In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van [X] Boomkwekerijen B.V. tegen Loonbedrijf [Y] B.V. De zaak betreft de vraag of [Y] aansprakelijk is voor schade die [X] zou hebben geleden als gevolg van spuitwerkzaamheden met landbouwgif. Het hof behandelt de feiten en de juridische aspecten van de onrechtmatige daad. In eerste aanleg had de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant op 27 augustus 2020 een vonnis gewezen, waartegen [X] in hoger beroep ging. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 14 juni 2022, waarin een bewijsopdracht was gegeven. De raadsheer mr. Van Sandick, die dit tussenarrest mede had gewezen, werd vervangen door raadsheer mr. Van der Pol vanwege pensionering. Tijdens de procedure heeft [Y] aangevoerd dat de bewijsopdracht overbodig was, waarop [X] zich aan het oordeel van het hof refereerde.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [Y] schriftelijke bescheiden heeft overgelegd die de spuitwerkzaamheden op 6 april 2019 documenteren. Het hof oordeelt dat er geen goede grond is voor bewijslevering over de tijdstippen van de werkzaamheden, aangezien er geen geschil meer bestaat tussen partijen over deze tijdstippen. Het hof heeft ook de weersomstandigheden tijdens de spuitwerkzaamheden in overweging genomen en vastgesteld dat de gemiddelde windsnelheid binnen de geldende veiligheidsnormen viel. [X] had betoogd dat [Y] niet had mogen spuiten vanwege windstoten, maar het hof volgt deze redenering niet.
Het hof concludeert dat [Y] de nodige voorzorgsmaatregelen heeft genomen en dat er geen bewijs is dat [Y] op een onveilige manier heeft gewerkt. De stelling van [X] dat er rechtstreeks op haar perceel is gespoten, wordt als onaannemelijk beschouwd. Het hof komt tot de conclusie dat [Y] niet aansprakelijk is voor de gestelde onrechtmatige daad en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. [X] wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 3.121,--.