In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een geschil over erfdienstbaarheid. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.J. Verweij, stelden dat de eigenaar van een dienend erf niet het recht heeft om zijn erf af te sluiten met hekken, terwijl de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. A.P.M.A. Laeyendecker, van mening waren dat het voldoende was dat de eigenaar van het heersend erf in staat werd gesteld om zelfstandig de hekken te openen. De procedure volgde op een eerder tussenarrest van 14 juli 2020 en een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 6 juni 2018. Tijdens de meervoudige comparitie na memorie van antwoord op 1 december 2020 bereikten partijen een minnelijke regeling, maar de appellanten vroegen het hof om arrest. Het hof besloot om een comparitie te bepalen om informatie uit te wisselen en de stand van zaken te bespreken, met als doel een minnelijke regeling te beproeven. De uitspraak werd gedaan op 23 augustus 2022, waarbij het hof de zaak naar de rol verwees voor opgave van verhinderdata van partijen en hun advocaten. Het hof hield iedere verdere beslissing aan.