ECLI:NL:GHSHE:2022:3022

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.311.932_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens niet tijdige inschrijving van de appeldagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, Dexia Nederland B.V., was in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van 24 februari 2021. De procedure kende een aantal belangrijke data, waaronder de dagvaarding in hoger beroep van 18 mei 2022 en een rolbeslissing van 12 juli 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de appeldagvaarding van 12 mei 2021 niet tijdig was ingediend, wat leidde tot de vraag of de daaropvolgende dagvaarding van 18 mei 2022 als geldig herstelexploot kon worden aangemerkt. Het hof concludeerde dat dit niet het geval was, omdat de oorspronkelijke appeldagvaarding niet werd genoemd en er geen melding werd gemaakt van het verzuim dat hersteld diende te worden. Hierdoor was de aanhangigheid van de eerste appeldagvaarding vervallen. Het hof verklaarde appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep, zonder proceskostenveroordeling, aangezien de geïntimeerde niet was verschenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.311.932/01
arrest van 30 augustus 2022
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen,
als vervolg op de door het hof gegeven rolbeslissing van 12 juli 2022 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer 7465524 CV EXPL 19-360 gewezen vonnis van 24 februari 2021.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 18 mei 2022;
  • de rolbeslissing van 12 juli 2022;
  • de akte van appellante met twee producties.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In genoemde rolbeslissing van 12 juli 2022 heeft het hof vastgesteld dat het exploot van dagvaarding van 18 mei 2022 niet is uitgebracht binnen de in artikel 339 lid 1 Rv voor gewone zaken voorgeschreven termijn van drie maanden. Appellante is in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep.
2.2.
In haar akte stelt appellante dat zij ontvankelijk verklaard dient te worden in haar hoger beroep. Zij voert daartoe het volgende aan.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, heeft op 24 februari 2021 vonnis gewezen in de procedure tussen appellante en geïntimeerde. Bij dagvaarding van 12 mei 2021 is appellante tegen dat vonnis in hoger beroep gekomen. Geïntimeerde is daarbij opgeroepen om op 10 mei 2022 te verschijnen bij het hof. De dagvaarding is niet tijdig bij het hof aangebracht, maar op grond van artikel 125 lid 5 Rv en artikel 3.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven had appellante een hersteltermijn van 2 weken.
Op 18 mei 2022 is bij wijze van herstel aan geïntimeerde een nieuwe dagvaarding uitgereikt. Bovendien heeft de gemachtigde van geïntimeerde zich bij ‘stel fax’ van 3 mei 2022 als advocaat gesteld in de onderhavige procedure (productie 2). De dagvaarding van 18 mei 2022 is tijdig bij de griffie aanhangig gemaakt. Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7203, concludeert appellante dat voldaan is aan de wettelijke eisen en verzoekt zij het hof om haar ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
2.3.
Bij de beoordeling stelt het hof het volgende voorop. Artikel 125 lid 1 Rv bepaalt dat het geding aanhangig is vanaf de dag der dagvaarding. Volgens het vijfde lid van dit artikel vervalt de aanhangigheid als het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op het in het tweede lid vermelde tijdstip is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig (inschrijvings-) herstelexploot is uitgebracht. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan als herstelexploot in de zin van artikel 125 lid 5 Rv slechts gelden een exploot dat – onder handhaving van het oorspronkelijke exploot en met inachtneming van de termijn van dagvaarding – aan geïntimeerde een nieuwe rechtsdag aanzegt en dat daadwerkelijk wordt gevolgd door inschrijving op de rol van die nieuwe rechtsdag.
2.4.
Vast staat dat de appeldagvaarding van 12 mei 2021 niet tijdig ter inschrijving op de rol is ingediend. De appeldagvaarding van 18 mei 2022 waarmee appellante heeft beoogd dit verzuim te herstellen, kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als geldig inschrijvingsherstelexploot in de hiervoor onder 2.3 bedoelde zin. Hoewel het exploot is uitgebracht binnen de twee weken termijn van artikel 125 lid 5 Rv, wordt in dit exploot de oorspronkelijke – te handhaven – appeldagvaarding niet genoemd, noch de aanvankelijke zittingsdatum. Evenmin wordt gemeld dat sprake is van een verzuim dat dit exploot beoogt te herstellen. Appellante heeft evenmin bij de inschrijving van de zaak de eerste appeldagvaarding ter inschrijving aangeboden zodat ook daaruit niet de bedoeling van enig herstel kan worden afgeleid. Dit alles betekent dat het exploot van 18 mei 2022 niet het door appellante beoogde rechtsgevolg heeft en dat de aanhangigheid van de eerste appeldagvaarding is vervallen.
Het exploot van 18 mei 2022 kan wel als een zelfstandige appeldagvaarding worden beschouwd, maar dat kan evenmin tot behandeling van het hoger beroep leiden nu dat exploot ruimschoots na de het verstrijken van de appeltermijn is uitgebracht.
Het door appellante als productie 2 overgelegde H2-formulier van mr. Maliepaard van 3 mei 2022 leidt niet tot een ander oordeel. Dit stel-formulier is ingediend voor de aanvankelijk aangezegde roldatum 10 mei 2022, op welke datum de zaak niet is aangebracht. Een nieuw H2-formulier voor de nieuwe roldatum, 28 juni 2022, is niet ingediend. Ook overigens is niet gebleken dat geïntimeerde (al dan niet stilzwijgend) met wijziging van de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag heeft ingestemd.
2.5.
De slotsom is dat appellante niet-ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep. Een proceskostenveroordeling kan achterwege blijven omdat geïntimeerde niet is verschenen.

3.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellante niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 augustus 2022.
griffier rolraadsheer