3.2Als gesteld en niet (voldoende) betwist vormen de volgende feiten voor het hof het uitgangspunt.
a. [appellante] is een groothandel in staal, RVS en aluminium. De op [geboortedatum] 1977 geboren [geïntimeerde] is met ingang van 1 april 2004 in dienst getreden van [appellante] en was laatstelijk werkzaam in de functie van logistiek controller.
De op 15 maart 2013 gedateerde en door partijen ondertekende schriftelijke overeenkomst vermeldde:
“(…)
De normale arbeidstijd voor U bedraagt 40 uur per week.
(…)
De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Technische Groothandel is
mede op deze arbeidsovereenkomst van toepassing. (…)”
[geïntimeerde] is met ingang van 3 april 2012 arbeidsongeschikt gemeld. [geïntimeerde] is geleidelijk gaan hervatten in de eigen functie, zij het beperkt in arbeidsomvang. Nadat de feitelijke arbeidsinzet van [geïntimeerde] was uitgebreid naar 32 uren per week, heeft [appellante] bij brief van 9 april 2014 aan [geïntimeerde] geschreven:
“(…)
Betreft: aanpassing arbeidsovereenkomst
(…)
Op 3 april 2014 was u 2 jaar ziek. (…) Inmiddels bent u na re-
integratieinspanningen 32 uur per week werkzaam. In verband met uw
verzuim wordt per 3 april 2014 uw arbeidsovereenkomst d.d. 1 april 2004
aangepast van 40 uur per week naar 32 uur per week. (…)”
[geïntimeerde] heeft steeds geweigerd om in te stemmen met een verlaging van de overeengekomen arbeidsomvang naar 32 uren per week, waarna [appellante] bij brief van 30 juni 2014 aan het UWV toestemming heeft gevraagd om de arbeidsverhouding met [geïntimeerde] voor 8 uren per week op te zeggen. Op 27 augustus 2014 is door het UWV die door [appellante] gevraagde toestemming geweigerd. Die UWV-beslissing vermeldde:
“(…)
Wij hebben uw ontslagaanvraag ontvangen (…) gebaseerd op langdurige
arbeidsongeschiktheid. U voert, kort samengevat, aan dat werknemer langer
dan twee jaar arbeidsongeschikt is en dat het u niet is gelukt, ondanks alle
inspanningen, om hem in de volledige arbeidsomvang te laten hervatten. U
vraagt daarom een ontslagvergunning voor acht uur per week. (…)
(…)
Beoordeling
Blijkens het toepasselijke toetsingskader dient u aannemelijk te maken dat
herplaatsing in een aangepaste of andere passende functie binnen 26 weken
niet mogelijk is. In het onderhavige geval is die herplaatsing evenwel
daadwerkelijk gerealiseerd, zij het in een aangepaste arbeidsomvang. Dan
zal dus geen (…) ontslagvergunning kunnen worden verleend, zoals in onze
beleidsregels ook met zoveel woorden is uiteengezet. Het ligt op de weg van
partijen om de arbeidsovereenkomst in onderling overleg aan te passen aan
de nieuwe situatie. (…)”
In het met de dagvaarding van 6 november 2014 ingeleide kortgeding heeft de kantonrechter bij in zaak 3503839 gewezen kortgedingvonnis van 16 december 2014 [appellante] op vordering van [geïntimeerde] veroordeeld kort samengevat:
o tot betaling vanaf 15 september 2014 van bij de urenuitbreiding naar 34 uren per week behorend loon c.a., met kosten en wettelijke rente;
o om [geïntimeerde] op verbeurte van een dwangsom in staat te stellen zijn uren verder uit te breiden zodra hij daartoe medisch gezien in staat is.
Na een (verdere) uitbreiding van de feitelijke arbeidsinzet van [geïntimeerde] (van 34) naar 38 uren per week, heeft de kantonrechter in het met het op 2 december 2014 ingekomen verzoekschrift ingeleide geding bij in zaak 3642029 gewezen beschikking van 16 december 2014 kort gezegd de door [appellante] verzochte algehele ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.
[appellante] heeft de arbeidsovereenkomst met de daartoe op 4 november 2015 verzochte en zijdens UWV op 17 december 2015 verleende toestemming willen opzeggen per 1 maart 2016, maar door een onjuiste adressering heeft de opzeggingsbrief van 22 december 2015 [geïntimeerde] niet tijdig bereikt. Nadat [appellante] aanvankelijk per 1 maart 2016 betaling van loon c.a. had stopgezet, heeft zij deze later met terugwerkende kracht hervat.
Na opnieuw gevraagde en verkregen UWV-toestemming heeft [appellante] bij brief van 6 september 2016 aan [geïntimeerde] geschreven:
“(…)
Op 1 september 2016 heeft het UWV (…) aan [appellante] (…) de
toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met u op te zeggen. De
reden van de opzegging betreft bedrijfseconomische c.q.
bedrijfsorganisatorische omstandigheden, resulterende in het verval van uw
functie.
(…)
Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst hierbij wordt opgezegd per 1
december 2016, zodat 30 november 2016 de laatste dag van uw
dienstverband is. (…)”
i. Vanwege de geëindigde arbeidsovereenkomst heeft [geïntimeerde] met ingang van 1 december 2016 WW-uitkering aangevraagd. Daarop is van de zijde van UWV beslist:
“(…)
krijgt u vanaf 1 december 2016 een WW-uitkering. Uw WW-uitkering is
gebaseerd op het aantal uren dat u gemiddeld per week werkte. Dit is 38 uur
per week. Als er niets in uw situatie verandert, heeft u recht op een WW-
uitkering tot en met 31 augustus 2018. (…)”
Daarbij is de berekening van het dagloon gebaseerd op de referteperiode van 1
december 2105 tot 1 december 2016.