ECLI:NL:GHSHE:2022:2537

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
20-000834-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rijbewijsinvordering en besturen zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft de invordering van het rijbewijs van de verdachte, die op 19 oktober 2020 een motorrijtuig bestuurde terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en nog niet aan hem was teruggegeven. Het hof oordeelt dat de invordering van het rijbewijs van kracht is zolang het rijbewijs niet is teruggegeven. De verdachte beschikte op het moment van het tenlastegelegde feit niet over zijn rijbewijs, waardoor hij niet gerechtigd was om te rijden. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en komt tot een andere bewijsbeslissing dan de politierechter. De verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf wordt afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000834-21
Uitspraak : 23 mei 2022
TEGENSPRAAK ex 279 Sv

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 maart 2021, parketnummer 96-299381-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 09-842216-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Voorts is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen voor het tenlastegelegde tot een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2020 te Roermond als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, het Stationsplein, een motorrijtuig (personenauto) van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2020 te Roermond als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, het Stationsplein, een motorrijtuig (personenauto) van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven als bestuurder heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet d.d. 19 oktober 2020, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] – zakelijk weergegeven – :
(p. 1 van 3 van het proces-verbaal)
Datum: 19 oktober 2020
Tijdstip zien besturen: 10:17 uur
Weg/locatie: Stationsplein
Plaats: Roermond
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat op genoemde datum, tijdstip en plaats als bestuurder reed op genoemde weg/locatie:
Verdachte: [verdachte]
Geboren op: [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederland)
Motorrijtuig: personenauto
Rijbewijs: Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie: B
Na dit onderzoek bleek dat de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 130 WvW 1994 is gevorderd, dan wel dat zijn rijbewijs is ingevorderd en niet aan hem is teruggegeven en dat hij een motorrijtuig bestuurde.
(p. 3 van 3 van het proces-verbaal)
Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , kregen van collega [verbalisant 1] bericht dat hij via de camera’s in de binnenstad van Roermond had gezien dat de ons ambtshalve bekende [verdachte] aan het rijden was in zijn auto. [verdachte] zou hebben
gereden op het Stationsplein en zou, net voor onze aankomst op het Stationsplein, zijn auto hebben geparkeerd. Collega [verbalisant 1] bevestigde dat hij [verdachte] tot 2 maal toe had zien rijden via de camera's. Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , hielden [verdachte] staande en namen hem mee naar het politiebureau te Roermond, omdat [verdachte] door ons verdacht werd van het rijden met een ingevorderd rijbewijs. Ten tijde van de staande houding had hij een fel blauwe jas/vest aan.
2.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2020, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] – zakelijk weergegeven – :
(p. 1 van 2 van het proces-verbaal)
Op maandag 19 oktober 2020 was ik belast met de taak als assistent OPCO in basisteam
Roermond.
Ik werd door collega [verbalisant 4] erop geattendeerd dat de auto van [verdachte] op het
Stationsplein voor Hotel Roermond te Roermond geparkeerd stond. Dit voertuig betreft een zwarte Volkswagen Golf.
Uit het politiesysteem bleek dat op 1 juli 2020 het rijbewijs van [verdachte] was ingevorderd.
Ik heb de beelden eerste terug gekeken en ben daarna life blijven kijken naar de beelden met de onderstaande bevindingen:
Camera 208, tijdstip 04.00 uur
Hierop is te zien dat een zwarte Volkswagen Golf komt aanrijden op het Stationsplein
te Roermond. De bestuurder parkeert deze Volkswagen Golf in een parkeervak voor Hotel
Roermond. De bestuurder stapt uit en draagt een fel blauwe jas. Na aanbellen bij het hotel, gaat de bestuurder het hotel naar binnen.
Camera 208, tijdstip 10.17 uur
Hierop is te zien dat een persoon uit het hotel komt. Deze persoon is gekleed in een fel blauwe jas. Dit is dezelfde persoon die eerder om 04.00 uur de Volkswagen Golf voor het hotel parkeerde. Nu herken ik deze persoon als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . [verdachte] stapt in zijn Volkswagen Golf. [verdachte] rijdt achteruit en rijdt vervolgens de parkeergarage van het hotel Roermond in.
Camera 210, tijdstip 10.36 uur
Hierop is te zien dat de poort van de parkeergarage opengaat en dat een zwarte
Volkswagen Golf uit de poort komt rijden en het Stationsplein oprijdt. Ik zie dat
[verdachte] de bestuurder is.
Camera 120,
(p. 2 van 2 van het proces-verbaal)
tijdstip 10.36 uur
Hierop is te zien dat [verdachte] over het Stationsplein rijdt en enkele tientallen meters
verderop zijn Volkswagen Golf parkeert in een parkeervak voor Hotel Roermond.
[verdachte] stapt daarna uit, steekt de weg over richting de Ramstraat.
Het Stationsplein in Roermond is openbare weg voor het openstaand verkeer en voor een
ieder toegankelijk zoals in de Wegenverkeerswet is omgeschreven.
3.
Een geschrift, zijnde een print uit het politiesysteem, d.d. 19 oktober 2020, 12:29:46 uur, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
(p. 1 van 3 van het geschrift)
NL-RDW
[verdachte]
Geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
RIJBEWIJS
Rijbewijsnummer: [rijbewijsnummer]
RIJBEWIJS CATEGORIEËN
AM, B, T
VERBLIJFPLAATS DOCUMENT
Datum ontvangst 06-07-2020
Verblijfplaats CBR DIVISIE VORDERINGEN
(p. 3 van 3 van het geschrift)
STRAFZAAK
Invordering periode vanaf 01-07-2020
4.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2020, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] (dit proces-verbaal maakt geen onderdeel uit van het eindproces-verbaal) – zakelijk weergegeven – :
Ik kreeg van collega [verbalisant 4] de vraag om een proces-verbaal van bevindingen op te stellen van het moment dat ik het rijbewijs van [verdachte] in beslag nam.
Op woensdag 1 juli 2020 was ik doende met noodhulp surveillance binnen het bewakingsgebied van Roermond. Na een aantal overtredingen, nam ik het rijbewijs van [verdachte] in beslag. Ik vertelde hem dat hij geen auto meer mocht rijden totdat hij zijn rijbewijs terug kreeg. Ik hoorde dat hij hierop reageerde met: “Jongen, je kent mij toch? Denk je echt dat ik niet meer ga rijden?” of woorden van gelijke strekking.
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Voertuig : personenauto, Volkswagen Golf, kleur zwart
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte niet gerechtigd was om te rijden, zolang hij zijn ingevorderde rijbewijs niet had teruggekregen. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 augustus 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3174.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er op 19 oktober 2020 geen sprake was van een rechtsgeldige titel voor het inhouden van het rijbewijs van de verdachte. Op 1 juli 2020 is het rijbewijs van de verdachte overeenkomstig artikel 130, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd en niet geschorst door het CBR. Na het volgen van de opgelegde educatieve maatregel en het betalen van de facturen daaromtrent door de verdachte, had het CBR het rijbewijs van de verdachte onverwijld moeten teruggeven, zoals is bepaald in artikel 131, tweede lid, sub c, van de Wegenverkeerswet 1994. Verder is tijdens de cursus in het kader van de educatieve maatregel tegen de verdachte gezegd dat hij weer auto mocht rijden. In het licht van al het voorgaande heeft de verdachte zich op
19 oktober 2020 dus niet schuldig gemaakt aan het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Het hof is van oordeel dat de invordering van een rijbewijs van kracht is zolang het rijbewijs niet is teruggegeven. Als moment van teruggave geldt het moment waarop het rijbewijs feitelijk aan de verdachte is teruggegeven en hij daarover dus kan beschikken. Nu de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde op 19 oktober 2020 feitelijk (nog) niet beschikte over zijn rijbewijs, nadat dit was ingevorderd, was het rijbewijs op dat moment dus nog niet teruggegeven in de zin van de wet. Zelfs als zou vaststaan dat het rijbewijs door het CBR niet onverwijld is teruggegeven, terwijl dat wel had moeten gebeuren, doet dit niets af aan het feit dat de verdachte zonder feitelijke beschikking over zijn rijbewijs niet mocht rijden. Dat de verdachte tijdens de cursus zou hebben vernomen dat hij mocht rijden, maakt dit evenmin anders.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft als bestuurder een auto bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en nog niet aan hem was teruggegeven. De verdachte heeft aldus een tegen hem genomen maatregel die de verkeersveiligheid dient, bewust genegeerd. Uit hetgeen de verdachte heeft gezegd tegen de verbalisant bij invordering van zijn rijbewijs – “Jongen, je kent mij toch? Denk je echt dat ik niet meer ga rijden?” – blijkt naar het oordeel van het hof voorts dat de verdachte ook niet van plan was zich aan de maatregel te houden.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2022, betrekking hebbende op de verdachte. Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uit het uittreksel volgt verder dat de verdachte op 26 maart 2021 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter zake van gekwalificeerde diefstal en een mishandeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden. Verder is het hof nog gebleken, niet uit het uittreksel, dat de verdachte op 29 april 2022 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter zake van tweemaal overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet en overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en ontzeggingen van de rijbevoegdheid voor tweemaal 1 jaar. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is zodoende van toepassing.
Naar het oordeel van het hof kan in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles overwegende zal het hof aan de verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Den Haag van 6 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu het hof enkel beschikt over de vordering strekkende tot tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie en niet over de andere relevante stukken voor de beoordeling, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie te Utrecht van 4 januari 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 januari 2020, parketnummer 09-842216-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier,
en op 23 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.L.P. van Cruchten is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie (artikel 9 WvW Proces-Verbaal), Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Roermond, PL/PV-nummer PL2300191020201017174737, gesloten d.d. 19 oktober 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen. Het eindproces-verbaal is niet doorgenummerd.