Het hof zal voor alle duidelijkheid de wederzijdse vorderingen van partijen in de beide rechtbankprocedures en de daarin gewezen eindvonnissen, nogmaals verkort weergeven en daarna, met in achtneming van het arrest van de Hoge Raad en de niet of vergeefs in cassatie bestreden beslissingen van het hof Arnhem-Leeuwarden en van de na verwijzing gewijzigde eis van De Amersfoortse, over die vorderingen oordelen.
7.12.1.De procedure bij de rechtbank Midden-Nederland met nummer C/16/253499 / HA ZA 08-1697
[appellant] heeft veroordeling van De Amersfoortse gevorderd tot betaling aan hem vanaf 1 maart 2007 overeenkomstig de arbeidsongeschiktheidsverzekeringspolis van de maandelijkse uitkeringen behorende bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van de aanzegging tot de dag van de algehele voldoening en met vergoeding van de volledige kosten van de buitengerechtelijke rechtsbijstand, met veroordeling in de proceskosten.
Bij eindvonnis van 4 februari 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland De Amersfoortse veroordeeld tot betaling overeenkomstig de arbeidsongeschiktheidsverzekeringspolis van de maandelijkse uitkeringen behorende bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 65-80%, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de respectieve vervaldata tot de dag van de volledige voldoening. Verder is De Amersfoortse veroordeeld in de proceskosten en in de kosten van de deskundigen (voor zover die door [appellant] zijn betaald).
7.12.2.Het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland (nummer 200.165.925)
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft de grieven II en III in principaal appel verworpen en de tegen die verwerping opgeworpen cassatieklachten zijn eveneens verworpen. Verder slagen volgens het hof de grieven 2B en IV in het incidenteel hoger beroep. Daarmee staat vast dat [appellant] lijdt/leed aan een geobjectiveerde medisch vaststelbare ziekte (OSS) en dat er vanaf 1 maart 2007 sprake was van arbeidsongeschiktheid van [appellant] van 80-100%. Ook staat daarmee vast dat De Amersfoortse op grond van artikel 19 van de polisvoorwaarden de op grond van dit artikel door [appellant] onverschuldigd betaalde premies dient terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
7.12.3.De procedure bij de rechtbank Gelderland (nummer: C/05/274866 / HA / ZA 14-679 / 579 / 420 / 739 / 538)
De Amersfoortse vordert in deze procedure dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart
primair en subsidiair: dat de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekeringsovereenkomst met polisnummer 21-1998793 met ingang van 3 november 2014 is ontbonden dan wel beëindigd alsmede dat ieder recht op uitkering onder die overeenkomst met ingang van 20 november 2007 althans met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum is vervallen;
meer subsidiair: [appellant] en [[X]] Beheer B.V. jegens De Amersfoortse aansprakelijk zijn voor de door De Amersfoortse geleden en nog te lijden schade als gevolg van toerekenbare tekortkomingen van [appellant] c.q. [[X]] Beheer B.V. in de nakoming van de uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen jegens De Amersfoortse wegens schending van de informatieplicht jegens De Amersfoortse, vervat in art. 7:941 lid 2 BW, alsmede in art. 13 leden 4 en 5 in verbinding met art. 23 lid 4 van de toepasselijke polisvoorwaarden;
II. [appellant] en [[X]] Beheer B.V. hoofdelijk veroordeelt tegen kwijting aan De Amersfoortse te betalen een bedrag van € 548.957,00, vermeerderd met de wettelijke rente over iedere uitkering vanaf de datum waarop deze is betaald, subsidiair over het hele bedrag vanaf 3 november 2014 althans vanaf 26 november 2014;
III. [appellant] en [[X]] Beheer B.V. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan De Amersfoortse van een bedrag € 27.022,94 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
IV. [appellant] en [[X]] Beheer B.V. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
Bij eindvonnis van 12 juli 2017 heeft de rechtbank Gelderland (onder weigering van de vermeerdering/wijziging van eis) voor recht verklaard dat de arbeidsongeschiktheids- verzekering tussen De Amersfoortse en [[X]] Beheer B.V. (waarbij [appellant] uitkeringsgerechtigde was) met ingang van 3 november 2014 is ontbonden en dat ieder recht op uitkering onder die overeenkomst met ingang van november 2012 is vervallen.
De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld tot betaling aan De Amersfoortse van € 154.948,13, vermeerderd met de wettelijke rente over iedere uitkering vanaf november 2012 (voor zover de uitkering ziet op de periode vanaf november 2012) verschuldigd vanaf de datum waarop deze is gedaan tot de dag van volledige betaling. De rechtbank heeft [appellant] verder veroordeeld om aan De Amersfoortse een bedrag ter zake van de proceskosten in verband met de procedure bij de rechtbank Midden-Nederland te betalen van € 7.720,84, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van de volledige betaling. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7.12.4.Het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland (nummer 200.165.925)
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in het arrest van 17 juli 2018 de vonnissen van de rechtbank Gelderland vernietigd en de vorderingen van De Amersfoortse alsnog afgewezen. Belangrijkste overweging hierbij was dat naar het oordeel van het hof Arnhem-Leeuwarden er bij [appellant] geen sprake is geweest van opzet tot misleiding van De Amersfoortse. De op deze overwegingen van het hof betrekking hebbende cassatieklachten zijn verworpen, zodat er in recht van moet worden uitgegaan dat er geen sprake is geweest van opzet tot misleiding en dat de daarop gebaseerde vorderingen van De Amersfoortse moeten worden verworpen.
7.12.5.De verdere beoordeling door het hof na verwijzing
Zoals het hof heeft overwogen gaat hij bij de beoordeling uit van de hiervoor in rov. 7.7.1. weergegeven oordelen van het hof Arnhem-Leeuwarden over de mededelingsplicht, het schenden daarvan door [appellanten] en over het daardoor geschaad zijn in een redelijk belang van ASR. ASR heeft zich ten opzichte van [appellant] en [[X]] Beheer B.V. daarom naar het oordeel van het hof terecht beroepen op het verval van het recht op uitkering onder arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van november 2012.
Het voorgaande (zie in dit verband ook wat het hof in rov. 7.6. heeft overwogen) leidt tot de volgende conclusies:
- Het hof zal
in hoger beroep 1het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2015 vernietigen, behoudens voor zover het de veroordeling tot betaling van de kosten van de deskundige (voor zover door [appellant] betaald) betreft. Voor wat betreft de kosten van de deskundige (voor zover door [appellant] betaald) wordt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2015 bekrachtigd.
Het hof zal De Amersfoortse veroordelen om vanaf 1 maart 2007 tot november 2012 (de datum waarop het recht op uitkering onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering is komen te vervallen) aan [appellant] te betalen een maandelijkse uitkering, gebaseerd op een verzekerde jaarrente van € 108.682,00 en uitgaande van een arbeidsongeschiktheid van [appellant] van 80-100%, vermeerderd met de wettelijke rente over elk van de afzonderlijke termijnen vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag der voldoening en onder aftrek van de bedragen die vanaf 1 maart 2007 tot november 2012 reeds zijn voldaan.
Verder zal het hof De Amersfoortse veroordelen tot terugbetaling op grond van artikel 19 van de polisvoorwaarden van de op grond van dit artikel onverschuldigd door [appellant] voldane premies over de jaren 2007 tot november 2012, te vermeerderen met de wettelijke rente over het in totaal verschuldigde bedrag vanaf 25 november 2015 tot de dag van de algehele voldoening.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep worden gecompenseerd in die zin, dat elke partijen de eigen kosten draagt.
- Het hof zal
in hoger beroep 2de vonnissen van de rechtbank Gelderland van 30 september 2015 en 12 juli 2017, behoudens de verklaring voor recht (rov. 4.1. van het eindvonnis), proceskostenveroordeling en de uitvoerbaar bij voorraad verklaring, vernietigen. Bedoelde verklaring voor recht kan worden bekrachtigd, omdat het hof van oordeel is dat het subsidiaire beroep van De Amersfoortse op verval van het recht op uitkering onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering in verband met schending door [appellant] van zijn mededelingsplicht slaagt en De Amersfoortse gerechtigd was de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
De vordering van De Amersfoortse, voor zover die betrekking heeft op vergoeding door [appellant] van de door De Amersfoortse gemaakte proceskosten van de procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, zal het hof niet toewijzen. Die vordering is immers in de kern gebaseerd op de stelling dat [appellant] De Amersfoortse opzettelijk heeft misleid als bedoeld in artikel 7:941 lid 5 BW. Door die misleiding heeft [appellant] volgens Amersfoorts bedrog gepleegd ten opzichte van De Amersfoortse en was De Amersfoortse in voormelde procedure bij de rechtbank Midden-Nederland genoodzaakt verweer te voeren en onnodig kosten te maken. Nu niet is komen vast te staan dat er sprake is geweest bij [appellant] van opzet tot misleiden van De Amersfoortse, kan de daarop gebaseerde schadevordering met betrekking tot de proceskosten in de procedure bij de rechtbank Midden-Nederland niet slagen.
Het hof zal [appellant] en [[X]] Beheer B.V. overeenkomstig de na verwijzing gewijzigde eis hoofdelijk veroordelen om tegen kwijting aan ASR terug te betalen alle door De Amersfoortse/ASR betaalde uitkeringen over de periode november 2012 tot en met februari 2020, te vermeerderen met de over die periode onverschuldigd betaalde bedragen wegens premierestitutie en wettelijke rente, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over iedere uitkering vanaf de datum waarop deze is betaald.
Het hof zal [appellant] en [[X]] Beheer B.V. als voor het merendeel in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep en in de nakosten.
- Gelet op het voorgaande zal de vordering van [appellant] in het incident worden afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident.