ECLI:NL:GHSHE:2022:2538

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
20-001590-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake oplichting en diefstal van kwetsbare ouderen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 24 juni 2021. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die zich kon verenigen met de beslissingen van de rechtbank en heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. De verdediging heeft echter bepleit dat het vonnis vernietigd moest worden vanwege een wijziging in de tenlastelegging.

De tenlastelegging omvatte onder andere oplichting van een 89-jarige vrouw en diefstal van een mobiele telefoon van een 84-jarige man. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waarbij hij op grove wijze misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare situatie van de slachtoffers. De verdachte heeft zich voorgedaan als iemand die namens de scouting koeken verkocht en heeft de slachtoffers op een listige manier benaderd.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001590-21
Uitspraak : 15 maart 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 24 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-068818-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
thans gedetineerd te PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 Huis van Bewaring, te Vught.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat zij zich kan verenigen met de beslissingen van de rechtbank en gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is bepleit dat:
  • de verdachte wordt vrijgesproken van het hem onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde;
  • de verdediging zich refereert aan het oordeel van het hof voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1,2 subsidiair en 3 (meer) subsidiair tenlastegelegde;
  • bij een bewezenverklaring een straf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden wordt opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2021 te Middelburg, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bedrag van 5 (vijf) euro, door zich valselijk en/of listiglijk en/of in strijd met de waarheid voor te doen als iemand die namens de scouting koeken verkocht, in elk geval zich voor te doen als bonafide verkoper;
2.
hij op of omstreeks 10 maart 2021 te Middelburg (in een woning, gelegen aan de [adres 1] ) 45 (vijfenveertig) euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 maart 2021 te Middelburg opzettelijk (een biljet van) € 50,00 in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten verstrekt/gekregen om om te wisselen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge (in een woning, te weten een kamer in een zorgcomplex, gelegen aan de [adres 2] ), een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A50), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2021 tot en met 16 maart 2016 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A50), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2021 tot en met 16 maart 2016 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, in elk geval in Nederland, opzettelijk een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A50), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 10 maart 2021 te Middelburg met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van 5 (vijf) euro, door zich valselijk voor te doen als iemand die namens de scouting koeken verkocht;
2 primair.
hij op 10 maart 2021 te Middelburg (in een woning, gelegen aan de [adres 1] ) 45 (vijfenveertig) euro, die toebehoorde aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3 primair.
hij op 20 februari 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge (in een woning, te weten een kamer in een zorgcomplex, gelegen aan de [adres 2] ), een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A50), die toebehoorde aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Door de verdediging is op gronden als verwoord in de pleitnota vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat deze bepleite vrijspraken worden weerlegd door de bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof verwerpt de verweren.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

oplichting.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal. Hij heeft zich voorgedaan als iemand die namens de scouting koeken verkocht. Hij is bij de 89-jarige, slecht ter been zijnde mevrouw [benadeelde 1] , de woning binnengegaan. Hij moet daarbij hebben gezien dat zij met een wandelstok liep. Zoals verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard mankeerde hij namelijk niets aan zijn ogen. Hij heeft op grove wijze misbruik gemaakt van haar kwetsbare situatie en ook geld van haar gestolen. Gelet op haar fysieke gesteldheid was zij geen partij voor verdachte en moet van aanvang af voor verdachte duidelijk zijn geweest dat zij hem niet achterna kon gaan cq kon rennen zodra zij de oplichting en de diefstal zou ontdekken. Zij was een heel gemakkelijke prooi voor verdachte. Datzelfde geldt voor het onder 3 bewezenverklaarde. Daarbij was het slachtoffer een 84-jarige man. Het slachtoffer woonde op een kamer in een zorgcomplex. De deuren van de kamers zijn open in verband met de 24 uurszorg en in verband met de veiligheid mogen de deuren niet op slot. Verdachte is simpelweg en zonder uitnodiging de kamer van de heer [benadeelde 2] binnengegaan, is naast hem gaan zitten en heeft hem gevraagd of hij chocolade wilde kopen. De heer [benadeelde 2] vond het een rare situatie en vertrouwde het niet helemaal, maar omdat hij hulpbehoevend is en rolstoelafhankelijk durfde hij niet echt iets te zeggen. Hij was heel bang dat de jongen hem iets aan zou doen en hij dan alleen achtergelaten zou worden. Daarom besloot hij de chocolade dan maar te kopen. Toen hij zijn portemonnee ging terugleggen in de slaapkamer en terugkwam was de jongen weg evenals de mobiele telefoon van de heer [benadeelde 2] . Door aldus te handelen heeft verdachte het zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid aangetast, temeer nu de feiten hebben plaatsgevonden in de woning/de kamer van deze slachtoffers. Naast het leed dat de slachtoffers is toegebracht, zorgen dergelijke feiten ook voor onrust en grote boosheid in de samenleving. Van kwetsbare ouderen en hun bezittingen blijf je af. Verdachte heeft zich daarvan niets aangetrokken en zich enkel om zijn eigen (financiële) belangen bekommerd. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de rapporten van de reclassering en in het bijzonder het reclasseringsadvies van 7 juni 2021, opgemaakt door reclasseringswerker mevrouw W. Kieft, en de ter terechtzitting overgelegde stukken, waaruit volgt dat reclasseringswerker mevrouw Kieft bij e-mail van 31 januari 2022 heeft aangegeven dat zij verwacht dat het reclasseringsadvies van 7 juni 2021 nog actueel is. Uit dit reclasseringsadvies volgt dat er bij verdachte sprake is van een langdurig patroon van vermogensdelicten en dat hij daarnaast meermalen is veroordeeld voor agressiedelicten. Hij heeft reeds twee keer een ISD-maatregel opgelegd gekregen en staat geprioriteerd op de veelplegerslijst binnen het werkgebied van de politie Tilburg. De reclassering constateert problemen op alle leefgebieden, die een risico vormen op herhaling van strafbaar gedrag. Er is sprake van langdurige instabiliteit op het gebied van wonen, werken en financiën. Daaraan lijken middelengebruik en psychosociale problematiek van verdachte ten grondslag te liggen. Het recidiverisico en het risico op onttrekken van voorwaarden worden ingeschat als hoog. De mogelijkheden voor gedragsverandering zijn beperkt. Begeleiding op de praktische leefgebieden is noodzakelijk om de kans op recidive enigszins te kunnen verlagen. Verdachte zegt wel gemotiveerd te zijn voor begeleiding vanuit de reclassering en begeleid wonen. Hij wil graag stabiliteit op het gebied van wonen, financiën en werk en ziet in dat hem dit niet zelfstandig lukt. Gedurende detentie is hij abstinent van middelen. Hij is een betalingsregeling gestart met het CJIB en heeft zichzelf aangemeld voor noodopvang en begeleid wonen bij Traverse. Gelet op het voornoemde adviseert de reclassering een voorwaardelijke ISD-maatregel met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, en verder dat verdachte begeleid gaat wonen of bij maatschappelijke opvang verblijft en meewerkt aan schuldhulpverlening, middelencontrole en dagbesteding. De reclassering is van mening dat aan verdachte deze kans geboden moet worden, gelet op de motivatie die op dit moment aanwezig is. Ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 10 juni 2021 is reclasseringswerker mevrouw W. Kieft als deskundige gehoord. Zij heeft gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft onder meer naar voren gebracht dat de verdachte gemotiveerd is zichzelf te laten begeleiden en dat ten opzichte van eerder de situatie is veranderd in die zin dat hij abstinent is van middelen en aan de slag wil gaan met zijn schulden.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij gemotiveerd is voor begeleiding en hulp van de reclassering en dat er voor hem reeds een plek gereserveerd is voor een begeleid wonen traject. Verdachte heeft zich voorts bereid verklaard zich te houden aan de geadviseerde voorwaarden.
Bij de straftoemeting heeft het hof tevens acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 januari 2022, waaruit volgt dat verdachte reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tevens blijkt uit dit uittreksel dat verdachte kort voor het plegen van de onderhavige feiten een onvoorwaardelijke ISD-maatregel heeft ondergaan. Na het uitzitten van deze ISD-maatregel (opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 december 2017) is verdachte enkele maanden thuis/vrij geweest, alvorens hij medio mei 2020 weer gedetineerd raakte. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte na de veroordeling bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 december 2017 waarbij hem de ISD-maatregel is opgelegd, welk vonnis op 13 januari 2018 onherroepelijk is geworden, nog tweemaal onherroepelijk is veroordeeld. De opgelegde straf ten aanzien van één van deze twee onherroepelijke veroordelingen, te weten de door de politierechter in de rechtbank-Zeeland-West-Brabant bij vonnis van 30 september 2020 opgelegde vrijheidsbenemende straf, was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten deels tenuitvoergelegd, namelijk het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf. Het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf is niet ten uitvoer gelegd (zie in dit verband: Hoge Raad 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2028).
Gelet hierop en op de korte periode waarin verdachte op vrije voeten is geweest na het ondergaan van voormelde ISD-maatregel, acht het hof het thans niet opportuun om een nieuwe ISD-maatregel, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op te leggen.
Alles afwegende kan naar het oordeel van het hof gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en het boven overwogene, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van enige duur met zich brengt.
Het hof acht alles afwegende oplegging van een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Daarbij zal het hof de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsadvies van 7 juni 2021 opleggen, gelet op de (hierboven samengevatte) inhoud van dit advies en de motivatie van verdachte voor hulp en begeleiding van de reclassering.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
-
meldplicht bij reclassering
Verdachte zich binnen één werkdag na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Novadic Kentron op het adres [adres 3] meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
-
ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Verdachte zich laat behandelen door Novadic Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra deze beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling of detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in en zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
-
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft bij De Traverse (SMO) of op een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, verblijft. Het verblijf start direct, althans -indien er niet per direct een plaats beschikbaar mocht zijn- zodra er een plaats voor verdachte beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
-
meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
-
meewerken aan middelencontrole
Verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
-
dagbesteding
Verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van gestructureerde en passende dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 15 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.