3.3.[appellant] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Chaparral.
Grief 1 – afspraken bij verkoop chalet
3.4.1.Met deze grief voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan zijn verweer dat de vordering van Chaparral op hem bij de verkoop van het chalet door [persoon A] aan Chaparral is verrekend met de aankoopprijs, waardoor de aankoopprijs slechts € 3.000,- was. Volgens [appellant] hebben de gebroeders Hermans, de eigenaren van Chaparral, voorafgaand aan de koop tegen [persoon A] gezegd dat als het chalet weg moest er hele hoge transportkosten voor haar rekening zouden komen; deze kosten zouden wel € 10.000,- kunnen bedragen. Onder invloed van deze druk heeft [persoon A] slechts € 7.000,- voor het chalet gevraagd, terwijl ze wist dat het chalet veel meer waard was. Een van de broers heeft toen gezegd dat ze maar € 3.000,- zou krijgen omdat hij nog € 4.000,- van [appellant] moest krijgen. Toen is de koop gesloten en heeft [persoon A] maar € 3.000,- voor het chalet gekregen. Van [persoon A] heeft [appellant] vervolgens begrepen dat hij geen bedragen meer verschuldigd zou zijn aan Chaparral, aldus [appellant] .
3.4.2.Chaparral heeft betwist dat zij heeft ingestemd met verrekening van haar vordering op [appellant] met de koopsom voor het chalet.
3.4.3.Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal dat is opgemaakt van de verklaring van [persoon A] niet volgt dat zij, ten behoeve van [appellant] , met Chaparral heeft afgesproken dat de vordering van Chaparral op [appellant] werd verrekend met haar vordering op Chaparral inzake de koopprijs voor het chalet, of dat met uitvoering van de koop van het chalet voor € 3.000,- de vordering van Chaparral op [appellant] zou zijn voldaan. [persoon A] verklaart dat zij bij de verkoop van het chalet, onder druk van Chaparral over (de kosten van) het weghalen van het chalet, eerst € 10.000,- heeft gevraagd en daarna is gezakt naar € 7.000,-. Zij verklaart dat Chaparral niet meer wilde betalen dan € 3.000,- omdat Chaparral nog € 4.000,- van [appellant] te vorderen had, en dat zij daarom € 3.000,- heeft ontvangen. Het hof is van oordeel dat hieruit hooguit volgt dat Chaparral niet bereid was meer te betalen dan € 3.000,- vanwege de nog openstaande vordering op [appellant] . Chaparral heeft kennelijk niet uitgesproken dat daarmee tevens de vordering op [appellant] als verrekend of voldaan kon worden beschouwd. Dat heeft [persoon A] uit die enkele, in het kader van onderhandelingen, ingenomen stellingname van Chaparral, zonder meer, ook niet mogen afleiden. Uit de overeenkomst die van de koop is opgemaakt op 7 november 2019 blijkt ook niet van een dergelijke afspraak tussen [persoon A] en Chaparral. Het hof is daarom van oordeel dat [appellant] de door hem gestelde afspraken bij de verkoop van het chalet onvoldoende heeft onderbouwd. [appellant] heeft voor het overige geen concrete feiten ten bewijze aangeboden die tot een ander oordeel kunnen leiden.
3.4.4.Aan het slot van de toelichting op grief 1 stelt [appellant] dat Chaparral hem in het voorjaar heeft verhinderd om het chalet te verkopen, waardoor hij schade heeft geleden. Chaparral heeft dit gemotiveerd betwist.
Het hof overweegt dat [appellant] met deze stelling kennelijk beoogd een verrekeningsverweer te voeren. Nu de juistheid van deze stelling van [appellant] , en daarmee de gegrondheid van zijn verweer, niet zonder bewijslevering kan worden vastgesteld, passeert het hof dit verweer op grond van artikel 6:136 BW.
3.4.5.Bij de mondelinge behandeling heeft [appellant] aangevoerd dat Chaparral, omdat zij de € 4.000,- al van [persoon A] zou hebben gehad, ongerechtvaardigd verrijkt zou worden ten koste van [appellant] door nogmaals over dezelfde vordering te procederen. Het hof overweegt dat [appellant] dit verweer in hoger beroep niet eerder heeft gevoerd dan bij de mondelinge behandeling. Het hof passeert dit verweer daarom op grond van de twee-conclusieregel.
Grief 2 – schade door verlies inboedel
3.5.1.Met deze grief voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan zijn verweer dat hij een reconventionele vordering heeft op Chaparral ter hoogte van zijn door Chaparral ontvreemde inboedel.
3.5.2.Het hof overweegt dat een eis in reconventie dadelijk bij antwoord moet worden ingesteld (artikel 137 Rv). Anders dan [appellant] betoogt, is in zijn conclusie van antwoord geen eis in reconventie te lezen. Het is niet mogelijk om in hoger beroep voor het eerst een eis in reconventie in te stellen (artikel 353 lid 1 Rv).
3.5.3.Met deze grief betoogt [appellant] voorts dat de vordering van Chaparral moet worden verrekend met de vordering die [appellant] stelt te hebben op Chaparral in verband met door hem geleden schade als gevolg van verlies van zijn inboedel door toedoen van Chaparral, kennelijk op grond van onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking.
Chaparral heeft deze vordering van [appellant] gemotiveerd betwist.
Het hof overweegt dat de gegrondheid van het verweer van [appellant] inzake de aansprakelijkheid van Chaparral voor het door hem gestelde verlies van de inboedel niet zonder bewijslevering kan worden vastgesteld. Het hof passeert dit verweer daarom op grond van artikel 6:136 BW.
Conclusie en proceskosten