FMCC heeft in eerste aanleg gesteld dat zij driemaal een bedrag van € 1.000,--, eenmaal een bedrag van € 1.500,-- en eenmaal een bedrag van € 8.233,96, is totaal € 12.733,96, als voorschotten aan [appellant] heeft betaald in 2018. [appellant] heeft volgens FMCC niet aangetoond dat deze gelden door hem zijn gebruikt voor het doel waarvoor deze verstrekt waren. FMCC vorderde terugbetaling van genoemd totaalbedrag.
[appellant] heeft in eerste aanleg erkend dat hij de bedragen heeft ontvangen. Verder heeft hij gesteld dat hij een huis huurde van het aan FMCC gelieerde KoNoToJo B.V. en dat hij op 22 februari 2018 een bedrag van € 8.233,96 aan achterstallige huur aan die bv heeft betaald. FMCC had toegezegd dat zij de huisvestingskosten van [appellant] voor haar rekening zou nemen, zoals volgens [appellant] ook blijkt uit een e-mail van [persoon A] van laatstgenoemde datum “I sent you the money to pay the rent. Please sent it to KoNoToJo (…) From 1st of march please pay € 975,87 each month, and let me know when you are short of money so I can send it to you. (…)”.
De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] niet heeft toegelicht in welk verband de afspraak dat FMCC de huisvestingskosten van [appellant] voor haar rekening zou nemen, is gemaakt. Dat staat niet in de arbeidsovereenkomst en ook niet in de huurovereenkomst, terwijl uit de door [appellant] overgelegde bankafschriften blijkt dat [appellant] de huur altijd zelf heeft voldaan, waarop het op 22 februari 2018 door [appellant] ontvangen bedrag van € 8.233,96 ter voldoening van een huurachterstand de uitzondering lijkt te zijn. De mededeling in de e-mail dat FMCC geld kan sturen als [appellant] weer geld tekort komt, acht de kantonrechter onvoldoende duidelijk om enkel op grond daarvan aan te kunnen nemen dat de door [appellant] gestelde afspraak daadwerkelijk bestaat. Ook voor wat de overige bedragen van € 1.000,-- en € 1.500,-- slaagt het verweer van [appellant] , inhoudend dat deze bedragen zijn geschonken ten behoeve van zijn motor waaraan hij sleutelde, niet, aldus de kantonrechter. De betalingen zijn blijkens de bankafschriften namelijk betaald onder vermelding van ‘voorschot’ en dat duidt niet op schenking. [appellant] heeft niet uitgelegd waarom FMCC hem substantiële bedragen zou schenken voor niet bedrijfsmatige activiteiten, aldus de kantonrechter.
De vordering van FMCC tot terugbetaling van het totale bedrag van € 12.733,96 wees de kantonrechter toe.
In de toelichting op zijn vierde grief, gericht tegen de toewijzing door de kantonrechter van de hiervoor bedoelde vordering, heeft [appellant] zijn betoog uit de eerste aanleg herhaald en geen nieuwe verweren naar voren gebracht. De reden die [appellant] geeft voor de schenkingen en de huurbetaling is dat de opbrengsten van het door [appellant] aangelegde mining park hoog waren. Dat is door FMCC in eerste aanleg betwist en door [appellant] ook in hoger beroep niet onderbouwd, hoewel hij in eerste aanleg stelde over veel stukken te beschikken waaruit dat zou blijken. Daar komt bij dat (op grond van fiscale wetgeving) een belastingvrije geldelijke schenking van een werkgever aan een werknemer (behoudens niet van toepassing zijnde uitzonderingen) niet is toegestaan. Gelet daarop had [appellant] moeten toelichten waarom desondanks sprake was van schenkingen.
Zijn bewijsaanbod heeft [appellant] in hoger beroep niet herhaald, integendeel; hij heeft gesteld dat FMCC bewijs zou moeten leveren van haar stelling dat [appellant] gehouden is de bedragen terug te betalen. Bewijslast aan de zijde van FMCC is echter naar het oordeel van het hof niet aan de orde.
Ook grief 4 van [appellant] faalt. Het hof verwijst naar en neemt over de overwegingen van de kantonrechter ter zake.