ECLI:NL:GHSHE:2022:2922

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.580_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over loonstroken, reiskosten en terugbetaling van voorschotten in arbeidszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, aangeduid als [appellant], tegen zijn voormalige werkgever, Financial Management van B/VG/G/CC B.V. (FMCC). De werknemer vorderde in eerste aanleg onder andere afgifte van loonstroken en jaaropgaven, vergoeding van reiskosten en terugbetaling van door hem betaalde facturen. De kantonrechter had in zijn vonnis van 2 december 2021 de loonvordering van de werknemer toegewezen, maar de vordering tot afgifte van loonstroken en jaaropgaven afgewezen. Ook de vordering van de werknemer tot terugbetaling van facturen werd afgewezen, terwijl de vordering van FMCC in reconventie tot terugbetaling van voorgeschoten bedragen werd toegewezen.

In hoger beroep heeft het hof de procedure beoordeeld op basis van de stukken van de eerste aanleg en de memorie van grieven. Het hof oordeelde dat de werknemer onvoldoende had onderbouwd dat hij de gevraagde loonstroken en jaaropgaven niet had ontvangen. Ook de vordering tot terugbetaling van facturen werd afgewezen, omdat de werknemer niet had aangetoond dat deze aankopen in opdracht van FMCC waren gedaan. De vordering tot vergoeding van reiskosten werd eveneens afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en oordeelde dat de proceskosten voor rekening van de werknemer komen, omdat hij in het hoger beroep volledig in het ongelijk was gesteld. De uitspraak werd gedaan op 23 augustus 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.305.580/01
arrest van 23 augustus 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.A.C. Backx te Oud-Beijerland,
tegen
Financial Management van B/VG/G/CC B.V. handelend onder de naam Financial Management Computer Company,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als FMCC,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 januari 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 2 december 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, verweerder in reconventie en FMCC als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8914327 \ CV EXPL 20-6538)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 11 maart 2021.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen FMCC verleende verstek;
  • de memorie van grieven.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Het geschil in eerste aanleg en het geschil in hoger beroep.
De kantonrechter heeft in het vonnis van 2 december 2021 feiten vastgesteld. Het hof verwijst daar kortheidshalve naar.
De kantonrechter heeft in conventie geoordeeld dat sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst tussen partijen (van 2 oktober 2017 tot en met 13 december 2018) en heeft de loonvordering c.a. van [appellant] toegewezen, met uitzondering van de vordering tot afgifte van loonstroken en jaaropgaven. Die vordering wees de kantonrechter af.
De vordering van [appellant] in conventie tot betaling van € 16.970,91 in verband met door [appellant] ten behoeve van FMCC betaalde facturen wees de kantonrechter af, net als de vordering van [appellant] in conventie tot betaling van € 1.520,-- ter zake van reiskosten.
De vordering van FMCC in reconventie tot terugbetaling door [appellant] van aan hem voorgeschoten bedragen tot een totaal van € 12.733,96 wees de kantonrechter toe. De (gewijzigde) vordering van FMCC in reconventie tot betaling van € 28.430,-- als vervangende schadevergoeding in verband met een niet door [appellant] afgegeven auto, merk Hyundai, wees de kantonrechter af. De proceskosten in conventie en in reconventie werden tussen partijen gecompenseerd.
In dit hoger beroep zijn alleen de in conventie afgewezen vorderingen van [appellant] , de in reconventie toegewezen vordering van FMCC en de proceskosten aan de orde.
Het hof gaat uit van het petitum zoals dat door [appellant] in de appeldagvaarding is geformuleerd, aangezien uit zijn grieven blijkt dat hij - anders dan in het petitum van de memorie van grieven staat - ook het vonnis in eerste aanleg in reconventie voor wat betreft de toegewezen vordering van FMCC vernietigd wenst te zien. Voldoende duidelijk blijkt dat [appellant] alsnog toewijzing wil van zijn in conventie afgewezen vorderingen en afwijzing van de in reconventie toegewezen vordering van FMCC, met veroordeling van FMCC in de proceskosten.
3.2.
De loonstroken en jaaropgaven (grief 1)
[appellant] vorderde in eerste aanleg afgifte van de loonstroken over augustus tot en met december 2018 en afgifte van de jaaropgaven 2017 en 2018. FMCC heeft in eerste aanleg onder meer gesteld dat de loonstroken en jaaropgaven aan [appellant] zijn verstrekt door de door FMCC ingeschakelde boekhouder via een geautomatiseerd systeem. De loonstroken die [appellant] zegt wel te hebben ontvangen zijn ook op die manier verstrekt. [appellant] heeft nooit eerder om de loonstroken en jaaropgaven, die hij zegt niet te hebben ontvangen, gevraagd, ook niet in een dagvaarding die hij op 5 september 2019 heeft uitgebracht, maar niet aangebracht. Bij de boekhouder kan FMCC niet meer terecht omdat zij met hem heeft gebroken en zij beschikt niet over de financiële middelen om een andere boekhouder in te schakelen. Aldus FMCC in eerste aanleg.
De kantonrechter wees de vordering van [appellant] af, omdat hij de stellingen van FMCC niet gemotiveerd had betwist.
[appellant] heeft ter toelichting op grief 1, gericht tegen de afwijzing van de vordering tot afgifte van loonstroken en jaaropgaven, betoogd dat het feit dat FMCC gebruik maakte van een geautomatiseerd systeem betekent dat zij de gevraagde stukken voorhanden heeft en alsnog in het geding kan brengen.
De grief faalt. [appellant] heeft niet betwist dat de loonstroken door een (externe) boekhouder via een geautomatiseerd systeem werden verstrekt. Hij is enkel blijven stellen dat hij een vijftal loonstroken en twee jaaropgaven niet heeft ontvangen.
Uit hetgeen [appellant] heeft gesteld maakt het hof op dat hij de overige loonstroken via het geautomatiseerde systeem heeft ontvangen (hoe precies is onduidelijk gebleven). Het ligt dan niet voor de hand dat [appellant] vijf loonstroken en twee jaaropgaven niet heeft ontvangen. Gelet daarop en op het hiervoor weergegeven verweer van FMCC, is de stelling van [appellant] dat hij bedoelde loonstroken en jaaropgaven niet heeft ontvangen onvoldoende onderbouwd. Niet relevant is of FMCC de gevraagde loonstroken en jaaropgaven alsnog (nogmaals) zou kunnen verstrekken, zoals [appellant] heeft gesteld. Daartoe kan FMCC niet worden verplicht.
3.3.
De terugbetaling van facturen (grief 2)
[appellant] heeft in eerste aanleg gesteld dat hij ten behoeve van de bedrijfsvoering van FMCC 21 facturen betreffende computertoebehoren heeft voldaan. Deze aankopen zijn volgens hem gedaan in het kader van de aanleg in opdracht en voor rekening van FMCC van een aantal servers om crypto currency te minen. [appellant] heeft een aantal rekeningafschriften overgelegd (over de periode 22 februari 2017 tot en met 13 september 2018) waarop 11 betalingen van hem aan Megekko zijn vermeld, 7 betalingen aan SiComputers en 3 betalingen aan Max ICT tot een totaal bedrag van € 16.970,91. Hij heeft bij conclusie van antwoord in reconventie een 16-tal aan hem op zijn woonadres gerichte facturen hiervan overgelegd. [appellant] heeft bij dezelfde conclusie twee (doorgestuurde) e-mails overgelegd van ‘mat xsander’ (kennelijk is dat [appellant] ) aan FMCC van 30 november 2017 en 2 december 2017, waarbij volgens hem facturen waren gevoegd en waarop vermeld is ‘facture mateo’ resp. ‘Fwd: facture mateo’. Tevens heeft [appellant] een mail van FMCC aan ‘mat xsander’ overgelegd van ‘28 gru 2017’ (gru komt van grudzien, is december in de Poolse taal, hof), waarin [persoon A] ([persoon A], dochter van directeur [persoon B] van FMCC) schrijft: ‘Can you add a line for FMCC to your orders/invoices next time (…).’
FMCC heeft betwist dat zij opdracht dan wel toestemming heeft gegeven ter zake van de aanschaf van de goederen. Eveneens is niet aangetoond dat deze goederen aan FMCC zijn verstrekt, aldus FMCC.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] zijn stelling dat alle door hem gestelde aankopen in opdracht van FMCC zijn gedaan, onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl ook anderszins niet is gebleken dat partijen hierover afspraken hebben gemaakt. [appellant] heeft niet onderbouwd tot hoever zijn eventuele bevoegdheid ging om FMCC ter zake van bedrijfsaankopen te belasten. [appellant] heeft niet onderbouwd gesteld dat hij de facturen daadwerkelijk ter declaratie aan FMCC heeft aangeboden. Uit de hiervoor vermelde e-mails kan volgens de kantonrechter mogelijk worden afgeleid dat [appellant] facturen ter declaratie aan FMCC heeft aangeboden, maar daaruit valt niet af te leiden welke facturen dat dan zijn. In elk geval kan er niet uit worden afgeleid dat het de facturen betreft waarvan [appellant] in deze procedure betaling vordert, aldus de kantonrechter, die de vordering van [appellant] ter zake afwees.
In de toelichting op zijn grief tegen de afwijzing van zijn vordering in verband met de hiervoor bedoelde facturen, heeft [appellant] betoogd dat hij niet begrijpt dat hij zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Het punt van de bevoegdheid speelt niet volgens [appellant] , omdat hij nooit heeft gesteld dat hij de goederen namens FMCC heeft gekocht. Hij heeft deze met toestemming van FMCC op eigen naam gekocht en de facturen doorbelast aan FMCC. Met FMCC is overeengekomen dat zij de facturen aan [appellant] zou vergoeden. Volgens [appellant] staat op grond van de hiervoor vermelde e-mails vast dat hij de facturen bij FMCC heeft ingediend.
De grief faalt. [appellant] heeft in hoger beroep niets nieuws aangevoerd. Het hof verwijst naar de overwegingen ter zake van de kantonrechter en met name naar de overweging van de kantonrechter met betrekking tot het aanbieden van de facturen aan FMCC en de betekenis van de e-mails, welke overwegingen het hof onderschrijft en overneemt. Ook het hof is van oordeel dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de aankopen in opdracht van FMCC heeft gedaan en deze volgens afspraak zou doorbelasten. Uit niets kan worden afgeleid dat de door [appellant] gedane aankopen ten goede zijn gekomen aan FMCC.
[appellant] heeft nog bewijs aangeboden ‘van zijn stellingen in deze grief’, maar dat aanbod verwerpt het hof. [appellant] heeft niet omschreven welke stelling(en) hij concreet wil bewijzen, terwijl dat in hoger beroep wel van hem verwacht mocht worden. Het bewijsaanbod is daarom te vaag en te weinig specifiek.
3.4.
De reiskosten (grief 3)
[appellant] heeft in eerste aanleg gesteld dat hij ten behoeve van FMCC 8.000 kilometer heeft gereden á € 0,19, is € 1.520,--. Dit bedrag vorderde hij als reiskostenvergoeding. FMCC heeft als verweer in eerste aanleg aangevoerd dat [appellant] in het geheel niet heeft toegelicht waarom hij die kilometers heeft gereden, waarom zoveel, op welke dagen die kilometers zijn gereden en hoe het kan dat het aantal kilometers een rond getal is. Verder heeft FMCC gesteld dat [appellant] vanaf 24 april 2018 over een auto van de zaak beschikte en in ieder geval vanaf die dag geen reiskosten in rekening kan brengen.
De kantonrechter wees de vordering van [appellant] ter zake van reiskosten af bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing.
In de toelichting op zijn grief tegen de afwijzing van zijn vordering in verband met de reiskosten heeft [appellant] enkel gesteld dat hij ten behoeve van FMCC frequent heeft gereisd naar Eindhoven, Helmond, Sint-Oedenrode en zelfs Duitsland.
Dat vindt het hof, gelet op de betwisting van FMCC in eerste aanleg, nog steeds een onvoldoende onderbouwing. Van [appellant] had op zijn minst mogen worden verwacht dat hij de dagen vermeldde waarop hij voor FMCC gereisd heeft, dat hij aangaf hoeveel kilometer de door hem genoemde trajecten bedroegen, hoe vaak hij deze trajecten heeft afgelegd en met welk doel hij deze trajecten heeft afgelegd. De grief faalt.
3.5.
De voorschotbedragen (grief 4)
FMCC heeft in eerste aanleg gesteld dat zij driemaal een bedrag van € 1.000,--, eenmaal een bedrag van € 1.500,-- en eenmaal een bedrag van € 8.233,96, is totaal € 12.733,96, als voorschotten aan [appellant] heeft betaald in 2018. [appellant] heeft volgens FMCC niet aangetoond dat deze gelden door hem zijn gebruikt voor het doel waarvoor deze verstrekt waren. FMCC vorderde terugbetaling van genoemd totaalbedrag.
[appellant] heeft in eerste aanleg erkend dat hij de bedragen heeft ontvangen. Verder heeft hij gesteld dat hij een huis huurde van het aan FMCC gelieerde KoNoToJo B.V. en dat hij op 22 februari 2018 een bedrag van € 8.233,96 aan achterstallige huur aan die bv heeft betaald. FMCC had toegezegd dat zij de huisvestingskosten van [appellant] voor haar rekening zou nemen, zoals volgens [appellant] ook blijkt uit een e-mail van [persoon A] van laatstgenoemde datum “I sent you the money to pay the rent. Please sent it to KoNoToJo (…) From 1st of march please pay € 975,87 each month, and let me know when you are short of money so I can send it to you. (…)”.
De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] niet heeft toegelicht in welk verband de afspraak dat FMCC de huisvestingskosten van [appellant] voor haar rekening zou nemen, is gemaakt. Dat staat niet in de arbeidsovereenkomst en ook niet in de huurovereenkomst, terwijl uit de door [appellant] overgelegde bankafschriften blijkt dat [appellant] de huur altijd zelf heeft voldaan, waarop het op 22 februari 2018 door [appellant] ontvangen bedrag van € 8.233,96 ter voldoening van een huurachterstand de uitzondering lijkt te zijn. De mededeling in de e-mail dat FMCC geld kan sturen als [appellant] weer geld tekort komt, acht de kantonrechter onvoldoende duidelijk om enkel op grond daarvan aan te kunnen nemen dat de door [appellant] gestelde afspraak daadwerkelijk bestaat. Ook voor wat de overige bedragen van € 1.000,-- en € 1.500,-- slaagt het verweer van [appellant] , inhoudend dat deze bedragen zijn geschonken ten behoeve van zijn motor waaraan hij sleutelde, niet, aldus de kantonrechter. De betalingen zijn blijkens de bankafschriften namelijk betaald onder vermelding van ‘voorschot’ en dat duidt niet op schenking. [appellant] heeft niet uitgelegd waarom FMCC hem substantiële bedragen zou schenken voor niet bedrijfsmatige activiteiten, aldus de kantonrechter.
De vordering van FMCC tot terugbetaling van het totale bedrag van € 12.733,96 wees de kantonrechter toe.
In de toelichting op zijn vierde grief, gericht tegen de toewijzing door de kantonrechter van de hiervoor bedoelde vordering, heeft [appellant] zijn betoog uit de eerste aanleg herhaald en geen nieuwe verweren naar voren gebracht. De reden die [appellant] geeft voor de schenkingen en de huurbetaling is dat de opbrengsten van het door [appellant] aangelegde mining park hoog waren. Dat is door FMCC in eerste aanleg betwist en door [appellant] ook in hoger beroep niet onderbouwd, hoewel hij in eerste aanleg stelde over veel stukken te beschikken waaruit dat zou blijken. Daar komt bij dat (op grond van fiscale wetgeving) een belastingvrije geldelijke schenking van een werkgever aan een werknemer (behoudens niet van toepassing zijnde uitzonderingen) niet is toegestaan. Gelet daarop had [appellant] moeten toelichten waarom desondanks sprake was van schenkingen.
Zijn bewijsaanbod heeft [appellant] in hoger beroep niet herhaald, integendeel; hij heeft gesteld dat FMCC bewijs zou moeten leveren van haar stelling dat [appellant] gehouden is de bedragen terug te betalen. Bewijslast aan de zijde van FMCC is echter naar het oordeel van het hof niet aan de orde.
Ook grief 4 van [appellant] faalt. Het hof verwijst naar en neemt over de overwegingen van de kantonrechter ter zake.
3.6.
Slotsom, de proceskosten
De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigd wordt.
Grief 5 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte de proceskosten in conventie en in reconventie heeft gecompenseerd. Nu het hof komt tot een bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, blijven partijen over en weer in conventie en in reconventie in het ongelijk gesteld. De grief faalt daarom.
De proceskosten van het hoger beroep zijn voor rekening van [appellant] omdat hij in hoger beroep volledig in het ongelijk is gesteld. Deze kosten worden aan de zijde van FMCC begroot op nihil.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep in conventie en in reconventie, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van FMCC op nihil;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, M. van Ham en
D.J.B. de Wolff en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 augustus 2022.
griffier rolraadsheer