ECLI:NL:GHSHE:2022:250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
200.293.818_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over rechtsgeldigheid opzegging overeenkomst van opdracht tussen orthodontist en zorgaanbieder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding over de rechtsgeldigheid van de opzegging van een overeenkomst van opdracht tussen een orthodontist, aangeduid als [appellant], en Top Ortho Bergen op Zoom B.V., de geïntimeerde. De overeenkomst, gesloten op 19 juli 2019, was voor onbepaalde tijd en bevatte een opzegtermijn van zes maanden. De opdrachtgever, Top Ortho, heeft de overeenkomst opgezegd per 29 maart 2021, wat door [appellant] als onrechtmatig werd betwist. Het hof oordeelt dat de opzegging niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, en dat de opzegging rechtsgeldig is. Het hof verwijst naar de omstandigheden waaronder de opzegging heeft plaatsgevonden en de contractuele afspraken die zijn gemaakt. Het hof concludeert dat de grieven van [appellant] falen en bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij [appellant] in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.293.818/01
arrest van 1 februari 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. T.A.M. van den Ende te Utrecht,
tegen
Top Ortho Bergen op Zoom B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Top Ortho,
advocaat: mr. N. van den Burg te Utrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 april 2021 ingeleide hoger beroep van het kortgedingvonnis van 26 maart 2021, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen [appellant] als eiser en Top Ortho als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/383159 / KG ZA 21-108)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties:
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de bij H12-formulier van 15 december 2021, door het hof ontvangen op 17 december 2021, ingediende akte overlegging nadere producties d.d. 21 december 2021, welke akte [appellant] bij mondelinge behandeling in het geding heeft gebracht;
  • de meervoudige mondelinge behandeling, waarbij [appellant] een pleitnota heeft overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De kern van het geschil
3.1.
In de kern verschillen partijen in dit kort geding van mening over de rechtsgeldigheid van de opzegging door Top Ortho van de tussen hen gesloten overeenkomst van opdracht. [appellant] stelt dat de opzegging in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus onrechtmatig is, terwijl Top Ortho van mening is dat zij op grond van de haar toekomende contractuele opzegbevoegdheid de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd.
De vaststaande feiten
3.2.
De voorzieningenrechter heeft onder 2 de feiten vastgesteld waarvan in dit kort geding moet worden uitgegaan. Deze feitenvaststelling is niet betwist, zodat deze ook in hoger beroep uitgangspunt is. Dit feitenoverzicht wordt hierna herhaald en aangevuld met andere relevante feiten, die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) gemotiveerd betwist vaststaan. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
3.2.1.
[appellant] is werkzaam als orthodontist.
3.2.2.
Top Ortho is een zorgaanbieder van tandheelkundige en orthodontische zorg.
3.2.3.
[appellant] en Top Ortho hebben op 19 juli 2019 een overeenkomst van opdracht gesloten (hierna: de overeenkomst). Deze overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 1 Doelomschrijving
1.
Opdrachtnemer zal als praktijkmedewerker met ingang van12 augustus 2019voor onbepaalde tijd op verzoek van TopOrtho, welk verzoek Opdrachtnemer aanvaardt, orthodontische, tandheelkundige diensten verrichten aan de patiënten waar TopOrtho zorg aan aanbiedt. (…)
Artikel 9 Einde
1.
De overeenkomst wordt beëindigd:
(…)
b. door opzegging door één van partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden; (…)”
3.2.4.
Bij brief van 29 september 2020 heeft [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) namens Top Ortho aan [appellant] het volgende geschreven:
Betreft: beëindiging overeenkomst van opdracht
Geachte heer [appellant] , beste [appellant] ,
Hierbij bevestigen wij het einde van de overeenkomst van opdracht inzake uw praktijkmedewerking. Rekening houdend met de opzegtermijn van 6 maanden zal uw overeenkomst van opdracht tot en met 29 maart 2021 van kracht zijn.
Wij verzoeken u om eventueel door Top Ortho [kantoorplaats] B.V. aan u ter beschikking gestelde bedrijfseigendommen (sleutels, pasjes, etc.), uiterlijk 29 maart 2021 in te leveren bij de officemanager van de praktijk.
Tot slot danken wij u voor de samenwerking en wensen wij u alle goeds voor de toekomst. (…)”
3.2.5.
Bij brief van 22 oktober 2020 heeft [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) namens [appellant] daarop onder meer als volgt gereageerd:
“Tot zijn ontstentenis heeft mijn cliënt, [appellant] , een opzegging van zijn overeenkomst van opdracht per brief mogen ontvangen op of omstreeks 29 september 2020 jongstleden (bijlage 1).
TOP ORTHO is echter met [appellant] op 19 juli 2019 een overeenkomst van opdracht aangegaan voor onbepaalde tijd op verzoek van TOP ORTHO (bijlage 2). Aan het sluiten van deze overeenkomst is een onderhandelingstraject voorafgegaan, waarin het juist TOP ORTHO bleek te zijn die [appellant] voor langere tijd aan zich wilde binden (bijlage 3). Daarmee is de mogelijkheid tot opzegging door TOP ORTHO vrijwillig en op verzoek uitgesloten.
[appellant] had, om kwaliteitsredenen en om imagoschade voor TOP ORTHO te voorkomen, zelf een duur van 2 tot 3 jaar voorgesteld. Nu wordt [appellant] zonder reden zijn beroepsperspectief ontnomen.
(…)”
3.2.6.
Namens Top Ortho heeft [persoon 3] (hierna: [persoon 3] ) bij brief van 6 november 2020 aan [persoon 2] onder meer het volgende bericht:
“Hierbij laat ik [appellant] en u weten dat wij ons besluit om de overeenkomst van opdracht met de heer [appellant] op te zeggen en per 30 maart 2021 te beëindigen, niet zullen herzien.
Overigens ontnemen wij hiermee niet het beroepsperspectief van [appellant] .
Het feit dat eerder de intentie was om voor langere duur samen te werken, doet niet af aan het feit dat beëindiging op basis van artikel 9.1.b van de OvO(hof: overeenkomst van opdracht)
mogelijk is. Hierbij merk ik op dat de schriftelijke opzegging tevens ervoor mondeling is aangekondigd.
Wij hopen dat tot 30 maart 2021 er sprake kan zijn van een goede samenwerking. Wij staan open voor het maken van afspraken over een eerdere einddatum, indien gewenst.
(…).”
Procedure in eerste aanleg
3.3.1.
Bij dagvaarding van 9 maart 2021 heeft [appellant] Top Ortho in kort geding gedagvaard en gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. Top Ortho te gebieden de opzegging van 29 september 2020, of iedere andere gedane mondelinge of schriftelijke opzegging te schorsen en Top Ortho te gebieden [appellant] ook na 29 maart 2021 toe te laten tot het uitvoeren van zijn praktijk in de Top Ortho-praktijk te [vestigingsplaats] overeenkomstig de gemaakte afspraken zoals die zijn neergelegd in de overeenkomst van opdracht van 19 juli 2019, althans een in goede justitie te bepalen veroordeling;
subsidiair
2. Top Ortho te gebieden een voorschot op de schadevergoeding te betalen van
€ 100.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
met veroordeling (kort gezegd) van Top Ortho in de proceskosten met wettelijke rente en in de nakosten met wettelijke rente.
3.3.2.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat opzegging door Top Ortho in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, althans onrechtmatig is. Gelet op de afspraken van partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst is het volgens [appellant] de bedoeling geweest dat de overeenkomst gedurende de eerste vijf jaar niet opzegbaar zou zijn. Daartoe heeft hij verwezen naar de correspondentie van partijen, een Whatsappbericht aan hem van 10 september 2020 van de regiomanager van Top Ortho en een door de praktijkmedewerkers ondertekende verklaring van 13 oktober 2020. Verder heeft hij gesteld dat voor opzegging een gegronde reden had moeten worden opgegeven, terwijl hem geen enkele reden is gegeven. Het subsidiair gevorderde bedrag betreft een voorschot op de schade die hij in de vorm van inkomstenderving lijdt door de onrechtmatige opzegging.
3.3.3.
Top Ortho heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.4.4.
In het kortgedingvonnis van 26 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
Procedure in hoger beroep
3.4.
[appellant] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen, heeft daartegen negen grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
Spoedeisend belang in hoger beroep
3.5.
Het gaat in dit kort geding om de vraag of de overeenkomst van opdracht – en daarmee de mogelijkheid van [appellant] om op basis daarvan ook na 29 maart 2021 de daarin beschreven werkzaamheden te verrichten en inkomen te genereren – door Top Ortho rechtsgeldig is beëindigd. Daarmee is ook in hoger beroep het spoedeisend belang gegeven.
De grieven 1 t/m 7: opzegging overeenkomst van opdracht
3.6.
De grieven 1 t/m 7 komen er naar de kern genomen op neer dat de overeenkomst van opdracht door Top Ortho niet rechtsgeldig is opgezegd dan wel dat de opzegging van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, althans onrechtmatig is. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
3.7.
Bij de beoordeling van de vraag of de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd, dient het hof zich als kortgedingrechter te richten naar de waarschijnlijke uitkomst daarvan in een bodemprocedure.
Uitleg overeenkomst
3.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd hebben gesloten, maar zij verschillen van mening over de uitleg die in dit geval toekomt aan de overeengekomen onbepaalde duur van de overeenkomst.
Volgens [appellant] hadden partijen de intentie om minimaal vijf jaar, althans in ieder geval niet korter dan drie jaar met elkaar te contracteren. [appellant] merkt in dat verband op dat de modelovereenkomst van Top Ortho een termijn van één jaar bevatte, maar dat hij gelet op de duur van de tandheelkundige behandeling en de continuïteit van de zorgverlening heeft voorgesteld om een overeenkomst aan te gaan van ten minste twee of drie jaar, waarbij hij wijst op daarover gevoerde email-correspondentie (productie 4 bij inl. dagv.). Toen Top Ortho daarop voorstelde er een overeenkomst voor onbepaalde tijd van te maken, kan dit volgens [appellant] niet anders worden gelezen dan dat Top Ortho een overeenkomst wilde aangaan voor langer dan twee of drie jaar. Door te reageren met
“maken we onbepaalde tijd van”heeft Top Ortho op zijn minst de verwachting gewekt dat de overeenkomst langer zou duren dan drie jaar en voor die tijd niet opzegbaar is. [appellant] verwijst ter onderbouwing van de door hem bepleite uitleg onder meer naar een Whatsappbericht van de regiomanager van 10 september 2020 (prod. 8 bij inl. dagv), waarin zij opmerkt:
“We hadden toch afgesproken, dat je minstens nog 5 tot 10 jaar zou blijven in Bergen op Zoom”.
3.9.
Top Ortho betwist dat [appellant] vanwege het feit dat het een overeenkomst voor onbepaalde tijd betreft ervan uit mocht gaan dat de overeenkomst een minimale looptijd had. Bovendien is [appellant] niet duidelijk of het om een minimale looptijd van 2, 3 of 5 jaar gaat. [appellant] miskent dat de looptijd van de overeenkomst en de opzegbaarheid daarvan twee verschillende zaken zijn. De opzeggingsbevoegdheid staat in artikel 9 van de overeenkomst en geldt ongeacht de looptijd. Voorts betwist Top Ortho de authenticiteit van genoemd Whatsappbericht. Zij heeft een verklaring van de regiomanager overgelegd met daarin een screenshot van dat bericht in de telefoon van de regiomanager (prod. 11 Top Ortho pleitnota eerste aanleg). Volgens Top Ortho is de weergave van het bericht volledig in lijn met de gebruikelijke weergave van Whatsapp en valt op dat de weergave van [appellant] daarvan wezenlijk afwijkt.
3.10.
Nu partijen verschillen over de uitleg van de tussen hen gesloten overeenkomst, dient die overeenkomst te worden uitgelegd aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Aan [appellant] kan worden toegegeven dat hetgeen met hem tijdens de onderhandelingen is besproken erop duidt dat het destijds de intentie van beide partijen was dat hij gedurende langere tijd voor Top Ortho tandheelkundige en orthodontische werkzaamheden zou verrichten; Top Ortho bestrijdt dat ook niet. Het hof verwijst naar de brief van 6 november 2020 waarin ook namens Top Ortho is opgemerkt dat het de intentie was om voor langere duur samen te werken (zie rov. 3.2.6). Maar anders dan [appellant] stelt, volgt uit de enkele omstandigheid dat partijen de intentie hadden om gedurende langere tijd samen te werken nog niet dat de overeenkomst onopzegbaar zou zijn. Andere omstandigheden waaruit de onopzegbaarheid zou volgen zijn niet aangevoerd. Dit betekent dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij er gelet op de tijdens de onderhandelingen gemaakte afspraken gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de overeenkomst niet opzegbaar zou zijn. Evenmin kan uit wat toen tussen partijen is besproken worden afgeleid dat partijen de bedoeling hadden minimaal vijf jaar, althans niet korter dan drie jaar, met elkaar te contracteren. Dat wordt niet anders door het Whatsappbericht waarop [appellant] zich beroept ter onderbouwing van zijn standpunt. In het licht van de gemotiveerde betwisting van Top Ortho staat de authenticiteit daarvan niet vast. Aangezien in kort geding geen plaats is voor bewijslevering, is niet aannemelijk geworden dat partijen een minimale contractsduur van vijf dan wel drie jaar zijn overeengekomen.
Opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
3.11.
[appellant] beroept zich daarnaast op de omstandigheid dat de opzegging in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, althans onrechtmatig is. Bij de beoordeling daarvan is van belang dat artikel 9.1 b van de overeenkomst voorziet in de mogelijkheid dat de overeenkomst door beide partijen kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden (zie rov. 3.2.3.).
Maar anders dan Top Ortho betoogt, betekent het enkele feit dat zij van haar contractuele bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen gebruik heeft gemaakt met inachtneming van de opzegtermijn nog niet, althans niet zonder meer, dat de opzegging rechtsgeldig is geschied. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer HR 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1134) volgt namelijk dat ook ingeval een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd een opzegregeling bevat de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat onverkorte toepassing van de contractuele opzegregeling niet aan de orde is, maar opzegging slechts mogelijk is als een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat, dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen, of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
Het gaat dan om de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW. Bij de toepassing daarvan dient de rechter de nodige terughoudendheid in acht te nemen. Het is in beginsel aan de partij die zich daarop beroept om, binnen de processuele kaders die in kort geding gelden, de feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, die een beroep daarop kunnen dragen.
3.12.
[appellant] beroept zich ook ter onderbouwing van zijn standpunt dat de opzegging van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is op het bij hem door Top Ortho opgewekte vertrouwen dat de overeenkomst ten minste vijf jaar of in ieder geval meer dan drie jaar zou voortduren en gedurende die periode niet opzegbaar is. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.10 is overwogen, geldt ook hier dat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de opzegging van de overeenkomst om die reden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.13.
[appellant] betoogt verder, zo begrijpt het hof, dat gedaagde misbruik maakt van haar opzegbevoegdheid. Volgens [appellant] oefent Top Ortho deze uit om eiser te schaden dan wel oefent zij deze uit voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend. De belangen van [appellant] worden door de opzegging op onevenredige wijze geschaad, terwijl er geen enkel (redelijk) belang voor Top Ortho is om de overeenkomst op te zeggen. [appellant] is 66 jaar, kostwinner en moet in zijn pensioen voorzien, terwijl hij ook voor zijn registratie als mondzorgverlener afhankelijk is van de samenwerking met Top Ortho. Voorts stelt [appellant] dat gelet op het feit dat partijen de intentie hadden om voor een langere periode een overeenkomst aan te gaan, de overeenkomst zonder enige onderbouwde reden niet zomaar opzegbaar is. In de opzeggingsbrief is geen reden vermeld. Verder wijst [appellant] , zo begrijpt het hof, op het oneigenlijke van de opzegging, omdat deze enkel lijkt te zijn ingegeven door de omstandigheid dat twee directieleden niet met hem kunnen samenwerken. Dat zijn zorgverlening ondermaats zou zijn of dat medewerkers niet met hem kunnen samenwerken, is niet aangevoerd, aldus [appellant] . Ten slotte beroept [appellant] zich op de omstandigheid dat de opzegging het patiëntenbelang en het personeelsbelang schaadt.
3.14.
Top Ortho betwist dat zij haar opzegbevoegdheid heeft misbruikt. Zij heeft de overeenkomst niet opgezegd met een ander doel dan waarvoor deze is verleend of met geen ander doel dan [appellant] te schaden. Top Ortho betwist de belangen van [appellant] te hebben geschaad. Zij merkt op dat de persoonlijke omstandigheden in de risicosfeer van opdrachtnemer vallen alsook dat [appellant] heeft gezegd dat hij zijn schaapjes op het droge heeft. De opzegtermijn van zes maanden biedt [appellant] voldoende gelegenheid om een nieuwe opdracht(gever) te zoeken. Verder voert Top Ortho aan dat zich tussen augustus 2019 en september 2020 in de relatie tussen [appellant] en Top Ortho diverse situaties hebben voorgedaan waardoor Top Ortho geen vertrouwen meer had in een goede samenwerking met [appellant] . Top Ortho wijst er dat verband onder meer op dat [appellant] zichzelf als praktijkhouder ziet en daarmee miskent dat de praktijk onderdeel is van de grotere Top Mondzorg organisatie waarbij veel zaken centraal geregeld worden. Hij voert continue discussies met het management en drijft een wig tussen het management en het lokale team, aldus Top Ortho.
3.15.
Het hof overweegt als volgt.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door Top Ortho heeft [appellant] onvoldoende concreet onderbouwd dat Top Ortho haar opzegbevoegdheid heeft aangewend met geen ander doel dan om hem te schaden dan wel voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Van misbruik van bevoegdheid is daarom geen sprake. De enkele omstandigheid dat de opzegging voor [appellant] financieel nadelig is, omdat hij daardoor een inkomstenbron verliest, is evenzeer onvoldoende. In dit verband acht het hof ook van belang dat de overeenkomst een opzegtermijn van 6 maanden bevat, welke opzegtermijn door Top Ortho in acht is genomen. Daarmee heeft [appellant] een redelijke termijn gehad om naar andere werkzaamheden uit te zien en ook zijn registratie veilig te stellen, terwijl voorts sprake is van een relatief lange opzegtermijn afgezet tegen de betrekkelijk korte periode waarin [appellant] voor Top Ortho werkzaam was.
De conclusie is dat niet, althans onvoldoende, aannemelijk is geworden dat [appellant] door de opzegging in zijn (financiële) belangen is geschaad.
3.16.
Wat betreft het ontbreken van een reden in de opzeggingsbrief wijst Top Ortho er terecht op dat zij op grond van de overeenkomst niet gehouden was een specifieke reden voor de opzegging te geven. Dat is daarmee uitgangspunt. De omstandigheden van het geval, door [appellant] te stellen, kunnen echter meebrengen dat een opzegging zonder redengeving naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (zie rov. 3.11). Gelet op de terughoudende rechterlijke toetsing die daarbij past, is wat [appellant] daartoe heeft aangevoerd onvoldoende. Het beroep van [appellant] op, kort gezegd, het oneigenlijke karakter van de opzegging stuit naar het voorlopig oordeel van het hof af op het gemotiveerde verweer van Top Ortho, kort gezegd, dat een gebrek aan vertrouwen bestond in een goede samenwerking tussen [appellant] en de directie van Top Ortho. [appellant] heeft dit niet betwist anders dan dat hij stelt goed te kunnen samenwerken met de medewerkers van de praktijk. Dat laatste moge zo zijn, maar dat laat onverlet dat een goede uitvoering van de overeenkomst van opdracht ook een redelijke verstandhouding met de directie vereist. Het hof is voorshands van mening dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een gebrek aan vertrouwen in een goede samenwerking tussen [appellant] en de directie van Top Ortho. Dat levert naar het voorlopig oordeel van het hof een voldoende grond voor opzegging van de overeenkomst op. Dat Top Ortho heeft erkend dat [appellant] zijn werkzaamheden goed uitvoert, leidt niet tot een ander oordeel.
3.17.
Voor zover [appellant] bedoeld heeft zich te beroepen op de onderlinge verhouding tussen hem en [persoon 3] en het optreden van laatstgenoemde in het kader van de opzegging (zie de brief van 18 december 2020 van [persoon 2] , productie 16 bij inl. dagv.) dan heeft [appellant] dat onvoldoende concreet onderbouwd.
3.18.
Ook het beroep op het patiëntenbelang en het personeelsbelang gaat niet op aangezien Top Ortho daarin heeft voorzien door de aanstelling van een vervanger van [appellant] , die beschikt over de vereiste registratie in het specialistenregister.
3.19.
Voor het overige zijn er geen, althans onvoldoende (bijzondere) omstandigheden aangevoerd die voorshands tot de conclusie kunnen leiden dat de opzegging van de overeenkomst op 29 september 2020 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dan wel onrechtmatig is.
3.20.
Dit alles leidt tot het voorlopig oordeel dat de door [appellant] aangevoerde omstandigheden niet, althans onvoldoende, zwaarwegend zijn om mede gelet op hetgeen Top Ortho in reactie daarop heeft aangevoerd te kunnen concluderen dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Bewijslevering is daarom niet aan de orde, nog daargelaten dat het kort geding zich daarvoor niet leent.
3.21.
Dit alles leidt ook het hof tot het oordeel dat voorshands niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de opzegging van de overeenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van zes maanden in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De grieven 1 t/m 7 falen.
De grieven 8 en 9
3.22.
Dit betekent dat ook naar het voorlopig oordeel van het hof de opzegging van de overeenkomst van opdracht rechtsgeldig is. Daarmee ontbreekt een grondslag voor toewijzing van het subsidiair gevorderde voorschot op schadevergoeding. Ook grief 8 faalt.
3.23.
Grief 9 ziet op de proceskostenveroordeling. Deze grief behoeft vanwege gebrek aan belang geen bespreking meer.
Conclusie
3.24.
Nu alle grieven falen, wordt het beroepen vonnis bekrachtigd. [appellant] wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Top Ortho op € 2.106,00 aan griffierecht en op € 2.228,00 aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, B.E.L.J.C. Verbunt en R.L.G. Kraaijvanger en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 februari 2022.
griffier rolraadsheer