ECLI:NL:GHDHA:2019:3359
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- E.A. Mink
- A.A.F. Donders
- G.D. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Opheffing van beschermingsbewind en de gevolgen van een 'schone lei' in het kader van de WSNP
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een beschermingsbewind. De rechthebbende, die eerder een 'schone lei' had verkregen in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP), verzocht het hof om het bewind op te heffen. Hij stelde dat de bewindvoering op vrijwillige basis was ingesteld en dat hij inmiddels zijn financiële zaken op orde had. De bewindvoerder daarentegen voerde aan dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestond, gezien de recente financiële problemen van de rechthebbende, waaronder het opbouwen van nieuwe schulden en het niet nakomen van afspraken.
Het hof oordeelde dat de opheffing van het bewind niet ter vrije bepaling van de rechthebbende stond. De rechter benadrukte dat het beschermingsbewind is ingesteld ter bescherming van kwetsbare meerderjarigen en dat de enkele omstandigheid dat de rechthebbende een 'schone lei' had gekregen, niet automatisch leidde tot de opheffing van het bewind. Het hof concludeerde dat de rechthebbende, ondanks zijn eerdere vrijstelling van schulden, opnieuw in financiële problemen was geraakt en dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig was. De bestreden beschikking van de kantonrechter werd dan ook bekrachtigd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de rechthebbende en de rol van de bewindvoerder in het bewindvoeringstraject. Het hof compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.