In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een legataris recht heeft op bezwaar tegen een belastingaanslag die aan de erflater is opgelegd. De zaak betreft appellant, een neef van de erflater, die als legataris was aangewezen in het testament van de erflater. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 opgelegd aan de erven van de erflater. Appellant maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de inspecteur wees het bezwaar af. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar verklaarde het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 22 juli 2022 werd het hof geïnformeerd over de feiten van de zaak, waaronder het testament van de erflater en de afspraken die appellant had gemaakt met een bedrijf over de voortzetting van de onderneming van de erflater. Het hof oordeelde dat appellant, als legataris, geen recht had op bezwaar tegen de aanslag, omdat de aanslag was opgelegd aan de erven en appellant geen erfgenaam was. Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had verklaard en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.