ECLI:NL:GHSHE:2022:2356

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
200.300.434_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep en levering van registergoed

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.M. Dressel, was in geschil met de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. ing. J.G. van Ek, over de vraag of de appellant een strook grond aan de geïntimeerden had verkocht en of hij deze moest leveren. De rechtbank Oost-Brabant had in een eerder vonnis bepaald dat de appellant moest meewerken aan de levering van de grond, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep niet ontvankelijk was omdat het niet was ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, zoals vereist door artikel 3:301 BW. Het hof verduidelijkte dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van de voor de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring van de appellant. Aangezien het hoger beroep niet correct was ingeschreven, werd de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Tevens werd de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die door het hof zijn vastgesteld op € 338,00 voor griffierecht en € 1.114,00 voor het salaris van de advocaat, met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.300.434/01
arrest van 12 juli 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. L.M. Dressel,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

en
2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna te noemen (in mannelijk enkelvoud): [geïntimeerden]
advocaat: mr. ing. J.G. van Ek.

1.Het procesverloop

1.1.
In het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant (zittingsplaats Eindhoven) staat hoe de procedure bij de rechtbank verlopen is.
1.2.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 13 september 2021;
  • het rolbericht van het hof;
  • de memorie van grieven van [appellant];
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerden]

2.De ontvankelijkheid in hoger beroep

2.1.
Het geschil gaat over de vraag of [appellant] een strook grond aan [geïntimeerden] verkocht heeft en – dus – die strook grond aan [geïntimeerden] moet leveren. De beslissing van de rechtbank luidt:

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [appellant] tot volledige en onvoorwaardelijke medewerking aan het passeren van de notariele leveringsakte, waarbij het perceel[…]
wordt geleverd aan [geïntimeerde 1] voor een prijs van € 60,00 per m2;
[…]
3.3
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van [appellant] indien [appellant] in gebreke blijft met de levering van het hiervoor sub 3.1. genoemde perceel;[…]”
2.2.
Artikel 3:300 lid 2 BW bepaalt dat de rechter kan bepalen dat, wanneer de gedaagde is gehouden om samen met de eiser een akte op te maken zijn uitspraak in de plaats van die akte of een deel daarvan zal treden. Artikel 3:301 lid 2 BW bepaalt dat als er sprake is van een “
uitspraak waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte of van een deel van een zodanige akte” het hoger beroep tegen zo’n uitspraak op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister van de griffie van het gerecht dat de bestreden beslissing heeft uitgesproken.
2.3.
In dit geval is het hoger beroep niet ingeschreven in dat rechtsmiddelenregister. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op dit punt zich uit te laten. Volgens [appellant] is hier geen sprake van een vonnis dat in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte of van een deel van een zodanige akte. Volgens [appellant] treedt het vonnis in de plaats van de voor de akte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van [appellant], dus in de plaats van een door [appellant] te verrichten rechtshandeling (op grond van artikel 3:300
lid 1BW) en niet in plaats van de akte (op grond van artikel 3:300
lid 2BW).
2.4.
Het hof volgt [appellant] hierin niet. Het hof moet door uitleg van het vonnis vaststellen of sprake is van een vonnis dat op grond van artikel 3:301 lid 2 BW had moeten worden ingeschreven. De rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt “
van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring”. Die wilsverklaring is de verklaring van [appellant] dat hij de strook grond levert aan [geïntimeerden] Die leveringsverklaring wordt opgenomen in de leveringsakte en maakt dus onderdeel uit van die leveringsakte. Dat betekent dat op dit punt het vonnis in de plaats treedt van een deel van de leveringsakte (vgl. de conclusie van de advocaat-generaal van 30 augustus 2019, ECLI:NL:PHR:2019:844).
2.5.
Deze uitleg van het vonnis vindt ook steun in het feit dat de vordering van [geïntimeerden] in eerste aanleg expliciet artikel 3:300 lid 2 BW vermeldde. [geïntimeerden] vorderde: “
te bepalen dat[…]
het in dezen te wijzen eindvonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van [appellant];”Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank overwogen dat de vorderingen van [geïntimeerden] inclusief de dwangsom worden toegewezen zoals gevraagd (rechtsoverweging 2.9.). Het hof leidt daaruit af dat de rechtbank geoordeeld heeft dat de uitspraak (ook) in de plaats zou treden van een deel van de leveringsakte.
2.6.
Het hoger beroep is beperkt tot de vraag of [appellant] gehouden is tot levering van de strook grond. Dat betekent dat het hoger beroep zich richt tegen het gedeelte van de uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte. Omdat het hoger beroep niet is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, is [appellant] niet ontvankelijk in het hoger beroep. Het hof zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 338,00
- salaris advocaat € 1.114,00 (1 punten × tarief II)
2.7.
Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant (zittingsplaats Eindhoven) van 21 juli 2021;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 338,00 voor verschotten en op € 1.114,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, C.J.H.G. Bronzwaer en C.B.M. Scholten van Aschat en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 juli 2022.
griffier rolraadsheer