In deze zaak gaat het om een verzoek tot wijziging van de grondslag van de onderbewindstelling van de rechthebbende. De rechthebbende, die eerder onder bewind was gesteld vanwege verkwisting en problematische schulden, heeft in hoger beroep gevraagd om de opheffing van het bewind te vernietigen. De kantonrechter had eerder het verzoek tot wijziging van de grondslag afgewezen en het bewind opgeheven, met als reden dat de rechthebbende inmiddels schuldenvrij was. De rechthebbende is het hier niet mee eens en stelt dat hij niet in staat is om zijn financiële zaken zelfstandig te beheren, mede door zijn geestelijke toestand.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2022 was de rechthebbende niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft zijn standpunt toegelicht. De rechthebbende heeft in het verleden ernstige psychische klachten ervaren, onder andere als gevolg van financiële problemen, en vreest dat hij zonder bewind opnieuw in de problemen zal komen. Het hof heeft de argumenten van de rechthebbende en zijn advocaat in overweging genomen, evenals de medische en psychologische rapportages die zijn ingediend.
Het hof concludeert dat de rechthebbende onvoldoende in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen en dat de noodzaak voor een beschermingsmaatregel nog steeds aanwezig is. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en stelt het bewind opnieuw in, met wijziging van de grondslag naar lichamelijke en/of geestelijke toestand. Hierdoor herleeft het bewind over de goederen van de rechthebbende, die geboren is in 1965.