12.4.1.In r.o. 5.1 en verder van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter een oordeel gegeven over het onder ii. gemaakte verwijt. Tegen dit oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering richt zich grief XI. Bij de beoordeling daarvan neemt het hof als uitgangspunt dat de huurovereenkomst zelf geen bepaling bevat met betrekking tot de verdeling van onderhoudsverplichtingen tussen verhuurder en huurder of de melding van gebreken aan het gehuurde. De artikelen 2, lid 2 en 4 van het op de huurovereenkomst toepasselijke ‘Huurreglement voor bedrijfsruimte’ betreffen de onderhoudsverplichtingen van de verhuurder en de huurder. Artikel 2, lid 2 bepaalt dat de verhuurder alle onderhoudswerkzaamheden zal verrichten voor zover die niet voor rekening van de huurder komen. Artikel 4, lid 1 bepaalt dienaangaande:
“De volgende onderhouds- en reparatiewerkzaamheden komen voor rekening van de huurder:
het witten, sausen, behangen en schilderen binnenshuis;
het vervangen van gebroken en beschadigde ruiten en spiegels;
het onderhoud van en kleine reparties aan hang- en sluitwerk, schakelaars, kontaktdozen, deurbel, gas- en waterleidingkranen e.d.;
het schoonhouden en ontstoppen van closetpotten, vaste wastafels, gootstenen, putten, afvoerleidingen, riolen, dakgoten, regenbakken e.d.;
het tenminste een maal per jaar vegen van de schoorstenen;
de aanleg en het onderhoud van de tuin, welke bij het gehuurde hoort;
het treffen van voorzieningen aan waterleidingen en installaties bij vriezend weer;
alle overige onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, die het gevolg zijn van aanwijsbare schuld (opzet, nalatigheid, onachtzaamheid) van de huurder, of die volgens plaatselijk gebruik voor rekening van de huurder zijn.”
12.4.2.Hieruit volgt, met andere woorden, dat [appellant] verantwoordelijk was voor de binnenboel en de gemeente voor de buitenboel. Hieraan valt op zich geen verplichting voor [appellant] te ontlenen om de gemeente op de hoogte te houden van zaken die qua onderhoud voor haar rekening komen. Dat de huurder verplicht is om voor rekening van de verhuurder komende gebreken te melden, staat niet in de huurovereenkomst of het daarop van toepassing zijnde reglement. De kantonrechter ziet een tekortschieten op dit punt dan ook als een tekortschieten in de verplichting van [appellant] om zich als een goed huurder te gedragen, omdat een meldingsplicht zou voortvloeien uit de eisen van goed huurderschap, te meer omdat [appellant] herhaaldelijk door de gemeente zou zijn gewezen op het feit dat hij gebreken niet had gemeld.