Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant ] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante ] ,wonende te [woonplaats] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van appellanten in hun verzet tegen een verstekvonnis. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het de eerdere beslissing van de kantonrechter bekrachtigde. De appellanten, [appellant] en [appellante], waren in verzet gekomen tegen een verstekvonnis dat hen had veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Intrum Nederland B.V., de rechtsopvolger van Opel Finance N.V. De kern van de zaak draait om de vraag of de appellanten tijdig verzet hebben ingesteld. Het hof oordeelt dat de verzettermijn is aangevangen in maart 2015, toen er beslag werd gelegd op een uitkering van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De appellanten hebben betoogd dat zij niet op de hoogte waren van het beslag en de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, maar het hof oordeelt dat zij, gezien de omstandigheden, wel degelijk op de hoogte hadden moeten zijn. De appellanten zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun verzet, omdat zij te laat waren met het indienen van hun verzetdagvaarding op 25 mei 2020. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep.