ECLI:NL:GHSHE:2022:3021

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.307.677_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering in kort geding; belang bij de proceskostenveroordeling; acties van de verhuurder

In deze zaak heeft Tiwos, een Tilburgse woonstichting, in hoger beroep een ontruimingsvordering ingediend tegen G&K bewindvoering V.O.F., vertegenwoordigd door twee vennoten. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de huurder, [appellant], zich niet als een goed huurder heeft gedragen en structureel overlast heeft veroorzaakt voor de omwonenden. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering afgewezen en Tiwos in de proceskosten veroordeeld. Tiwos heeft vier grieven ingediend in hoger beroep, waarbij zij onder andere aanvoert dat de feitenweergave in het vonnis onvolledig is en dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is van de overlast die [appellant] heeft veroorzaakt, waaronder geluidsoverlast en bedreigingen aan buren. Het hof oordeelt dat de tekortkomingen van [appellant] van voldoende gewicht zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. Het hof vernietigt het bestreden vonnis, verklaart Tiwos niet ontvankelijk in haar vordering tot ontruiming, en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van beide instanties. De uitspraak is gedaan op 30 augustus 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.307.677/01
arrest in kort geding van 30 augustus 2022
in de zaak van
de stichting
Tiwos, Tilburgse woonstichting,
gevestigd te Tilburg,
appellante,
hierna aan te duiden als Tiwos,
advocaat: mr. C.J.P. Schellekens te Tilburg,
tegen
[vennoot 1]
en
[vennoot 2] ,
beiden in hun hoedanigheid van vennoot van de vennootschap onder firma,
G&K bewindvoering V.O.F.welke vennootschap onder firma in deze procedure handelt in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die toebehoren aan
[appellant],
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. L.L. Ross te Tilburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 maart 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van 9 februari 2022, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, gewezen tussen Tiwos als eiseres en [appellant] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9597470 VV EXPL 21-97)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
- de memorie van antwoord;
- het verzoek van [appellant] om een datum voor een mondelinge behandeling te bepalen;
- bij rolbericht van 7 juni 2022 is de mondelinge behandeling bepaald op 25 juli 2022;
- een brief van Tiwos van 11 juli 2022 waarin zij verzoekt de mondelinge behandeling niet te laten doorgaan. Bij deze brief zijn 6 producties, waaronder een usb-stick, als bijlagen meegestuurd.
- een brief van [appellant] van 12 juli 2022 waarin hij aangeeft in te stemmen met het verzoek van Tiwos. [appellant] verzoekt om Tiwos in de kosten van beide instanties te veroordelen.
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. De aantekeningen die blijkens het bestreden vonnis van het verhandelde ter zitting zijn gemaakt, maken geen deel uit van het gefourneerde procesdossier.

3.De beoordeling

De feiten

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Tiwos heeft aan [appellant] met ingang van 18 september 2012 een appartement, gelegen op de eerste verdieping van een uit twee woonlagen bestaand wooncomplex, verhuurd.
[appellant] huurde voorafgaande aan deze huurovereenkomst een andere woonruimte van Tiwos. Omdat hij veel overlast veroorzaakte, is er, in overleg met de gemeente en maatschappelijke organisaties, waaronder Traverse, voor gekozen om [appellant] een tweede kans te bieden in een andere woning van Tiwos. Als randvoorwaarden zijn gesteld dat hij woonbegeleiding van Traverse kreeg, dat werd ingezet op een behandeling door Novadic-Kentron (in verband met problematisch drankgebruik), dat er een psychologische test zou volgen (voor eventuele passende psychische begeleiding) en dat [appellant] moest zorgen voor een dagbesteding.
In september 2013 heeft Tiwos (via de politie) een melding van overlast door [appellant] ontvangen. Zij heeft die maand [appellant] uitgenodigd voor een gesprek maar daarop is [appellant] niet ingegaan. Zij heeft [appellant] verzocht de overlast te stoppen.
Begin 2014 heeft Tiwos een melding van overlast door [appellant] ontvangen van de onderbuur. Een mutatierapport van de politie hierover heeft Tiwos als productie 7 in eerste aanleg overgelegd. Bij brief van 12 februari 2014 heeft Tiwos [appellant] uitgenodigd om hierover een gesprek te voeren.
In 2014 heeft Traverse vastgesteld dat de woning van [appellant] in een zeer zorgelijke toestand verkeerde, waarna de trajectregisseur in een e-mail heeft aangegeven dat de ontwikkelingen en de staat van de woning voor hem voelen als een herhaling van zetten ten opzichte van de vorige woning, te weten: ruzie met de buren “(het ligt niet aan [appellant] , aldus [appellant] – het bekende verhaal)”, slecht onderhouden woning en een toename van alcoholgebruik met contact met politie en justitie als gevolg. Hij heeft aangegeven een slecht gevoel te hebben bij de ontwikkelingen “zeker als ik dat afzet tegen hoe ik aan kijk tegen de intrinsieke motivatie van cliënt om zijn gedrag te veranderen en daarbij het lerend en introspectief vermogen van cliënt”.
In maart 2014 heeft [appellant] een officiële schriftelijke waarschuwing van Traverse ontvangen wegens agressief en bedreigend gedrag jegens een medewerker van Traverse.
Eind december 2014 heeft Tiwos diverse meldingen van overlast (muziekoverlast in de nachtelijke uren) door [appellant] ontvangen waarna zij hem opnieuw heeft uitgenodigd voor een gesprek.
In april 2015 heeft een buurtbewoonster (nr. 6) bij Tiwos geklaagd over geluidsoverlast door [appellant] . Zij is bij [appellant] langs geweest. Hij heeft haar (en haar kind) toen bedreigd, zo heeft zij Tiwos verteld.
In augustus 2015 heeft een andere buurtbewoonster (nr. 5) bij Tiwos geklaagd over geluidsoverlast door [appellant] .
Bij beschikking van 20 januari 2016 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [appellant] .
In die maand heeft Tiwos [appellant] aangesproken op diens gedrag in de portiek waarvan de buren last hadden. [appellant] gaf in dat gesprek aan rekening te zullen houden met de buren.
Medio 2018 is door loodgieterswerkzaamheden aan het licht gekomen dat de woning van [appellant] extreem vervuild was. Met behulp van de begeleider van Traverse en de gemeente die bereid was [appellant] bijzondere bijstand te verlenen, heeft er een grote schoonmaakactie in de woning van [appellant] plaatsgevonden.
Uit een e-mailbericht van de wijkagent blijkt dat er in november, december 2018 en januari 2019 vijf meldingen bij de politie zijn gedaan over geluidsoverlast bij [appellant] .
Op 2 september 2019 heeft een buurtbewoonster (nr. 8) Tiwos gemeld dat zij geluidsoverlast van [appellant] ervaart en dat hij bedreigingen uit.
Op 11 september 2019 heeft er een gesprek met [appellant] plaatsgevonden op het politiebureau. Hij werd daarbij aangesproken op het veroorzaken van geluidsoverlast.
In mei 2020 heeft Tiwos klachten van de onderbuurman van [appellant] ontvangen. Hij klaagde over geluidsoverlast door [appellant] en het feit dat hij regelmatig eten over het balkon naar beneden gooide.
In september 2020 heeft een andere buurtbewoner (nr. 12) aan Tiwos gemeld dat [appellant] erg agressief is tegen de buren en iedereen uitscheldt. Als Tiwos niets doet, dan zal deze bewoner zelf in actie komen, zo schrijft hij.
In diezelfde maand heeft Tiwos een melding van geluidsoverlast ontvangen van de huurder op nr. 10. [appellant] ging helemaal uit zijn plaat vanwege drank en drugs; het loopt de spuigaten uit, haar slaapproblemen nemen toe, aldus de melder.
De wijkagent heeft Tiwos per e-mail van 22 september 2020 bericht dat [appellant] al dagen voor ernstige overlast zorgt en dat de buurt er helemaal klaar mee is. De politie heeft toen geconstateerd dat [appellant] dronken was en wartaal uitsloeg.
Op 23 september 2020 heeft Tiwos de leefbaarheidsconsulent van [appellant] , [persoon A] (hierna [persoon A] ), aangeschreven met het verzoek aan [appellant] duidelijk te maken direct met de overlast te stoppen. Zo niet, dan zal een juridische procedure worden opgestart.
Op diezelfde dag heeft [persoon A] Tiwos geschreven dat [appellant] zich bedreigd voelde door sommige buurtbewoners. Er is geprobeerd onder regie van Tiwos een gesprek te organiseren met de buurvrouw maar die wilde niet in gesprek gaan.
Bij e-mail van 22 december 2020 aan de wijkagent heeft [persoon A] gemeld dat de buurvrouw van [appellant] ruzie aan het maken was met een derde.
Op 25 en 26 juli 2021 heeft Tiwos meldingen van geluidsoverlast door [appellant] van de buurtbewoners op nummer 5 en 7 ontvangen.
Op 3 augustus 2021 heeft de wijkagent Tiwos per e-mail bericht dat [appellant] de nacht ervoor voor overlast heeft gezorgd.
Nadat er een ruzie was geweest tussen [appellant] en zijn buurvrouw heeft de gemachtigde van [appellant] Tiwos verzocht om een gesprek. Tiwos heeft dit verzoek afgewezen; zij zag daarin geen meerwaarde.
Op 31 augustus 2021 heeft Tiwos een melding van Veilig Thuis ontvangen die namens een buurtbewoner meldde dat [appellant] overlast had veroorzaakt.
Op 30 oktober 2021, 4, 10, 11 en 19 november 2021 heeft [persoon A] namens [appellant] Tiwos gemaild dat zijn buurvrouw (nr. 6) overlast veroorzaakte en hem uitschold, terwijl de benedenbuurman geluidsoverlast veroorzaakte.
Op 13 november 2021 heeft Tiwos een uitgebreid verslag van de onderbuurman (nr. 3) ontvangen waarin hij vermeldt dat hij de huur heeft opgezegd wegens overlast en onprettige ervaringen met [appellant] .
Ook van de buurtbewoner op nr. 5 heeft Tiwos een verslag ontvangen waarin zij vermeldt wanneer en hoe zij overlast heeft ervaren op 1 februari 2021, 21 maart 2021 en 27 april 2021. Vervolgens heeft zij op 29 november 2021, 13 december 2021, 17 december 2021 en 28 december 2021 een e-mail aan Tiwos gestuurd waarin zij klaagt over geluidsoverlast door [appellant] .
Voorts ontving Tiwos een e-mail van de buurtbewoner op nr. 10. Zij heeft aangegeven dat zij, de buurtbewoners, elke week met regelmaat overlast ervaren van [appellant] . Dit gebeurt vooral in de vorm van bonken en op het balkon schreeuwen, hetgeen drie huizen verder door de muren heen te horen is, aldus de melder. We hebben, zo schrijft zij, ook al regelmatig gehad dat we met meerdere bewoners ’s nachts de straat op gaan om hem kalm te krijgen en het enige wat je dan krijgt, is bedreigingen dat hij ons allemaal neersteekt.
Bij e-mail van 30 november 2021 heeft Tiwos [appellant] de gelegenheid geboden om de huurovereenkomst te beëindigen. [appellant] is daarop toen niet ingegaan.
Tiwos heeft een verklaring van [persoon B] , wonende op nr. 12, in het geding gebracht. Daarin geeft hij aan dat [appellant] afgelopen zomer midden in de nacht op zijn balkon stond te schreeuwen en doodsbedreigingen heeft geuit aan zijn adres. Begin januari 2022 heeft hij weer op zijn balkon geschreeuwd en noemde hij [persoon B] “kankergriek”. Hij zei dat hij een geweer had en hem wel kapot zou schieten, aldus de verklaring. In de verklaring heeft [persoon B] , die de ex is van de bewoonster op nr. 6, tevens aangegeven welke overlastklachten zijn ex van [appellant] heeft. Hij heeft voorts verklaard bang te zijn dat het uit de hand gaat lopen.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.1.
In de onderhavige kort gedingprocedure heeft Tiwos in kort geding, samengevat, gevorderd [appellant] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de huurovereenkomst, inhoudende dat hij zich als goed huurder moest gedragen. Tiwos verwijt [appellant] structureel ernstige overlast aan de omwonenden te hebben bezorgd en zich agressief, intimiderend en grensoverschrijdend te hebben gedragen.
3.2.3.
[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.4.
Na een gehouden mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de vordering van Tiwos afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
De grieven tegen het bestreden vonnis
3.3.
Tiwos heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. In grief 1 betoogt Tiwos dat de feitenweergave in het kort gedingvonnis onvolledig is. Grief 2 richt zich tegen de overweging van de kantonrechter dat slechts met de meldingen uit 2020 en 2021 rekening wordt gehouden. In grief 3 bestrijdt Tiwos het oordeel dat een ontbinding met haar gevolgen niet gerechtvaardigd is, zodat in kort geding daarop niet vooruit kan worden gelopen door de ontruimingsvordering toe te wijzen. Grief 4 richt zich tegen de proceskostenveroordeling. Tiwos heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.
De ontwikkelingen na de uitspraak van de kantonrechter
3.4.1
Bij dagvaarding van 24 mei 2022 heeft Tiwos een tweede kort gedingprocedure tegen [appellant] aanhangig gemaakt en bij vonnis in kort geding heeft de kantonrechter de vordering van Tiwos tot ontruiming toegewezen. [appellant] heeft bij brief van 1 juli 2022 gericht aan Tiwos de huur opgezegd en verzocht om de huur per 12 juli 2022 te beëindigen.
3.4.2.
Tiwos verzoekt het hof haar vorderingen conform haar hoger beroepsdagvaarding toe te wijzen. Zij geeft aan daarbij belang te hebben omdat zij een veroordeling wenst in de proceskosten die zij heeft moeten maken en omdat de beroepstermijn aangaande het tweede kort geding nog niet was verstreken.
3.4.3.
[appellant] heeft daarop aangegeven dat het nu wel tot ontruiming is gekomen omdat Tiwos een tweetal gesprekken met [appellant] had ingepland en zijn gedrag extremer is geworden. Deze informatie is eerst na het bestreden vonnis naar voren gekomen. Daarmee had de kantonrechter geen rekening kunnen houden, aldus [appellant] . De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis terecht destijds de ontruiming niet uitgesproken en Tiwos terecht in de proceskosten veroordeeld.
Het spoedeisend belang in hoger beroep
3.5.1.
Voorop wordt gesteld dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is.
Het hof is van oordeel dat Tiwos geen spoedeisend belang meer heeft bij haar vordering tot ontruiming, gelet op de inhoud van het vonnis in het tweede kort geding en de inhoud van de brief van 1 juli 2022 van [appellant] aan Tiwos. Het hof zal Tiwos niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot ontruiming.
3.5.2.
Het hof begrijpt uit de brieven van partijen van 11 en 12 juli 2022 dat de resterende rechtsstrijd tussen partijen ziet op de vraag of het bestreden vonnis juist is gewezen, hetgeen van invloed is op de beslissing over de proceskosten. Het hof zal ter beoordeling van dit geschilpunt de grieven behandelen.
De beoordelingsmaatstaf
3.6.1.
Het hof stelt vast dat er geen grieven zijn gericht tegen de overwegingen van de kantonrechter in 3.6 en 3.7 van het bestreden vonnis. Daarin is de maatstaf voor de beoordeling gegeven. Het hof zal het geschil dan ook op basis van deze maatstaf beoordelen.
3.6.2.
De kantonrechter overweegt in 3.6 van het bestreden vonnis dat een vordering tot ontruiming in een voorlopige voorziening slechts gerechtvaardigd zal zijn als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. In 3.7 van het bestreden vonnis overweegt de kantonrechter dat ingevolge artikel 6:265 BW iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.6.3.
De hoofdregel en de tenzij-bepaling brengen tezamen de materiële rechtsregel tot uitdrukking dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast brengt de structuur van hoofdregel en tenzij-bepaling in de systematiek van het BW echter wel mee dat de schuldeiser moet stellen en zo nodig bewijzen dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de schuldenaar (en in voorkomend geval dat voldaan is aan de eis van art. 6:265 lid 2 BW dat de schuldenaar in verzuim is), en dat het aan de schuldenaar is om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die zien op toepassing van de tenzij-bepaling.
3.6.4.
Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Ten aanzien van de ontbinding van een overeenkomst van huur en verhuur van woonruimte gelden geen bijzondere regels. Het is aan de feitenrechter om te beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden.
Dat het aan de schuldenaar is om zich op de tenzij-bepaling te beroepen, sluit niet uit dat onder omstandigheden in het verweer van de schuldenaar dat geen sprake is van een tekortkoming, afhankelijk van de daartoe aangevoerde feiten en omstandigheden, het (subsidiaire) betoog besloten kan liggen dat de tekortkoming – indien deze in rechte wordt aangenomen – gelet op de omstandigheden van het geval niet de gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Of dat zo is, is een kwestie van uitleg van de stellingen van de schuldenaar en zal mede ervan afhangen of een dergelijk (subsidiair) betoog voor de schuldeiser voldoende kenbaar was, aldus de Hoge Raad.
Grief 1: de feiten
3.7.
In grief 1 betoogt Tiwos dat de kantonrechter niet alle relevante feiten in rechtsoverweging 3.1 van het bestreden vonnis heeft weergegeven. Zo is niet meegewogen dat [appellant] eerder woonruimte van Tiwos had gehuurd en deze moest verlaten als gevolg van door hem gepleegde overlast en hij van Tiwos een tweede kans heeft gekregen doordat hem toen een andere woning is verhuurd. Daarbij heeft Tiwos gewezen op de randvoorwaarden waaronder een behandeling bij Novadic-Kentron in verband met zijn problematisch drankgebruik en het volgen van een dagbesteding. Voorts wijst Tiwos op het feit dat zij [appellant] herhaalde malen op gesprek heeft gevraagd, op het feit dat de door hem vervuilde woning is schoongemaakt, op het oordeel van de trajectregisseur [persoon C] en op het gedrag van [appellant] jegens een medewerker van Traverse.
Deze door Tiwos gestelde feiten zijn niet althans onvoldoende door [appellant] betwist. Het hof heeft deze feiten als relevante feiten in de opsomming weergegeven. Het hof verwijst ter onderbouwing naar de hiervoor weergegeven overwegingen van de Hoge Raad, inhoudende dat bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, alle omstandigheden van het geval van belang kunnen zijn.
Grief 1 slaagt dan ook in zoverre. Dit leidt op zichzelf evenwel niet tot een vernietiging van het dictum. Daarvoor dienen de overige grieven beoordeeld te worden.
Grief 3: ontbinding gerechtvaardigd?
3.8.
De kantonrechter heeft overwogen dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat [appellant] door zijn gedragingen voor overlast aan omwonenden heeft gezorgd maar dat onder de gegeven omstandigheden een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet wordt gerechtvaardigd. Het had, aldus de kantonrechter, op de weg van Tiwos gelegen om de overlast te voorkomen, te verhelpen of te beperken, althans had zij zich daar meer voor moeten inspannen. Dit heeft zij nagelaten. Haar acties jegens [appellant] waren gericht op beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter wijst op het verzoek namens [appellant] om een gesprek met de buurvrouw van nummer 6 te organiseren; deze buurvrouw zou de buurtbewoners hebben gevraagd mee te gaan in haar “hetze” tegen [appellant] .
Grief 3 richt zich met name tegen deze overwegingen van de kantonrechter. Om deze grief te beoordelen zal eerst in rechte moeten worden beoordeeld om welke tekortkomingen het hier gaat en of deze in beginsel een ontbinding rechtvaardigen.
De tekortkomingen
3.9.1.
Het hof heeft in de feitenweergave al vastgesteld dat Tiwos gedurende vele jaren meldingen van overlast gepleegd door [appellant] van buurtbewoners heeft ontvangen. Dat Tiwos deze meldingen heeft ontvangen, is door [appellant] niet betwist. Hij heeft wel betwist dat de meldingen terecht zijn gedaan, met andere woorden dat hij zich aan deze overlast zou hebben schuldig gemaakt.
3.9.2.
Het hof is evenwel van oordeel dat de gestelde tekortkomingen van [appellant] met de vereiste grote mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zullen worden vastgesteld. De klachten van de omwonenden komen erop neer dat [appellant] met name in de avonduren en ’s nachts geluidsoverlast heeft veroorzaakt dat hij regelmatig stond te schreeuwen op het balkon en op de muren bonkte. Bewoners hebben dit vaak bij de politie gemeld en de geluidsoverlast is een aantal malen door de politie geconstateerd. Dat [appellant] dit gedrag met name vertoonde als hij onder invloed van alcohol was, is eveneens door zowel de wijkagent als de bewoners aangegeven. De betwisting door [appellant] dat hij niet onder invloed was, waarbij hij erop wijst dat de politie geen test bij [appellant] heeft afgenomen, is voldoende weerlegd met de door Tiwos overgelegde producties. Het hof wijst op de inhoud van de randvoorwaarden die [appellant] bij de tweede kans zijn gesteld en de verklaring van de trajectregisseur uit 2014. Dit is weliswaar vele jaren geleden maar [appellant] heeft niet gesteld en er is niet gebleken dat er een verandering in zijn situatie is opgetreden. Bovendien heeft de politie ook nadien geconstateerd dat [appellant] ten tijde van gemelde overlast dronken was. De voorgeschiedenis is in zoverre wel relevant en toont aan dat er bij [appellant] sprake is van een gedragsprobleem dat zich al vele jaren, met name onder invloed van alcohol voordoet en daarmee structureel van aard is. Het hof verwijst, ter onderbouwing van het oordeel, voorts naar de zeer gedetailleerde verklaring van de onderbuurman; in de contacten met [appellant] bood [appellant] hem herhaaldelijk en biertje aan en was [appellant] onder invloed. De onderbuurman verklaart onder andere over [appellant] : “(…) Hij wilde chillen, maar alles op zijn voorwaarde en hij was al behoorlijk van de kaart en in de 20 minuten ofzo dat ik daar was heeft hij zeker 2 halve liters gedronken (…)”.
Naast het veroorzaken van geluidsoverlast zien de tekortkomingen ook op het uitschelden en bedreigen van buurtbewoners. De onderbuurman heeft verklaard dat [appellant] in september 2021 aan zijn deur heeft staan bonken en schreeuwen. Via de achterdeur is hij uit zijn woning gevlucht en hij heeft elders geslapen. Hij voelde zich niet veilig in zijn woning en is uiteindelijk ook verhuisd. Het hof verwijst voorts naar de hiervoor aangehaalde e-mail van de bewoonster op nr. 10, waarin de bedreigingen ook ter sprake zijn gebracht. De buurtbewoonster op nr. 5 heeft in haar verklaring aangegeven dat [appellant] de buurvrouw op nr. 6 voor haar deur lastig heeft gevallen. Even later hebben we, zo staat in haar verklaring, met deze buurvrouw staan praten; de buurvrouw trilde als een rietje met tranen in haar ogen. Zo onder de indruk was ze van hem. Veilig Thuis zag kennelijk ook de noodzaak om in een e-mail aan Tiwos aan te geven dat ook de zoon van de bewoonster bang is van [appellant] .
3.9.3.
Het hof verwerpt het betoog van [appellant] dat het juist de buurvrouw op nummer 6 is die overlast veroorzaakt en de omwonenden tegen hem opzet. Het hof verwijst naar het feitenoverzicht waaruit blijkt dat meldingen van geluidsoverlast ook door de wijkagent worden bevestigd en waaruit blijkt dat meerdere bewoners hebben geklaagd over de overlast. Het hof wijst voorts op het gedetailleerde verslag van de onderbuurman, waaruit geenszins kan worden afgeleid dat hij is opgezet door de buurvrouw op nummer 6.
conclusie
3.10.
Het hof is van oordeel dat met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden omdat de hiervoor besproken tekortkomingen een ontbinding rechtvaardigen. Het hof leest in het betoog van [appellant] - verwezen wordt onder andere naar het gestelde onder nummer 21 van de conclusie van antwoord - een beroep op de tenzij-bepaling. Naar het oordeel van het hof gaat het niet om tekortkomingen van een bijzondere aard of geringe betekenis die ontbinding niet zouden rechtvaardigen. Integendeel, de tekortkomingen zijn bijzonder ernstig van aard. Verwezen wordt naar de melding van de onderbuurman die de huur als gevolg van deze overlast heeft opgezegd. Tiwos heeft aangegeven dat het appartement gelet op de overlast niet verhuurbaar is. Het hof wijst voorts op de bedreigingen die [appellant] heeft geuit jegens de vertrokken onderbuurman en de bewoners op de nummers 6, 10 en 12. Aan Tiwos is te kennen gegeven dat het uit de hand dreigt te lopen. Dat [appellant] inmiddels zou zijn bedreigd door een of meerdere omwonenden, past in zoverre in de steeds dreigender wordende situatie.
Onder deze omstandigheden staat, naar het oordeel van het hof, in voldoende mate vast dat van de verhuurder in redelijkheid niet kan worden verlangd dat de huurder nog langer gebruik maakt van het gehuurde, ook al is de huurovereenkomst nog niet rechtsgeldig geëindigd.
3.11.
Gelet op voormeld oordeel kan Tiwos niet worden verweten dat zij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de meldingen. Het hof verwerpt de stelling dat Tiwos onder de gegeven omstandigheden jegens [appellant] verplicht zou zijn om te bezien of er nog mogelijkheden waren om aan de overlast een einde te maken. Tiwos had [appellant] al een tweede kans gegeven die hij niet heeft gegrepen.
3.12.
Het hof concludeert dat grief 3 slaagt en dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
Grief 2: beperkte beoordelingsperiode
3.13.
Grief 2 slaagt eveneens. Zoals uit het vorenstaande blijkt, dient de rechter bij de beoordeling of ontbinding gerechtvaardigd is, alle omstandigheden van het geval mee te wegen. Tiwos heeft een beroep gedaan op tekortkomingen van [appellant] die dateren van zowel vóór 2020 als vanaf 2020. Deze moeten in beginsel allen worden meegewogen; het oordeel kan zijn dat bepaalde tekortkomingen die zich langere tijd geleden hebben voorgedaan gelet op hun geringe betekenis niet tot een gerechtvaardigde ontbinding leiden maar dit is niet met zoveel woorden door de kantonrechter beslist. Voor het overige behoeft de grief geen nadere bespreking gelet op het inhoudelijk oordeel van het hof, gegeven bij de beoordeling van grief 3.
Devolutieve werking: overige verweren
3.14.
Het slagen van de grief brengt mee dat het hof de in eerste aanleg verworpen en/of niet behandelde verweren die in hoger beroep niet zijn prijsgegeven, opnieuw dient te beoordelen. Het verweer dat geen sprake is geweest van enige tekortkoming, althans de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, is hiervoor reeds beoordeeld. [appellant] heeft voorts gesteld dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen spoedeisend belang was om de ontruiming te vorderen. Ook dit verweer verwerpt het hof, gelet op de ernst van de tekortkomingen, de bedreigingen en de mededeling van bewoners dat het uit de hand ging lopen.
Grief 4: de proceskostenveroordeling
3.15.
Gegeven de hiervoor vermelde beslissingen, slaagt grief 4. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties worden veroordeeld. Het hof gaat voorbij aan het argument dat de kantonrechter niet tot deze beslissingen had kunnen komen. Met de feiten op basis waarvan deze beslissingen zijn genomen heeft de kantonrechter rekening kunnen houden.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart Tiwos niet ontvankelijk in haar vordering tot ontruiming;
vernietigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Tiwos op € 131,06 aan dagvaardingskosten, op
€ 126,00 aan griffierecht en op € 498,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 125,03 aan dagvaardingskosten, op € 783,00 aan griffierecht en op € 1.114,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep en voor wat betreft de nakosten op € 163,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na betekening moeten zijn voldaan,
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.H. Schoenmakers, A.L. Bervoets en J.J.M. Saelman en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 augustus 2022.
griffier rolraadsheer