ECLI:NL:GHSHE:2022:2741

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
20-003307-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben en vervaardigen van kinderporno met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor het in bezit hebben en vervaardigen van kinderporno. De verdachte, geboren in 1983, had gedurende anderhalf jaar een aanzienlijke hoeveelheid kinderporno in bezit, waaronder foto's van zijn eigen minderjarige dochter. Het hof heeft de ernst van de feiten onderkend en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van reclasseringstoezicht. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling door een zorgverlener. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De verdachte heeft verklaard medewerking te willen verlenen aan de opgelegde voorwaarden, waaronder controle van zijn digitale gegevensdragers.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003307-19
Uitspraak : 9 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 oktober 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-033162-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1983,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
‒ een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd (zoals tenlastegelegd onder feit 1) en
‒ een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd (zoals tenlastegelegd onder feit 2),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden dat:
de verdachte zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, via telefoonnummer: 088-8041501 (kantoor Roermond) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
de verdachte zich laat behandelen door FPP de Horst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
de verdachte verplicht wordt om zich te onthouden van: (a) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en (b) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd. Ten behoeve van de naleving van deze laatstgenoemde verplichting is de verdachte verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
 de verdachte moet maximaal viermaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering de toegang verschaffen tot zijn woning;
 de verdachte moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevens-dragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasseringswerkers;
 de verdachte moet de reclassering de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en – te dien aanzien opnieuw rechtdoende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de in eerste aanleg door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden.
De verdediging heeft enkel een strafmaatverweer gevoerd en verzocht om oplegging van een kortdurende onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 of 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren. De verdachte heeft daarbij aangegeven medewerking te willen verlenen aan de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de opgelegde straf en de motivering daarvan.
Op te leggen straf en motivering
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar een aanzienlijke hoeveelheid kinderporno in bezit gehad. Weliswaar is in de tenlastelegging (en daarmee ook in de bewezenverklaring), volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, slechts een kleine representatieve selectie van het kinderpornografisch materiaal opgenomen, maar bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de veel grotere hoeveelheid kinderporno die bij de verdachte is gevonden, te weten in totaal 563 foto’s en 6 videofilms. Door aldus te handelen heeft de verdachte de productie van dergelijk materiaal, waarbij vaak zeer jonge kinderen door volwassenen aan vaak zeer verregaande seksuele handelingen worden onderworpen, bevorderd. Dergelijk seksueel misbruik kan – zoals algemeen bekend – leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan.
Daarnaast heeft de verdachte kinderpornografische foto’s van zijn eigen destijds 9-jarige
dochter vervaardigd om met gebruikmaking van die foto’s toegang te krijgen tot en te surfen op het darkweb, een illegale digitale vergaarbak van onder meer kinderporno. Net als de rechtbank, rekent ook het hof het de verdachte in het bijzonder zwaar aan dat hij de gemaakte foto’s heeft vervaardigd met als doel toegang te krijgen tot het darkweb voor zijn persoonlijke behoeftebevrediging. Hierbij heeft hij notabene zijn eigen minderjarige dochter gebruikt om dat materiaal te maken. Die foto’s bevinden zich sindsdien ongecontroleerd op het internet. Het is daardoor niet ondenkbaar dat een constante inbreuk op de privacy van de dochter van de verdachte kan worden gemaakt. Zij kan, door toedoen van haar eigen vader, haar gehele verdere leven onverhoeds geconfronteerd worden met deze afbeeldingen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, die voor het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Het in bezit hebben van kinderporno is hierbij (nog) niet meegewogen.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken. Zo heeft het hof kennisgenomen van het omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 7 oktober 2019. Daaruit volgt onder meer dat de verdachte in de periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden niet lekker in zijn vel zat. Het downloaden van kinderporno zou met name te maken hebben gehad met de drang om spanning op te zoeken en over de grens van het toelaatbare te gaan. Volgens de reclassering lijkt er bij de verdachte sprake te zijn van een gebrek aan copingvaardigheden en staat dit in verband met het bewezenverklaarde: wanneer de verdachte niet lekker in zijn vel zat, zocht hij vaker spanning en grenzen op. Kort nadat de verdachte is aangehouden heeft hij zelfstandig hulp voor zijn problemen gezocht en zich onder behandeling gesteld. De reclassering acht het wenselijk om toezicht te houden op dit lopende behandeltraject en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling door Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst of een soortgelijke zorgverlener.
In het dossier bevindt zich ook een psychodiagnostisch onderzoeksrapport van FPP De Horst, opgemaakt door onderzoeker [onderzoeker] . Hieruit volgt dat voor de verdachte een psychodiagnostisch onderzoek werd aangevraagd omdat na de intake geen duidelijkheid bestond over de beweegredenen van de verdachte om kinderporno te downloaden en te bekijken. Uit het afgenomen testmateriaal blijkt dat er bij de verdachte waarschijnlijk geen sprake is van een pedofiele stoornis. Er zijn echter wel voldoende redenen om te kunnen spreken van een parafiele stoornis (in DSM-5 termen een gespecificeerde parafiele stoornis), nu de verdachte blijk heeft gegeven van het hebben van ongewone, atypische seksuele interesses of voorkeur voor bepaalde activiteiten of bepaalde erotische doelen of objecten, bijvoorbeeld het kijken van kinderporno. Ook wordt aangenomen dat sprake is van hyperseksualiteit in de gedachten en gedragingen van de verdachte en dat zijn buitengewone preoccupatie met seksualiteit wordt beïnvloed door een onderliggende persoonlijkheids-stoornis. Uit de afgenomen testdiagnostiek komt de verdachte naar voren als een man die veel problemen heeft op het gebied van identiteit (zelfbeeld), zelfsturing en verbondenheid, die zich op vrijwel alle levensgebieden uiten. De verdachte laat mogelijk van nature meer dan gemiddeld spanning- en prikkelzoekend gedrag zien. In zijn opvoeding heeft hij onvoldoende vaardigheden geleerd om zijn emoties en impulsen te reguleren. Een gedwongen seksuele ervaring op zeer jonge leeftijd lijkt eveneens invloed te hebben gehad op zijn seksuele ontwikkeling. De verdachte is in de loop der jaren seks (met name het kijken van porno) en verslavende middelen gaan inzetten als zelfregulatie voor stress en negatieve gevoelens als eenzaamheid. Het zoeken naar seksuele bevrediging heeft steeds extremere vormen aangenomen, waarbij de verdachte pas laat in zijn leven is gekomen tot het aangaan van (iets) meer emotionele nabijheid (met zijn huidige partner). Het langdurige gebruik van cannabis door de verdachte is mogelijk van extra invloed geweest op zijn ontremde gedrag.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek concludeert de onderzoeker dat de problematiek van de verdachte zich over het algemeen centreert rond thema’s (zoals een gebrekkige zelfregulatie en een onveilige hechting) die overeenkomen met die van zedendelinquenten. Deelname aan een groepsbehandeling voor zedendelinquenten wordt primair geadviseerd. In een groep kan [verdachte] meer inzicht in zijn onderliggende problematiek verkrijgen, alsook steun van groepsgenoten verkrijgen. Hierdoor wordt gewerkt aan zijn negatieve zelfbeeld, wantrouwende houding naar anderen en gebrekkige zelfregulatie. Gezien de problemen die de verdachte op vrijwel alle levensgebieden ervaart en rekening houdend met zijn beperkte copingvaardigheden wordt daarnaast geadviseerd om ter ondersteuning een ambulant forensisch werker in te schakelen. Het frequente cannabisgebruik van de verdachte is een instandhoudende factor in zijn problemen (want: onderdeel van zijn inadequate copingvaardigheden). Geadviseerd wordt dan ook om te werken naar abstinentie. Mogelijk is medicamenteuze ondersteuning hierbij mogelijk (demping van sterk aanwezige negatieve emoties waarvoor de verdachte nog onvoldoende copingvaardigheden heeft). Dit kan worden onderzocht in een psychiatrisch consult. Hierin kan tevens worden onderzocht of medicamenteuze ondersteuning voor de sterk aanwezige impulsiviteit mogelijk is, aangezien dit als risicofactor voor recidive kan worden beschouwd.
Voorts bevindt zich in het dossier een delictanalyse, opgemaakt door klinisch psycholoog en psychotherapeut [deskundige 1] en ambulant forensisch werker [deskundige 2] van de Rooyse Wissel. Hieruit volgt dat de verdachte, na medewerking aan het hiervoor genoemde psycho-diagnostisch onderzoek, is ingestroomd in de wekelijkse behandelgroep voor mensen die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond. Hier heeft hij een gemotiveerde en actieve houding laten zien. Ten gevolge van de Corona-maatregelen is het laatste gedeelte van zijn traject individueel afgerond. Dit laatste gedeelte bestond uit een combinatie van een delictanalyse en een individuele psychologische behandeling. De verdachte heeft zich zeer bereid getoond om kritisch naar zichzelf en de patronen in zijn leven te kijken en hij heeft geprofiteerd van het behandeltraject.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn medewerking wil verlenen aan alle aan hem te stellen bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Naar het oordeel van het hof doet een gevangenisstraf met een aanzienlijk korter onvoorwaardelijk deel in combinatie met een taakstraf, zoals door de verdediging is bepleit, geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
Voorts acht het hof reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden zoals weergegeven in het rapport van 7 oktober 2019 – kort gezegd: een meldplicht bij de reclassering en (het continueren van) een behandeling bij FPP De Horst – geïndiceerd. Daarnaast acht het hof het, net als de rechtbank en de advocaat-generaal, van belang dat er controle wordt uitgeoefend op het internetgedrag en de gegevensdragers van de verdachte. Het hof leidt uit de jurisprudentie [1] van de Hoge Raad af dat controle van gegevensdragers als bijzondere voorwaarde in de zin van artikel 14c, tweede lid, aanhef en onder 14°, van het Wetboek van Strafrecht onder bepaalde omstandigheden mogelijk is, indien sprake is van een bijzondere voorwaarde die (a) een voldoende duidelijk gedragsvoorschrift bevat en (b) geen te veelomvattend en te ingrijpend dwangmiddel is. Het hof acht controle van de gegevens-dragers van de verdachte nodig, gelet op de ernst van de feiten en ter ondersteuning van het behandeltraject. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij, nadat hij ten behoeve van het behandeltraject was afgekickt, toch weer cannabis is gaan gebruiken. Dit baart het hof zorgen, nu uit voornoemd psychodiagnostisch onderzoeks-rapport van [onderzoeker] volgt dat frequent cannabisgebruik een instandhoudende factor in de problematiek van de verdachte is.
Teneinde binnen de vereiste kaders te blijven, neemt het hof de in eerste aanleg door de rechtbank geformuleerde bijzondere voorwaarden over in hoger beroep. De verdachte wordt verplicht om zich te onthouden van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over het plegen van seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd. Ten behoeve van de naleving van deze verplichting is de verdachte verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
‒ de verdachte moet maximaal viermaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering de toegang verschaffen tot zijn woning;
‒ de verdachte moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasseringswerkers;
‒ de verdachte moet de reclassering de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Met betrekking tot het waarborgen van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, overweegt het hof dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard zijn medewerking te willen verlenen aan deze bijzondere voorwaarden. Het hof leidt daaruit af dat de verdachte een dergelijke controle niet als een inbreuk op zijn privacy ervaart, althans die inbreuk zal accepteren.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, in hoger beroep is overschreden, nu namens de verdachte op 29 oktober 2019 appel is ingesteld en het hof arrest wijst op 9 augustus 2022. In de fase van het hoger beroep is de redelijke termijn derhalve met ruim 9 maanden overschreden, waarvan een gedeelte voor rekening van de verdediging komt, vanwege de verhindering van de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2022. Het hof was immers voornemens om de strafzaak op die zitting inhoudelijk te behandelen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op genoemd procesverloop, de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat dit matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Zonder schending van de redelijke termijn zou, zoals hiervoor is overwogen, een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren, passend zijn geweest. Nu evenwel de redelijke termijn met ruim 9 maanden is geschonden, zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met de eerder genoemde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
‒ zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, via telefoonnummer: 088-8041501 (kantoor Roermond) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
‒ zich laat behandelen door FPP de Horst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
‒ verplicht is om zich te onthouden van: (a) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en (b) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd. Ten behoeve van de naleving van deze laatstgenoemde verplichting is de verdachte verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
 de verdachte moet maximaal viermaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering de toegang verschaffen tot zijn woning;
 de verdachte moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevens-dragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasseringswerkers;
 de verdachte moet de reclassering de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 9 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Platschorre is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 23 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:302.