ECLI:NL:GHSHE:2022:252

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
200.295.413_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake bewijsbeslag en rechtmatig belang bij inzage in bescheiden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een kort geding dat CSplus B.V. heeft aangespannen tegen AH Beheer Weert B.V. en Datakings B.V. over de rechtmatigheid van bewijsbeslag en het rechtmatig belang bij inzage in bescheiden. CSplus, vertegenwoordigd door mr. N.H.A. Kampschreur, vorderde inzage in documenten die in beslag waren genomen, terwijl de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. S.H.O. Aben, het beslag wilden opheffen. De voorzieningenrechter had eerder CSplus toestemming verleend tot inzage, maar de geïntimeerden stelden dat CSplus geen rechtmatig belang had bij deze inzage.

Het hof oordeelde dat CSplus voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een rechtsbetrekking en dat het belang bij inzage gerechtvaardigd was. Het hof wees op de onrechtmatige daad van de geïntimeerden door het antedateren van documenten, wat CSplus schade had berokkend in andere rechtszaken. Het hof concludeerde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat CSplus recht had op inzage in de bescheiden die onder het beslag vielen. De vorderingen van de geïntimeerden in reconventie werden afgewezen, en het hof bekrachtigde het bestreden vonnis voor zover het in conventie was gewezen. De proceskosten werden toegewezen aan CSplus.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.295.413/01
arrest van 1 februari 2022
in de zaak van
CSplus B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
eiseres in het incident,
hierna aan te duiden als CSplus,
advocaat: mr. N.H.A. Kampschreur te Eindhoven,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
AH Beheer Weert B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
Datakings B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verweerders in het incident,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerden] en afzonderlijk als [geïntimeerde 1] ,
AH Beheer en Datakings,
advocaat: mr. S.H.O. Aben te Weert,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 9 november 2021 in het hoger beroep van het vonnis van 6 mei 2021, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, in kort geding gewezen tussen CSplus als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie/eisers in reconventie.

5.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 9 november 2021
  • de akte van CSplus van 7 december 2021 met producties 29 en 30
  • de mondelinge behandeling op 11 januari 2022
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6. De feiten

In dit hoger beroep neemt het hof tot uitgangspunt de feiten die voorzieningenrechter heeft vastgesteld in onderdeel 2 van het bestreden vonnis. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
6.1.
CSplus ontwikkelt software.
6.2.
Cloud Solutions+ B.V. (hierna: Cloud Solutions) is enig aandeelhouder van CSplus. AH Beheer houdt een derde van de aandelen in Cloud Solutions. [geïntimeerde 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van AH Beheer.
6.3.
AH Beheer was tot 28 januari 2019 een van de drie bestuurders van Cloud Solutions en CSplus. AH Beheer is ook aandeelhouder en bestuurder van Datakings.
6.4.
Tussen CSplus en AH Beheer is een procedure aanhangig over schade die AH Beheer volgens CSplus aan CSplus heeft toegebracht.
6.5.
Tussen CSplus en Diga Colmore Venlo B.V. (hierna: Diga) is een procedure aanhangig over het betalen van facturen van CSplus en de overdracht van auteursrechten op software aan Diga. In deze procedure heeft Diga een overeenkomst in het geding gebracht, die is gedateerd op 14 februari 2016. Volgens deze overeenkomst heeft CSplus haar auteursrechten op bepaalde software overgedragen aan Diga. De overeenkomst is namens CSplus ondertekend door [geïntimeerde 1] .
6.6.
Tussen CSplus en twee van haar voormalige werknemers, [persoon 1] en [persoon 2] is een procedure aanhangig met betrekking tot het overtreden van relatie- en concurrentiebedingen. In deze procedure hebben [persoon 1] en [persoon 2] een foto van een brief van CSplus in het geding gebracht, welke brief is gedateerd op 7 september 2018. Volgens deze brief heeft CSplus aan [persoon 2] meegedeeld dat het hem en [persoon 1] vrij staat om na het einde van hun arbeidsovereenkomst te participeren in Datakings en dat zij dus niet meer worden gehouden aan de relatie- en concurrentiebedingen. De brief is namens CSplus ondertekend door [geïntimeerde 1] .
6.7.
Op 9 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter CSplus verlof verleend voor het leggen van bewijsbeslag ten laste van [geïntimeerden] op:
a. a) de originele brief van 7 september 2018;
b) alle documenten (in elektronische vorm, lokaal opgeslagen of op externe (netwerk)
computers, PC's, laptops, telefoons, tablets, USB-sticks, servers of andere
gegevensdragers), waaronder maar niet beperkt tot Word-documenten en correspondentie
(waaronder e-mails en WhatsApp-gesprekken) met betrekking tot de Brief of waarin naar de
Brief wordt verwezen;
c) de originele overeenkomst van 14 februari 2016; en
d) alle documenten (in elektronische vorm, lokaal opgeslagen of op externe (netwerk)
computers, PC's, laptops, telefoons, tablets, USB-sticks, servers of andere
gegevensdragers), waaronder maar niet beperkt tot Word-documenten en correspondentie
(waaronder e-mails en WhatsApp-gesprekken) met betrekking tot de Overeenkomst of
waarin naar de Overeenkomst wordt verwezen, welke informatie en/of documenten zich
bevinden onder AH en/of Datakings in of omstreeks [plaats] ( [postcode] ) aan de [adres] .
6.8.
Het beslag is gelegd op 18 februari 2021. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt onder meer:
‘Aldaar ter plaatse voormeld heb ik;
conservatoir bewijsbeslag gelegd op de navolgende (gegevens)dragers:
No
Type
Merk
Serienummer
Behoort
volgens [geïntimeerde 1]
toe aan
Op
locatie
gekopieerd/
meegenomen
(…)
02-18-007
Notebook
Toshiba Sattelite L50 – B-1DK
(…)
Kers IT BV
Meegenomen
02-18-008
Notebook
Acer Aspire 3
(…)
Kers IT BV
Op locatie
(…)
02-18-020
Notebook
Microsoft Surface
(…)
Kers IT BV
Op locatie
(…)
02-18-022
Smartphone
iPhone XR
Kers IT BV
Op locatie
Ten tijde van het leggen van het beslag en daarna is informatie van diverse gegevensdragers gekopieerd. Alle gegevensdragers die zijn meegenomen voor onderzoek, zijn later teruggegeven.
6.9.
Aandeelhouder en bestuurder van Kers IT B.V. (hierna: Kers IT) is de Stichting Administratiekantoor Kers.

7.De procedure in eerste aanleg

7.1.
In de onderhavige procedure heeft CSplus in conventie gevorderd:
‘I. CSPlus met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze te wijzen vonnis
toestemming te verlenen tot inzage in en/of afschrift en/of uittreksel van de mogelijk in
beslag genomen Bescheiden, welke inzage in en/of afschrift en/of uittreksel plaats dient
te vinden door de deurwaarder waar de mogelijk in beslag genomen Bescheiden in
bewaring worden gehouden te gebieden om direct na betekening van het in deze te
wijzen vonnis de raadsman van CSPlus een kopie van alle door de deurwaarder
geselecteerde Bescheiden te (doen) verstrekken;
II. te bepalen dat AH en Datakings hun volledige medewerking verlenen aan de onder 1
genoemde inzage op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor iedere overtreding
van dit bevel, met een maximum van € 1.000.000,-; en
III. AH en Datakings hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding (inclusief
nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien (14) dagen na de dag
van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.’
7.2.
[geïntimeerden] hebben in reconventie gevorderd:
‘I. het door CSplus gelegde (bewijs)beslag met onmiddellijke ingang in zijn geheel op te
heffen en te bepalen dat binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis in kort geding
alle gegevensdragers (waaronder mobiele telefoon, laptops, harde schrijven, stukken
en bescheiden) waarop beslag is gelegd alsmede alle gemaakte kopieën daarvan,
geretourneerd moeten zijn, onder gelijktijdige verschaffing een ambtelijk stuk van de
gerechtsdeurwaarder waaruit blijkt dat alle gegevensdragers, waaronder mobiele
telefoon, laptops, harde schijven, stukken en bescheiden en alle gemaakte kopieën
daarvan zijn geretourneerd, met bepaling dat CSplus, voor iedere dag of gedeelte
daarvan dat zij in strijd handelt met enig deel van het vorenstaande een dwangsom
verbeurt van € 50.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. CSplus te veroordelen in de proceskosten van deze procedure, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf de veertiende dag dat CSplus na betekening van het door de
voorzieningenrechter te wijzen vonnis, in gebreke blijft met betaling van de in het
vonnis vastgestelde proceskostenveroordeling, tot de dag der algehele voldoening
toe.’
7.3.
De stellingen en verweren van partijen komen hierna aan de orde, voor zover in hoger beroep van belang.
7.4.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de volgende beslissing gegeven:

in conventie
5.5.
verleent CSPlus na betekening van dit vonnis toestemming tot inzage in en/of
afschrift en/of uittreksel van de mogelijk in beslag genomen bescheiden (niet zijnde
bescheiden afkomstig van gegevensdragers van [{---}] , [[---]] of KersIT BV),
welke inzage in en/of afschrift en/of uittreksel plaats dient te vinden door de deurwaarder -
waar de mogelijk in beslag genomen bescheiden in bewaring worden gehouden - te
gebieden om direct na betekening van dit vonnis de raadsman van CSPlus een kopie van alle
door de deurwaarder geselecteerde bescheiden te (doen) verstrekken,
5.6.
bepaalt dat AH Beheer en Datakings hun volledige medewerking verlenen aan de
onder 5.5. genoemde inzage op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere
overtreding van dit bevel met een maximum van € 50.000,00,
5.7.
veroordeelt AH Beheer en Datakings hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde
van CSplus B.V. tot op heden begroot op € 1.780,33, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis dat zij in gebreke blijven met betaling
van de proceskosten tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis in conventie in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
heft het ten laste van KersIT BV gelegde beslag (meer specifiek het beslag op de in
rechtsoverweging 2.13 onder 7, 8, 20 en 22 genoemde gegevensdragers) met onmiddellijke
ingang op en bepaalt dat binnen vijf werkdagen na dit vonnis alle gegevensdragers
(waaronder mobiele telefoon, laptops, harde schijven, stukken en bescheiden) alsmede alle
gemaakte kopieën daarvan, waarop beslag is gelegd, althans die toebehoren aan KersIT BV
dienen te worden geretourneerd (voor zover dat nog niet is gebeurd),
5.11.
bepaalt dat CSPlus voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij nalaat voornoemde
zaken van KersIT BV te (laten) retourneren een dwangsom verbeurt van € 1.000,00, met een
maximum van € 50.000,00,
5.12.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.13.
verklaart dit vonnis in reconventie in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
wijst het meer of anders gevorderde af.’

8.Het vervolg

8.1.
[geïntimeerden] hebben het bestreden vonnis op 10 mei 2021 aan CSplus laten betekenen. CSplus heeft dit vonnis op 11 mei 2021 aan [geïntimeerden] laten betekenen.
8.2.
Op 12 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter op verzoek van CSplus verlof verleend om bewijsbeslag te leggen ten laste van Kers IT op de hiervóór in 6.7 genoemde bescheiden en daaraan toegevoegd: ‘welke informatie als gevolg van een eerder verleende beslagverlof zich al bevindt onder de deurwaarder [persoon 3] althans de bewaarder [de vennootschap] te [plaats] ’.
8.3.
Het bewijsbeslag is gelegd op 18 mei 2021. Bij e-mail van die datum heeft de deurwaarder aan CSplus onder meer meegedeeld:
'
In de zaak C/03/2893801 / KG ZA 21-94:
- aan de veroordeling om inzage te verlenen aan CSPlus van de in beslag genomen bescheiden (niet zijnde bescheiden afkomstig van gegevensdragers van [{---}] , [[---]] of Kers IT B.V.) kan niet worden voldaan, aangezien er geen data c.q. bescheiden in beslag zijn
genomen afkomstig van de niet uitgesloten gegevensdragers.
In reconventie:
- de in rechtsoverweging 2.13 onder 7 genoemde originele gegevensdrager werd
tijdig geretourneerd, conform het verleende verlof d.d. 9 februari 2021.
De in rechtsoverweging 2.13 onder 8, 20 en 22 genoemde originele
gegevensdragers werden niet meegenomen, deze zijn op locatie gekopieerd.
Ten aanzien van de veroordeling om tot opheffing van het beslag (meer
specifiek het beslag op de in rechtsoverweging 2.13 onder 7,8, 20 en 22
genoemde gegevensdragers) over te gaan, verwijs ik naar onderstaande e-mail
en verzoek ik uw uitdrukkelijke instructies.
Als tot opheffing van dit beslag (uit krachte van de beschikking d.d. 9 februari
2021) op de in randnummer 5.10 genoemde gegevensdragers wordt opgegaan,
en in de appelprocedure tegen voornoemd vonnis anders wordt beslist, is er
geen data ter inzage voor uw beschikbaar op basis van het bewijsbeslag van de
beschikking d.d. 9 februari 2021. De hoger beroep procedure zou daardoor
zinloos zijn. U riskeert met het behoud van het beslag op de data aangetroffen
op de genoemde gegevensdragers echter wel het verbeuren van de
dwangsommen.
Bovendien wordt thans uitvoering gegeven aan het bewijsbeslag zoals
toegewezen in de beschikking van 12 mei 2021, waardoor op de reeds
beslagen bescheiden ten laste van Kers IT B. V. een nieuw bewijsbeslag, uit
krachte van een nieuwe titel wordt gelegd. Dit levert voor u wellicht (tijdens de
uitvoering van ons beslag) een blokkerende werking op om tot opheffing van het
beslag ten last van Kers IT B.V. over te gaan. Deze beschikking werd, gister op
17 mei 2021, aan het kantooradres van Kers IT B. V. betekend. De uitvoering
van het bewijsbeslag is reeds aangevangen.’
8.4.
CSplus heeft vervolgens bij e-mail van 19 mei 2021 aan de deurwaarder onder meer het volgende meegedeeld:
‘Ik begrijp ook dat de integrale kopieën (met uitzondering van kopieën van de 'geselecteerde bescheiden') op forensische wijze zijn gewist. Kunt u bevestigen dat dit ook geldt voor de in no. 2.13 onder 7, 8, 20 en 22 genoemde gegevensdragers. Ik zie in uw email dat u dit wel expliciet benoemt voor de gegevensdragers onder 2, 21 en 23, maar niet herhaalt voor de onder 7, 8, 20 en 22 genoemde gegevensdragers. Ik ga ervan uit dat dat wel is gebeurd, maar kunt u dat ook schriftelijk bevestigen?
Ervan uitgaande dat alle gegevensdragers zijn geretourneerd en alle integrale kopieën forensisch zijn gewist, dan blijven alleen de 'geselecteerde bescheiden' over die van de onder 7, 8, 20 en 22 genoemde gegevensdragers afkomstig zijn, en zich thans in bewaring bevinden.’
8.5.
Daarop heeft de deurwaarder bij e-mail van 19 mei 2021 geantwoord:

In de zaak C/0312893801 KG ZA 21-94:
Onderzoek werd verricht op de integrale kopieen naar 'de bescheiden'. De integrale kopieen werden vervolgens inderdaad op forensische wijze gewist.
In reconventie
Onderzoek werd verricht op de integrale kopieen naar 'de bescheiden'. De integrale kopieen werden vervolgens inderdaad op forensische wijze gewist.
Ik kan uw vraag in alinea 1 van uw email daarom inderdaad bevestigend beantwoorden. Ik ben daarover inderdaad niet volledig geweest in mijn email van gister.
Uw veronderstelling in alinea 2 is daarom dan ook juist.’
8.6.
Bij vonnis van 30 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter CSplus toestemming verleend om de geselecteerde, in bewaring gehouden bescheiden in te zien en daarvan een afschrift of uittreksel te krijgen. De vordering van Kers IT en [geïntimeerden] tot het opheffen van het op 18 mei 2021 gelegde bewijsbeslag, met nevenvorderingen, is afgewezen.
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
8.7.
CSplus heeft daarna inzage gekregen in de geselecteerde bescheiden.
8.8.
Bij exploot van 5 augustus 2021 hebben [geïntimeerden] aan CSplus aangezegd dat zij willen overgaan tot het invorderen van € 100.000,00 aan dwangsommen die zijn verbeurd, omdat niet is voldaan aan hetgeen is bepaald in 5.10 van het bestreden vonnis.
Bij vonnis van 25 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter [geïntimeerden] verboden om executiemaatregelen te treffen op basis van het bestreden vonnis. [geïntimeerden] hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

9.De beoordeling in principaal hoger beroep

9.1.
CSplus heeft in principaal hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en ‘het in eerste aanleg door [geïntimeerde 1] namens Kers IT in reconventie gevorderde alsnog af te wijzen’.
Het geschil in het kort
9.2.
CSplus heeft in dit kort geding aangevoerd, kort gezegd, dat [geïntimeerden] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door de overeenkomst van 14 februari 2016 en de brief van 7 september 2018 te antedateren. De geantedateerde documenten zijn vervolgens tegen CSplus gebruikt in de procedures die zij voert tegen Diga en de ex-werknemers [persoon 1] en [persoon 2] .
9.3.
Met de bewijsbeslagen beoogde CSplus duidelijkheid te verkrijgen of de documenten zijn geantedateerd. Het eerste bewijsbeslag is onder meer gelegd op informatie die zich bevond op gegevensdragers, waarvan [geïntimeerde 1] ten tijde van het leggen van het beslag heeft meegedeeld dat deze toebehoren aan Kers IT. Het gaat om de gegevensdragers die zijn genummerd als 7, 8, 20 en 22. Kers IT is in dit kort geding vertegenwoordigd door [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 1] heeft daartoe een last met volmacht overgelegd.
9.4.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld, kort gezegd en voor zover hier relevant, dat het meenemen en kopiëren van de gegevensdragers die volgens de opgaaf van [geïntimeerde 1] aan Kers IT toebehoren, het beslagverlof te buiten ging, zodat het bewijsbeslag daarop moet worden opgeheven. Het gaat om de gegevensdragers die de deurwaarder heeft genummerd als 7, 8, 20 en 22.
Omvang van het hoger beroep
9.5.
Volgens [geïntimeerden] heeft CSplus de vernietiging van het bestreden vonnis gevorderd, maar niet dat de in conventie gegeven veroordelingen in stand worden gelaten. Dit brengt volgens [geïntimeerden] mee dat bij vernietiging van het vonnis de rechtsgrond aan de beslaglegging komt te ontvallen. [geïntimeerden] verbinden hieraan de conclusie dat CSplus geen belang heeft bij het hoger beroep en daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
9.6.
In de onderdelen 1.11 en 1.12 van de dagvaarding in hoger beroep heeft CSplus aangegeven wat haar inzet is in dit hoger beroep. Uit deze onderdelen blijkt dat CSplus het oordeel van de voorzieningenrechter in reconventie bestrijdt en verlangt dat de reconventionele vordering van [geïntimeerden] tot het opheffen van het bewijsbeslag alsnog wordt afgewezen. De grieven zijn vervolgens ook alleen daarop gericht. Het gaat dan met name om de beslissing van de voorzieningenrechter wat betreft de gegevensdragers met de nummers 7, 8, 20 en 22, die volgens [geïntimeerden] toebehoren aan Kers IT. De conclusie in de dagvaarding in hoger beroep sluit hierop aan.
9.7.
Gelet op het voorgaande hebben [geïntimeerden] uit de stellingen van CSplus niet anders kunnen begrijpen dan dat CSplus het principaal hoger beroep heeft willen beperken tot het vonnis voor zover dit in reconventie is gewezen. De gevorderde vernietiging van het bestreden vonnis heeft dus ook alleen daarop betrekking.
Belang bij principaal hoger beroep
9.8.
CSplus heeft niet voldaan aan hetgeen de voorzieningenrechter heeft bepaald in 5.10 van het bestreden vonnis. Zij heeft immers niet alle kopieën van alle bescheiden die zijn aangetroffen op de gegevensdragers 7, 8, 20 en 22 teruggegeven aan Kers IT. Een selectie van informatie die op deze gegevensdragers is aangetroffen, is bij de bewaarder gebleven, vanwege het tweede, op 18 mei 2021 gelegde bewijsbeslag. Om deze reden is tussen partijen in geschil of CSplus de dwangsommen heeft verbeurd, die in 5.11 van het bestreden vonnis zijn opgelegd.
9.9.
Gelet op dit geschil heeft CSplus naar het oordeel van het hof voldoende belang bij het principaal hoger beroep. In dit hoger beroep is immers de toewijsbaarheid van de vorderingen van [geïntimeerden] tot het opheffen van het beslag en het bevel tot teruggave met de daaraan verbonden dwangsommen aan de orde, terwijl in het executiegeschil de opheffing en het bevel en de daaraan verbonden dwangsommen een gegeven zijn. Het gaat er in het executiegeschil nog slechts om of de opgelegde dwangsommen zijn verbeurd en of verbeurde dwangsommen mogen worden ingevorderd.
9.10.
Daarnaast heeft CSplus belang bij het principaal hoger beroep vanwege de proceskosten in reconventie.
Opheffing beslag ten laste van Kers IT
9.11.
Voor de toewijsbaarheid in dit kort geding van de vordering van [geïntimeerden] tot het opheffen van het bewijsbeslag op informatie die was opgeslagen op de gegevensdragers waarvan [geïntimeerden] stellen dat die aan Kers IT toebehoren, is nodig dat ook in hoger beroep daarbij een spoedeisend belang bestaat.
9.12.
Na het bestreden vonnis, waarbij het beslag is opgeheven en is bepaald dat de in bewaring gehouden informatie moet worden teruggegeven, is verlof verleend om op deze informatie ten laste van Kers IT bewijsbeslag te leggen. Dit beslag is vervolgens gelegd. Naar het oordeel van het hof brengt dit mee dat er thans geen spoedeisend belang meer bestaat bij het opheffen van het eerdere beslag, ook als dit ten onrechte is gelegd.
De vordering tot het opheffen van het eerdere beslag is daarom niet langer toewijsbaar.
Slot
9.13.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven voor zover dit in reconventie is gewezen. De vorderingen van [geïntimeerden] moeten alsnog worden afgewezen en [geïntimeerden] behoren alsnog te worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie.
9.14.
Bij deze stand van zaken bestaat geen belang meer bij het verder bespreken van de grieven in principaal hoger beroep.
9.15.
De proceskosten van de reconventie in eerste aanleg aan de zijde van CSplus stelt het hof vast op € 1.016,00 voor salaris van de advocaat.
9.16.
[geïntimeerden] moeten ook de proceskosten van het principaal hoger beroep dragen, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. Deze kosten stelt het hof vast als volgt:
- explootkosten € 97,33
- griffierecht € 772,00
- salaris advocaat
€ 2.785,00(tarief II, 2,5 punten)
totaal € 3.654,33
9.17.
De nakosten stelt het hof vast, zoals hierna in de uitspraak wordt vermeld.

10.De beoordeling in incidenteel hoger beroep

10.1.
Het incidenteel hoger beroep is ingesteld onder de voorwaarde dat CSplus ontvankelijk is in het principaal hoger beroep. Aan deze voorwaarde is voldaan, zodat het hof het incidenteel hoger beroep zal behandelen.
10.2.
[geïntimeerden] hebben in incidenteel hoger beroep zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Zij hebben geconcludeerd het vonnis:
‘gedeeltelijk te vernietigen in die zin dat de veroordeling in reconventie ten gunste
van Kers IT in stand dient te worden gelaten en alsnog rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar
bij voorraad de vorderingen van CSplus in conventie af te wijzen en de vorderingen van AH
Beheer c.s. en Datakings in reconventie integraal toe te wijzen met veroordeling van CSplus
in de proceskosten in beide instanties.’
10.3.
De grieven in het incidenteel hoger beroep zijn gericht tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in conventie heeft gewezen, voor zover daarbij de vorderingen van CSplus zijn toegewezen en AH Beheer en Datakings zijn veroordeeld in de proceskosten. Het hof begrijpt hieruit dat [geïntimeerden] beogen alleen in zoverre het bestreden vonnis in incidenteel hoger beroep aan het hof voor te hebben willen leggen.
Belang bij incidenteel hoger beroep
10.4.
De beslissingen die de voorzieningenrechter in conventie heeft gegeven, hebben betrekking op het inzien van informatie die was opgeslagen op andere gegevensdragers dan de gegevensdragers die volgens [geïntimeerden] aan Kers IT toebehoren. Het gaat om de gegevensdragers die toebehoren aan [geïntimeerden]
10.5.
Uit de e-mails van de deurwaarder van 18 en 19 mei 2021 volgt dat geen informatie in beslag is genomen die was opgeslagen op de gegevensdragers die toebehoren aan [geïntimeerden] Naar het hof met CSplus aanneemt, bevatten deze gegevensdragers kennelijk geen bescheiden waarop het beslag volgens het beslagverlof betrekking had. Er kon dus geen inzage worden verleend in bescheiden die waren opgeslagen op deze gegevensdragers. CSplus heeft hierop gewezen in 2.3 en 4.10 van de dagvaarding in hoger beroep en onderdeel 14 van haar spreekaantekeningen in hoger beroep. Volgens CSplus hebben [geïntimeerden] geen belang bij het incidenteel hoger beroep.
10.6.
Naar het oordeel van het hof hebben [geïntimeerden] in elk geval een belang bij het incidenteel hoger beroep behouden vanwege de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling in conventie.
Rechtsbetrekking en rechtmatig belang
a.
Inleiding
10.7.
De vordering van CSplus tot inzage is gegrond op art. 843a Rv. Volgens deze bepaling kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking heeft of onder wie deze bescheiden berusten.
10.8.
Wat betreft de rechtsbetrekking heeft CSplus in dit kort geding aangevoerd dat [geïntimeerden] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door het antedateren van de overeenkomst van 14 februari 2016 en de brief van 7 september 2018. De rechtsbetrekking die aan de vordering van CSplus tot inzage ten grondslag ligt, berust dus op een onrechtmatige daad van [geïntimeerden] jegens CSplus.
10.9.
De grieven I, II en III in incidenteel hoger beroep hebben betrekking op de rechtsbetrekking die aan de vordering van CSplus ten grondslag ligt en op de vraag of CSplus een rechtmatig belang heeft bij de inzage. Het hof bespreekt deze grieven gezamenlijk.
b.
Rechtmatig belang
10.10.
Volgens [geïntimeerden] heeft CSplus geen rechtmatig belang bij de inzage, kort gezegd, omdat niet duidelijk is waarom de bescheiden relevant zijn in de rechtsbetrekking tussen partijen.
10.11.
De bescheiden waarop de inzage betrekking heeft, zijn van belang voor het bewijs van het antedateren, en dus met het oog op het bewijs voor het onrechtmatige handelen dat CSplus [geïntimeerden] verwijt. CSplus heeft daarmee een rechtmatig belang bij inzage in het kader van de rechtsbetrekking waarop de vordering tot inzage berust. Dit wordt niet anders als CSplus daarnaast een belang bij de inzage heeft in het kader van andere rechtsbetrekkingen, zoals de rechtsbetrekkingen tot Diga en tot [persoon 1] en [persoon 2] .
c.
Maatstaf
10.12.
De maatstaf die geldt voor het beoordelen van een vordering op de voet van art. 843a Rv, is dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk is. Het is aan degene die inzage verlangt, om zodanige feiten en omstandigheden te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen, dat het bestaan van de rechtsbetrekking voldoende aannemelijk is (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251, rov. 3.1.3-3.1.5). In dit geval gaat het er dus om of voldoende aannemelijk is dat de gestelde onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan.
10.13.
Wat voldoende aannemelijk is, hangt af van de omstandigheden van het geval. In wezen gaat het erom of het bestaan van de rechtsbetrekking voldoende aannemelijk is om de inzage te rechtvaardigen. In dit verband kan rekening worden gehouden met de wederzijdse belangen, de aard van het geschil en de overige relevante omstandigheden, waaronder de omvang van de exhibitie en de mogelijkheid om op andere wijze bewijs te leveren (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:2020:1251, rov. 3.1.4).
10.14.
Het hof stelt voorop dat op basis van alle feiten en omstandigheden die thans bekend zijn, moet worden beoordeeld of de rechtsbetrekking voldoende aannemelijk is om inzage te rechtvaardigen. Ook de feiten en omstandigheden die zich na het bestreden vonnis hebben voorgedaan, zijn dus van belang.
d.
Aanwijzingen voor antedateren
10.15.
[geïntimeerden] hebben de aanwijzingen tegengesproken die CSplus in eerste aanleg naar voren heeft gebracht om aannemelijk te maken dat sprake is van antedateren van de documenten.
10.16.
Ten tijde van de behandeling in eerste aanleg waren er aanwijzingen die het vermoeden deden rijzen dat sprake was van geantedateerde documenten. Het hof wijst er met name op dat onvoldoende is weersproken dat CSplus voor het eerst tijdens de procedures met Diga en met Van Bussen en [persoon 2] met deze documenten werd geconfronteerd en dat de documenten niet in (digitale) administratie van CSplus zijn aangetroffen. [geïntimeerden] stellen ook niet, althans lichten niet of onvoldoende toe, dat de stukken zich wél in die (digitale) administratie bevonden. Daarbij komt dat de documenten namens CSplus alleen door [geïntimeerde 1] waren ondertekend, terwijl [geïntimeerde 1] en zijn vennootschappen in conflict waren met CSplus op het moment dat de documenten in de procedures werden overgelegd.
10.17.
Bij de behandeling van de vordering tot inzage in de informatie die valt onder het bewijsbeslag dat op 18 mei 2021 is gelegd ten laste van Kers IT, is gebleken van méér omstandigheden die wijzen op het antedateren, zo is te lezen in het vonnis van de voorzieningenrechter van 30 juli 2021 (rov. 4.20):
‘Sterker nog, de argumenten om deze inzage te verlenen hebben aan kracht gewonnen in het licht van de omstandigheid dat:
• er kennelijk enige digitale bestanden zijn aangetroffen die (lijken te) voldoen aan de
beschrijving van het verlof en
• [geïntimeerde 1] ter zitting verklaarde dat met Diga op 14 februari 2016 een mondelinge overeenkomst is gesloten die pas veel later ( [geïntimeerde 1] kon dit niet – ook niet bij
benadering – nader concretiseren) is neergelegd in een schriftelijke, op 14 februari 2016 gedateerde overeenkomst en welke kennelijk door Diga in de procedure is ingebracht.’
10.18.
Daar komt nog ten overvloede bij dat inzage vervolgens heeft plaatsgevonden en dat volgens CSplus daaruit is gebleken dat de documenten later zijn opgemaakt dan de datum die daarop is vermeld. [geïntimeerden] hebben niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken dat dit zo is.
10.19.
Al met al is er in elk geval in hoger beroep gebleken van voldoende feiten en omstandigheden die duiden op het antedateren.
e.
Voldoende aannemelijk
10.20.
De vraag is of de onrechtmatige daad hiermee voldoende aannemelijk is om de inzage te rechtvaardigen. Het hof is van oordeel dat dit het geval is, om de volgende redenen.
10.21.
[geïntimeerden] hebben geen belangen naar voren gebracht die opwegen tegen het belang van CSplus om de waarheid te achterhalen over het dateren of antedateren door [geïntimeerden] van de documenten. De informatie die [geïntimeerden] moeten prijsgeven, is beperkt tot bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op het vervaardigen van de overeenkomst van 14 februari 2016 en de brief van 7 september 2018. In die zin is de exhibitie beperkt van omvang. De informatie heeft bovendien geen persoonlijk, maar een zakelijk karakter, in verband met een zakelijk geschil. De informatie was ook opgeslagen op gegevensdragers voor zakelijk gebruik. In dat opzicht is het prijsgeven van de informatie dus weinig ingrijpend te noemen. Ten slotte zijn geen steekhoudende redenen naar voren gebracht om deze beperkte en zakelijke informatie verborgen te houden.
10.22.
Of de waarheid over het dateren en antedateren ook zou kunnen worden achterhaald door het horen van getuigen, is ongewis. Mede in het licht van de beperkte omvang van de exhibitie, het minder ingrijpende karakter ervan en het ontbreken van steekhoudende redenen om de informatie verborgen te houden, is er uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling of anderszins onvoldoende reden om inzage te ontzeggen vanwege een mogelijkheid dat de waarheid kan worden achterhaald door het horen van getuigen, met alle kosten en vertraging die daaraan zijn verbonden.
10.23.
Ook voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zich tegen het verlenen van inzage verzetten.
f.
Conclusie
10.24.
De conclusie is dat de voorzieningenrechter terecht tot het oordeel is gekomen dat CSplus recht had op inzage in bescheiden die onder het beslag vielen. De grieven I, II en III in incidenteel hoger beroep treffen geen doel.
Slot
10.25.
De grieven IV en V in incidenteel hoger beroep hebben geen zelfstandige betekenis en delen daarom het lot van de andere grieven.
10.26.
Ook voor grief VI in incidenteel hoger beroep geldt dat deze niet slaagt. Vanwege hun ongelijk zijn [geïntimeerden] terecht veroordeeld in de proceskosten in conventie. Wat betreft de proceskosten in reconventie verwijst het hof naar hetgeen hiervóór is overwogen in 9.13. De grief heeft verder geen zelfstandige betekenis.
10.27.
De slotsom is dat het bestreden vonnis in conventie moet worden bekrachtigd.
10.28.
[geïntimeerden] zijn in het incidenteel hoger beroep in het ongelijk gesteld. Het hof zal hen daarom veroordelen in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep. Deze proceskosten aan de zijde van CSplus stelt het hof vast op € 557,00 (tarief II, 1 punt x 0,5).

11.De beoordeling in het incident

11.1.
CSplus heeft in het incident gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis wat betreft de in reconventie in 5.11 en 5.12 gegeven beslissingen voor de duur van het hoger beroep schorst.
11.2.
In aanmerking genomen dat in deze zaak een eindarrest wordt uitgesproken, is er geen plaats en noodzaak meer voor de gevorderde voorlopige voorziening.
11.3.
De proceskosten in het incident komen ten laste van [geïntimeerden] , als de partij die in principaal hoger beroep in het ongelijk is gesteld. De enige werkzaamheden in het incident die een afzonderlijke vergoeding rechtvaardigen, betreffen de akte van 7 december 2021.
De proceskosten aan de zijde van CSplus met betrekking tot deze akte stelt het hof vast op
€ 557,00 (tarief II, 0,5 punt).
12. De uitspraak
Het hof:
in principaal hoger beroep
12.1.
vernietigt het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen;
12.2.
wijst, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vorderingen die [geïntimeerden] in reconventie hebben ingesteld, alsnog af;
in incidenteel hoger beroep
12.3.
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen;
in het incident
12.4.
wijst de vorderingen af;
verder in principaal en incidenteel hoger beroep en in het incident
12.5.
veroordeelt [geïntimeerden] in de proceskosten van de reconventie in eerste aanleg en het hoger beroep, aan de zijde van CSplus vastgesteld op:
- € 1.016,00 tot heden voor de reconventie in eerste aanleg,
- € 3.654,33 tot heden voor het principaal hoger beroep,
- € 557,00 tot heden voor het incidenteel hoger beroep,
- € 557,00 tot heden voor het incident,
- € 163,00 aan nasalaris advocaat zonder betekening van dit arrest of € 248,00 vermeerderd met de explootkosten bij betekening van dit arrest, indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
12.6.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en G. van der Wal en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 februari 2022.
griffier rolraadsheer