6.2Het gaat in deze zaak, voor zover in dit hoger beroep van belang, om het volgende.
[appellant] is (beneficiair) erfgenaam in de nalatenschap van zijn overleden broer [erflater] . [executeur] was tot executeur benoemd.
Op verzoek van de executeur, bijgestaan door [persoon A] van Incasso en Juridische Dienstverlening Zuid West Nederland BV (verder: IJD Zuid West), heeft de deurwaarder op 28 maart 2017 in verband met de nalatenschap vastgelegd wat zich in een pand aan de [adres] te [plaats] bevond en welke roerende zaken van derden uit het pand werden verwijderd. Dit laatste betrof onder meer een heftruck, een vrachtwagen een jeep en een boot.
Bij brief van 23 maart 2017 heeft IJD Zuid West aan [[---]] Transport VOF opdracht gegeven op 28 maart 2017 zaken te transporteren en op te slaan. De zaken zijn opgeslagen op een terrein van [[---]] te [plaats] dat toen door IJD Zuid West van [[---]] werd gehuurd. Voor 1 april 2018 zouden de zaken van het terrein worden verwijderd.
Bij beschikking van 13 april 2017 is [persoon B] te [plaats] door de rechtbank benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van de broer van [appellant] .
Bij brief van 9 mei 2018 heeft IJD [appellant] meegedeeld dat IJD de werkzaamheden heeft gestaakt die voor [appellant] werden verricht, dat IJD daarvan [persoon B] op de hoogte heeft gebracht en heeft IJD [appellant] gesommeerd zijn eigendommen voor 16 mei 2018 van het terrein in [plaats] te verwijderen.
Bij brief van 18 mei 2018 heeft [appellant] IJD, IJD Zuid West en [persoon A] aansprakelijk gesteld met betrekking tot - onder meer - de op de locatie [adres] te [plaats] weggehaalde zaken.
Bij vonnis van 23 januari 2019 heeft de kantonrechter als voorzieningenrechter op vordering van IJD [appellant] veroordeeld om het vaartuig te verwijderen van het door IJD gehuurde terrein te [plaats] , dit terrein te verlaten en ter beschikking te stellen aan IJD. [appellant] heeft omstreeks 1 februari 2019 het vaartuig van het terrein verwijderd.
De procedure in eerste aanleg