Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Van de Kerkhof;
- de vader, bijgestaan door mr. Nandoe Tewarie;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
3.De beoordeling
De moeder stond in de regio [woonplaats vader] (nog) niet ingeschreven voor een sociale huurwoning en kwam daardoor, gelet op de lange wachtlijsten, niet binnen een afzienbare termijn voor een dergelijke woning in aanmerking. Een particuliere huurwoning in de regio [woonplaats vader] behoorde gelet op de hoge inkomenseisen niet tot de mogelijkheden. De moeder is vanwege het ontbreken van passende woonruimte in de regio [woonplaats vader] dan ook noodgedwongen teruggekeerd naar haar ouders die in [woonplaats moeder] wonen. In [woonplaats moeder] heeft de moeder wel een particuliere huurwoning kunnen vinden omdat de inkomenseisen daar lager liggen dan in de regio [woonplaats vader] .
De moeder heeft niet met de vader gesproken over (het opeisen van) het huurrecht van de gezamenlijke huurwoning van partijen. Voor de moeder was het blijven in deze woning geen optie: zij voelde zich in deze woning niet veilig en in [woonplaats vader] heeft zij geen netwerk om op terug te vallen.
De daadwerkelijke reden van de moeder om met [minderjarige] naar [woonplaats moeder] te verhuizen, is dat zij graag in die regio wil wonen. Hierbij heeft de moeder geen rekening gehouden met de belangen van de vader en [minderjarige] .
Bij toewijzing van het verzoek van de moeder zal [minderjarige] bij het bereiken van de basisschoolleeftijd zeer beperkt contact hebben met de vader in [woonplaats vader] . Bij afwijzing van het verzoek van de moeder zal [minderjarige] in een voor hem vertrouwde omgeving opgroeien. Deze omgeving zorgt voor rust en is daarmee in het belang van [minderjarige] . De kans dat [minderjarige] langdurig in de regio [woonplaats vader] zal wonen is groot: de vader woont en werkt in [woonplaats vader] en zijn familie woont hier. Bij de moeder is deze stabiliteit onzeker.
Voor zover de moeder – onder verwijzing naar jurisprudentie van dit hof – heeft gesteld dat [minderjarige] is geworteld in de huidige omgeving en het niet langer van de moeder en [minderjarige] kan worden gevergd dat zij terugkeren naar [woonplaats vader] , volgt het hof dit standpunt niet. Hierbij neemt het hof in aanmerking – zoals ook de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld – dat [minderjarige] op dit moment als gevolg van de huidige co-ouderschapsregeling afwisselend in [woonplaats vader] en [woonplaats moeder] verblijft. Hierdoor wortelt [minderjarige] op dit moment in beide woonplaatsen en er kan dan ook niet worden gesteld dat [minderjarige] meer is geworteld in [woonplaats moeder] dan in [woonplaats vader] .