Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 3 september 2019 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 november 2019;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord;
- de mondelinge behandeling op 13 oktober 2021 waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de H16 formulieren van beide partijen waarmee zij hebben medegedeeld niet tot een schikking te zijn gekomen en waarmee zij het hof om arrest hebben gevraagd.
6.De beoordeling
“(…) hebben we moeten constateren dat er in de destijds door [pensioenbureau 1] gemaakte berekening ten aanzien van het te verwachten prepensioenhiaat, een omissie heeft plaatsgevonden”.Uit hetgeen [werknemer] heeft verklaard, blijkt dat het hem duidelijk is geweest dat het ging om het bedrag dat voor hem ingekocht moest worden om de aanvullingsregeling op juiste wijze uit te voeren. Dat het om de uitvoering van de aanvullingsregeling ging blijkt ook uit het feit dat in het memo wordt vermeld dat
“de gehanteerde uitgangspunten”ongewijzigd blijven. Gelet op de inhoud van het memo kan het niet anders dan dat met ‘de uitgangspunten’ wordt gedoeld op hetgeen in de sheets over de aanvullingsregeling is vermeld. [werknemer] (op wie de stelplicht rust) heeft ook niet verduidelijkt welke andere uitgangspunten bedoeld zouden kunnen zijn. De uitgangspunten omvatten dus ook de hiervoor besproken uitgangspunten, waaronder de volledige diensttijd.
“veronderstelde”uitkomst gaat van het pensioen tussen 62 en 65 jaar. Het veronderstelde pensioen op grond van 70% van het veronderstelde eindsalaris zou moeten uitkomen op € 47.528,- bruto per jaar. Het eindigen van een arbeidsovereenkomst betekent in de regel dat de verdere opbouw van pensioen eindigt. [werknemer] was daarvan op de hoogte, zo is gebleken tijdens de zitting. [werknemer] had dus ook moeten begrijpen dat hij niet € 47.528,- bruto per jaar zou gaan ontvangen als hij eerder dan op 62-jarige leeftijd uit dienst zou treden. Weliswaar blijkt uit het memo dat werd gerekend met 39,5/40 dienstjaren, maar dat is voor de berekening van de aanvulling, niet voor de berekening van het totale nog op te bouwen pensioen. [werknemer] mocht er niet vanuit gaan dat hij ondanks het eindigen van zijn arbeidsovereenkomst met Alphabet toch dit geprognosticeerde bedrag zou gaan ontvangen op 62-jarige leeftijd. [werknemer] had zich moeten en kunnen realiseren dat het geprognosticeerde bedrag van € 47.528,- bruto per jaar bestond uit het ‘regulier’ op te bouwen / opgebouwde ouderdomspensioen én de aanvulling. Volgens [werknemer] heeft hij begrepen dat hij zeker € 47.528,- zou gaan ontvangen, omdat uit het memo bleek dat al was afgestort bij Nationale-Nederlanden. Volgens hem kon hij daaruit afleiden dat daarin geen verandering meer zou komen. Het hof verwerpt dat standpunt. Dat de aanvulling al was afgestort, is juist, maar dat betrof slechts de aanvulling en garandeerde niet een totaalbedrag van € 47.528,- bruto per jaar. Dat blijkt ook uit de laatste alinea van het memo. Daarin staat vermeld dat naast het eerder ingekochte pensioen van € 6.118,- en € 2.685,- nog een extra bedrag van € 2.358,- ingekocht moest worden. In totaal dus € 11.161,- voor de aanvulling. De koopsom bedroeg hiervoor toen (geschat) € 5.500,-. En alhoewel [werknemer] een leek is op pensioengebied, moest het hem, gelet op de bewoordingen en de hoogte van de bedragen, duidelijk zijn dat het TOP pensioen (de aanvullingsregeling) van € 11.161,- op dat moment (eind 2007) niet kon leiden tot een totaalbedrag van € 47.528,- bruto per jaar (vanaf juni 2017) zodat laatstgenoemd bedrag niet uitsluitend werd bepaald door de aanvullingsregeling maar ook door het opgebouwde en nog op te bouwen ouderdomspensioen. Het door [werknemer] gestelde vertrouwen dat hij tussen 62- en 65- jarige leeftijd 70% zou ontvangen van het geprognosticeerde laatste salaris is uitsluitend gebaseerd op de uitleg van de presentatie en het memo. [werknemer] heeft niet aangevoerd dat hij is afgegaan op (het achterwege blijven van) een andere mededeling of gedraging van Alphabet of een pensioenbureau. In samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, wordt het beroep van [werknemer] op het door hem gestelde vertrouwen verworpen.