Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld tot gevangenisstraffen en kreeg een ISD-maatregel opgelegd voor diefstal. De vraag was of voldaan was aan de wettelijke voorwaarden voor deze maatregel, specifiek artikel 38m lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof had geoordeeld dat aan de voorwaarden was voldaan, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat voor de oplegging van de ISD-maatregel vereist is dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het feit ten minste driemaal onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, en dat deze straffen geheel ten uitvoer zijn gelegd. In deze zaak was vastgesteld dat van één van de drie eerdere veroordelingen alleen het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf ten uitvoer was gelegd. Dit leidde tot de conclusie dat niet aan de wettelijke voorwaarden was voldaan, wat de Hoge Raad bevestigde in zijn uitspraak. De zaak werd terugverwezen naar het hof voor een nieuwe beoordeling van de strafoplegging.