6.1.In dit hoger beroep kan, nu tegen de feitenvaststelling in eerste aanleg niet is gegriefd, ook worden uitgegaan van de navolgende feiten.
Novaform, WVO en de gemeente Vlissingen (hierna te noemen: de gemeente) hebben in de jaren 2015 tot en met 2018 met elkaar gesproken over de ontwikkeling van een deel van het Scheldeterrein in Vlissingen, genaamd ‘Kop van het Dok’.
Bij brief van 16 december 2015 heeft Novaform aan de gemeente geschreven:
"(...) Novaform Vastgoedontwikkelaars en Stichting Werkt voor Ouderen (WVO) hebben naar elkaar toe uitgesproken een samenwerking te willen aangaan voor de ontwikkeling van de Kop van het Dok. Hiertoe is in overleg met de Stichting WVO een programma vastgesteld bestaande uit 80 kleinere zorgwoningen, 50 middeldure huurwoningen en 50 middeldure en dure koopwoningen. Partijen zullen hiervoor een intentieovereenkomst afsluiten met elkaar, vooruitlopend op een samenwerkingsovereenkomst. (...)”
Bij e-mail van 8 december 2016 heeft WVO het volgende aan de gemeente bericht (met een cc aan Novaform):
"Inmiddels heeft overleg met Novaform in voldoende mate plaatsgehad om onderling een contract op te gaan maken.
Uitgangspunt is dat WVO directie voert en realiseert en dat Novaform turnkey haar gebouwdelen afneemt.
Zouden jullie een ontwerp willen gaan voorbereiden van de aanbieding die wij moeten doen aan het college waarin tenminste de volgende ontbindende bepalingen worden opgenomen:
(...)
Vanzelfsprekend is het prettig om een keer opwachting te maken bij het college om onze ambities toe te lichten en de heugelijke omstandigheden kracht bij te zetten dat het plan gerealiseerd kan gaan worden waar we zeer content mee zijn. (...) ”.
Op 30 januari 2017 heeft WVO, mede namens Novaform, een brief aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente gestuurd, betreffende ‘herziene aanbieding bouwproject Kop van het Dok te Vlissingen’. In deze brief heeft WVO - onder meer - meegedeeld:
“In het overleg met de gemeente op 3 en 18 november 2016 hebben wij met uw team op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over een onderliggende grondwaarde van € 5.380.000,- exclusief btw (...). Wij zijn bereid dit bedrag te betalen voor bouw- en woonrijpe grond en met als voorwaarde de onherroepelijke omgevingsvergunning voor het door ons voor te leggen plan.”
Het in de brief beschreven project voorziet in de bouw van 178 appartementen, waarvan 67 sociale huurappartementen, 59 middeldure huurappartementen en 52 koopappartementen, alsmede in een parkeervoorziening. Punt 8 van de brief luidt als volgt:
"Deze aanbieding vindt plaats onder de volgende ontbindende voorwaarden:
(...)
- Een ondertekende samenwerkingsovereenkomst tussen Novaform en WVO Zorg over het project.
(...)".
Bij brief van 16 februari 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente aan WVO meegedeeld dat het op 7 februari 2017 een besluit heeft genomen, waarmee overeenstemming is bereikt over de aanbieding met een grondwaarde van € 5.380.000,00 exclusief btw voor de ontwikkeling van de locatie Kop van het Dok. Verder staat in de brief vermeld dat de ambtelijke organisatie opdracht heeft gekregen om de bereikte overeenstemming in gezamenlijkheid met WVO en Novaform uit te werken in een koop- en ontwikkelovereenkomst.
Na ontvangst van deze brief zijn Novaform en WVO met elkaar in overleg getreden over een nadere invulling van het ontwikkeltraject. Hierbij is onder meer gesproken over de doelgroep die van de appartementen gebruik zal maken en over een turnkey-koopovereenkomst.
In de e-mail van 14 november 2017 heeft de heer [persoon A] van WVO aan Novaform het volgende geschreven:
“(…) Geconstateerd moet worden dat het plan naar aanleiding van het windtunnel onderzoek dient te worden bijgesteld en verder moet worden ontwikkeld. Daardoor zijn de financiële uitgangspunten voor het project verder onder druk komen te staan.
Dat betekent ook dat het nog veel lastiger zal zijn om voor deze planontwikkeling enigerlei vorm van samenwerking met Novaform aan te gaan. Daarbij helpt het niet dat, zo heb ik gemerkt, onze gedachten omtrent de vorm waarin wij zouden kunnen samenwerken toch wel flink uit elkaar liggen. Ik noem een aantal punten:
Ons uitgangspunt voor de mogelijke samenwerking is dat wij het gebouw ontwikkelen en vervolgens turnkey realiseren en de woningen aan Novaform verkopen en leveren. Zoals je terecht opmerkt in je mailbericht van 24 oktober 2017 bestaat over de inhoud van een daarvoor te sluiten turnkey koopovereenkomst nog veel verschil van mening.
Bij een samenwerkingsvorm waarbij Novaform vrije sector huur- en koopwoningen voor een vaste prijs van ons koopt, past duidelijk een andere rol voor zowel WVO Zorg en Novaform ten aanzien van prijsvorming, risico 's en aansprakelijkheden.
Novaform wil de vrije sector huurwoningen onderbrengen bij een belegger. Voor de voortgang van de ontwikkeling is het belangrijk dat die belegger ook reeds in beeld is. Wij hebben hier al vaak over gesproken, maar concrete voortgang wordt nog niet gemaakt. Onze gedachten liggen uit elkaar met betrekking tot het proces om te komen tot de prijs waarvoor Novaform de vrije sector huur- en koopwoningen van ons koopt
(...)
Een belangrijk punt voor WVO Zorg is dat voor alle appartementen (sociale huur, middeldure huur en koop) in de overeenkomsten een doelgroep van 65+ wordt vastgelegd. Ook hierover is nog geen overeenstemming.
Wij hebben nog geen overeenstemming over het programma van eisen/de technische omschrijving van de woningen en welke elementen niet in de overeen te komen vaste prijs zijn begrepen en welke wel.
Over de inhoud van de turnkey koopovereenkomst constateer ik ook nog andere punten waarover discussie bestaat zoals:
a. Indexering van de prijs;
b. de termijnregeling voor de betaling van de prijs (...);
c. zekerheden over en weer;
d. Inhoud en reikwijdte van diverse garanties.
Ik som deze punten bewust op, omdat ik er een hard hoofd in heb dat wij er in zullen slagen om een oplossing te vinden voor al deze discussiepunten. Ik vind echter wel dat wij hierover tot overeenstemming moeten komen voordat wij verder gaan met een mogelijke samenwerking. De genoemde punten zijn belangrijk vanuit de belangen van WVO Zorg en onze doelgroep/cliënten. (...)”.
Bij e-mail van 16 oktober 2018 heeft de heer [persoon B] van WVO aan Novaform te kennen gegeven dat het naar zijn mening geen zin meer heeft om het gesprek met Novaform voort te zetten.
De heer [persoon C] van Novaform heeft bij brief van 11 december 2018 medegedeeld dat Novaform zich hiermee niet kan verenigen en dat Novaform de gesprekken met WVO wenst voort te zetten.
6.2.1.Gelet op de hierna aan te halen gewijzigde eis in hoger beroep is de vordering in eerste aanleg niet langer relevant. Het gaat in deze zaak primair om de vraag of tussen partijen in 2015 (of later) een samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen en, zo ja, of WVO in de nakoming daarvan jegens Novaform is tekortgeschoten. Daarnaast, het hof begrijpt: subsidiair, neemt Novaform het standpunt in dat WVO jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de besprekingen in het kader van een (voorgenomen) samenwerking te beëindigen. WVO heeft dit alles gemotiveerd weersproken. Het verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.2.In het bestreden eindvonnis van 22 april 2020 heeft de rechtbank de vordering van Novaform afgewezen en Novaform in de proceskosten veroordeeld. Daartoe overweegt de rechtbank – zakelijk weergegeven – dat tussen partijen geen sprake is van een overeenkomst met een resultaatsverbintenis en dat er geen verplichting voor WVO bestond om gesprekken over een samenwerking voort te zetten.