatie moet beoordeeld worden naar de omstandigheden van dit moment.
2.5.8.
Hierbij komt dat dat toegangstrap is gerealiseerd op de parkeerplaats. Volgens [verzoeker 1] c.s. blijkt uit de overgelegde foto dat er nog steeds twee auto’s naast elkaar kunnen staan. Dit doet er – ook bij veronderstelde juistheid – niet aan af dat de oppervlakte van de parkeerplaats door de toegangstrap kleiner is geworden. Bovendien is door de toegangstrap de indeling van de parkeerplaats gewijzigd, en daardoor de parkeerhoeken. Uit de overgelegde foto kan worden afgeleid dat de auto’s in lijn met het appartementencomplex geparkeerd moeten worden. Het ligt volgens het hof niet voor de hand om de auto voor de ingang van de trap te parkeren. Doordat de parkeerplaats kleiner is geworden en de indeling van de parkeerplaats is gewijzigd, zijn de parkeermogelijkheden dan ook afgenomen. Het is de vraag of er nog grotere auto’s kunnen staan dan de twee auto’s op de foto.
2.5.9.
Bovendien is de toegangstrap naar het atelier gerealiseerd onder het keukenraam en naast de woonkamerramen van het appartement van [verweerder 1] c.s. Dat blijkt uit de overgelegde foto’s (productie 11 bij het beroepschrift). Het is aannemelijk dat de cursisten die de toegangstrap naar het atelier nemen, bij het appartement van [verweerder 1] c.s. naar binnen kunnen kijken. Bovendien betreft het een toegangsplek. In het algemeen - naar de ervaring leert - komt het veel voor dat een ingang van een cursusplaats een verzamelplaats is voor personen om bijvoorbeeld bij te kletsen of na te praten. Het is denkbaar dat de cursisten dit ook zullen gaan doen en nog even blijven ‘rondhangen’ rondom de toegangstrap. Het gaat blijkens het beroepschrift om – in ieder geval – vier groepjes van vijf personen per week, verdeeld over vier dagen. Het hof kan zich voorstellen dat dit niet wenselijk is voor [verweerder 1] c.s. – althans hun huurder dan wel gebruiker voor wiens belangen zij mogen en als verhuurder c.q. gebruikgever ook moeten opkomen - en dat er sprake is van geluidsoverlast dan wel een inbreuk op hun privacy op een wijze die er vóór de realisatie van de toegangstrap niet was.
2.5.10.
Tegenover de belangen van [verweerder 1] c.s. staat het belang van [verzoeker 1] c.s. bij de realisatie van de berging met toegangstrap. Dat belang is gelegen in de omstandigheid dat [verzoeker 1] behoefte heeft aan uitbreiding van het souterrain voor haar atelier. Naar het oordeel van het hof weegt dit belang van [verzoeker 1] c.s. niet op tegen de belangen van [verweerder 1] c.s. zoals hiervoor – onder rov. 2.5.7. tot en met 2.5.9. – is weergegeven, zeker niet zonder dat er een (financiële) compensatie tegenover staat. Ten overvloede geldt dat gesteld noch gebleken is dat [verzoeker 1] niet elders haar atelier zou kunnen uitbreiden althans (her)opzetten.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat [verweerder 1] c.s., gezien alle omstandigheden, niet zonder redelijke grond hebben geweigerd de toestemming voor de toegangstrap met een uitbreiding van het souterrain te verlenen.
2.6.
Gezien het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep dan ook bekrachtigen.
Proceskosten
2.7.
Het hof zal [verzoeker 1] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van dit hoger beroep conform het gebruikelijk gehanteerde liquidatietarief. Daarbij zal het hof, zoals verzocht, de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [verzoeker 1] c.s. in de proceskosten van dit hoger beroep, en begroot die kosten overeenkomstig het liquidatietarief tot op heden aan de zijde van [verweerder 1] c.s. op € 343,00 voor griffierecht en € 2.228,00 voor salaris advocaat en
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, N.W.M. van den Heuvel en
T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.