6.1.2.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- BTS was in de in dit geding relevante periode en bij aanvang van het geding in eerste aanleg genaamd Select Totaal Bouw en Verbouw B.V. Het hof zal deze rechtspersoon in het navolgende aanduiden als BTS, ook indien het de periode vóór de naamswijziging betreft.
- Naar het hof begrijpt is BTS een dochteronderneming van STB Holding, althans gelieerd aan STB Holding.
- [persoon A] (hierna: [persoon A] ) is (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van STB Holding en BTS.
- BTS was in 2017 hoofdaannemer bij een renovatieproject aan de [adres 1] te [plaats] .
- BTS heeft KH Techniek B.V. (hierna: KH Techniek) ingeschakeld om als onderaannemer werkzaamheden te verrichten aan het te renoveren gebouw.
- De materialen die KH Techniek bij de uitvoering van de werkzaamheden zou verwerken in het gebouw zijn ten dele aan KH Techniek verkocht door groothandel Technische Unie (hierna: Technische Unie) en ten dele aan KH Techniek verkocht door groothandel [[O]] (hierna: [[O]] ). Technische Unie en [[O]] hebben de betreffende zaken onder eigendomsvoorbehoud aan KH Techniek geleverd.
- Bij vonnis van 14 februari 2017 is KH Techniek in staat van faillissement verklaard met benoeming van [persoon B] tot curator.
- [persoon A] heeft op zaterdag 18 februari 2017 met hulp van twee personeelsleden roerende zaken die door Technische Unie en [[O]] onder eigendomsvoorbehoud aan KH Techniek waren geleverd, bij de bouwplaats aan de [adres 1] in [plaats] in een bedrijfsauto met open laadbak geladen. [persoon A] is daarmee in de richting van het bedrijfsterrein van BTS in [plaats] gereden.
- Bij e-mail van 18 februari 2017 te 12:04 uur heeft de curator aan [persoon A] op het e-mailadres van BTS onder meer het volgende meegedeeld:
“In het faillissement van KH Techniek B.V. ben ik door de rechtbank als curator benoemd. Ik stuur u hierbij het vonnis.
Het is mijn taak als curator om de zaken te beheren die tot de boedel van KH Techniek B.V. behoren en te onderzoeken of zich tussen die zaken eventueel spullen bevinden die eigendom zijn van derden.
Ik ben getipt dat u en eventueel medewerkers van uw bedrijf bezig zijn met het weghalen van zaken die behoren tot de boedel van KH Techniek. De zaken waren opgeslagen in een afgesloten ruimte op de bouw in [plaats] , in een ruimte waar alleen zaken van KH Techniek waren opgeslagen.
Ik heb u vandaag gebeld om 11.09 uur op [telefoonnummer] . U gaf aan dat u op dat moment bezig was om die zaken "vellig te stellen" door deze in een auto te laden met de bedoeling om ze elders op te slaan. Ik heb u aangegeven dat de zaken behoren tot mijn faillissement (en in ieder geval niet uw eigendom zijn), onder mijn beheer vallen en dat u geen toestemming heeft om de zaken te verplaatsen.
Van een tipgever heb ik bewijsstukken ontvangen in de vorm van foto's (zie bijlagen).
Het verwijderen van deze zaken is strafbaar. Op basis van de Faillissementswet (artikel 20 Fw) vallen alle zaken die eigendom zijn van KH Techniek in het faillissement. Die zaken liggen, wegens het faillissement, van rechtswege onder beslag, dus zonder dat tussenkomst van een deurwaarder nodig is. Met uw handelen onttrekt u zaken aan het beslag. Dit doet u bovendien met opzet, aangezien u mijn telefonische waarschuwing heeft genegeerd en bent doorgegaan met uw handelingen.
Uw handelen is strafbaar op basis van artikel 198 WvS (onttrekken aan beslag). Bovendien is er sprake van diefstal dan wel verduistering, aangezien het zaken betreft die niet uw eigendom zijn.
Indien de zaken, zoals u stelt, aan u geleverd hadden moeten worden (hetgeen niet vast staat), is er nog steeds sprake van een strafbaar feit, omdat de zaken zich op dit moment in de boedel van KH Techniek bevinden. Indien u recht heeft op levering van zaken kunt u die levering niet bewerkstelligen door u zich deze toe te eigenen. U dient in dat geval een vordering in te dienen in het faillissement.”
- [persoon A] is, kort nadat hij van de bouwplaats aan de [adres 1] was weggereden, door de politie aangehouden bij de kruising van de [straatnaam] en de [straatnaam] te [plaats] . In een daarover door inspecteur van politie [persoon C] opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2017 staat daarover onder meer het volgende:
“Ik, [persoon C] , ben vervolgens in gesprek gegaan met de betrokkene [persoon A] welke zich
bekend maakte als eigenaar van het bedrijf Select Totaalbouw. [persoon A] verklaarde dat
hij samen met de betrokkenen [persoon D] en [persoon E] de goederen uit het genoemde pand
hadden meegenomen. [persoon A] verklaarde dat dit zijn goederen waren en dat deze in
beheer waren bij een onderaannemer welke hij noemde als HK installatie. [persoon A]
verklaarde mij geen officiële documenten te hebben gezien en daarom vond dat hij
recht had op de genoemde goederen.
Ter plaatse had ik, [persoon C] , vervolgens een gesprek met betrokkene (…) welke
werkzaam was bij de firma Technische Unie. Ook (…) was van mening dat hij recht had
op de partij goederen op de vrachtauto van [persoon A] .
Ik, [persoon C] , heb vervolgens telefonisch contact gezocht met [persoon B] . In het
gesprek wat hierop volgde werd mij duidelijk dat er door [persoon B] beslag was
gelegd op onder andere de partij goederen en dat hij vernomen had dat deze goederen
weg werden genomen op de genoemde locatie, te weten [adres 1] te [plaats] .
Hierop heeft [persoon B] contact gezocht met de politie.
(…)
Gezien het feit dat er nu drie partijen waren die allen claimden recht te hebben op
de partij heb ik, [persoon C] , aan [persoon B] voorgesteld om te bemiddelen met het
tijdelijk opslaan van de partij goederen. [persoon B] ging met mijn voorstel akkoord.
Ik heb vervolgens contact gezocht met de firma [[X]] , [adres 2] te [plaats] . [[X]]
slaat voor de nationale politie goederen en dergelijke op. De medewerker van
[[X]] ging akkoord met de tijdelijke opslag van de goederen.
Ik, [persoon C] , heb vervolgens de volgende afspraken met [persoon B] gemaakt.
De goederen zouden op kosten van [persoon B] getransporteerd en opgeslagen worden bij de firma [[X]] . (…)
Ik, ben vervolgens weer in gesprek gegaan met [persoon A] en heb hem uitgelegd wat mijn
voorstel was, te weten de partij goederen opslaan bij de firma [[X]] . Ik heb
[persoon A] ook uitgelegd dat dit een civiele zaak betrof en wij als politie in beginsel
geen partij waren. Ik heb [persoon A] gevraagd of hij ermee akkoord ging dat de goederen
naar [[X]] werden overgebracht en daar opgeslagen werden zodat de partij niet
kwijt of verloren zou raken en alle belanghebbenden de gelegenheid zouden krijgen
middels een civiele procedure aanspraak te maken op de partij. Ik hoorde [persoon A]
hierop zeggen dat hij blij was dat dit zo ging gebeuren en ik hoorde dat hij instemde
met mijn voorstel.
- Nadat partijen bij [[X]] waren aangekomen, ontstond wederom discussie tussen partijen en weigerde [persoon A] de bedrijfsauto in de opslagruimte te rijden. De politie heeft vervolgens de autosleutel van [persoon A] afgepakt en de bedrijfsauto met goederen in de opslag geplaatst.
- Op maandag 20 februari 2017 heeft [persoon A] telefonisch contact opgenomen met de politie, met het verzoek om teruggave van de in opslag geplaatste zaken. De politie heeft daarop meegedeeld dat de bedrijfsauto terug mag maar dat de van de bouwplaats meegenomen zaken niet door de politie in beslag waren genomen en dat [persoon A] contact op diende te nemen met de curator voor de verdere afhandeling van het geschil.
- De curator heeft geconcludeerd dat de in opslag geplaatste zaken onder eigendomsvoorbehoud aan KH Techniek waren geleverd door Technische Unie en [[O]] , en dat Technische Unie en [[O]] recht hadden op afgifte van de zaken (naar het hof begrijpt: omdat de facturen van Technische Unie en [[O]] voor levering van de zaken nog niet waren voldaan door KH Techniek). Op donderdag 23 februari 2017 zijn de zaken, in aanwezigheid van de curator en een politieambtenaar, namens Technische Unie en [[O]] opgehaald door een transportbedrijf.
- [persoon A] heeft een klacht ingediend bij de politie over het optreden van de politie.
- Bij beslissing van 19 december 2017 heeft [politiechef] klachtonderdeel 2 gegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
" Voor de formele behandeling van uw klacht zijn de volgende klachtonderdelen
vastgesteld.
1. (…)
2. Beklaagden hebben zich, zonder ter zake deskundig te zijn, gemengd in een
civiele zaak waardoor klager schade heeft geleden.
(…)
In deze zaak was het achteraf beter geweest om in het kader van het strafrecht op te treden en over te gaan tot inbeslagname van uw bedrijfsvoertuig met lading.
Verder is er, gezien het verloop van het bemiddelingstraject, tijdens het politieoptreden onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat u zou besluiten om af te zien van uw medewerking. Duidelijke instructies hoe in dat geval verder te handelen waren
door de Officier van Dienst niet gecommuniceerd. Nadat duidelijk werd dat u niet
verder wenste mee te merken, is er ook geen contact opgenomen met de Officier
van Dienst om deze voor te leggen of de gewijzigde situatie mogelijk een andere
aanpak vergde.
Door de lading van uw bedrijfsvoertuig in de daarop volgende week, op verzoek
van de curator aan hem mee te geven, is geen uitvoering gegeven aan de afspraken
die eerder tussen de verschillende partijen waren gemaakt.
Voor het afhandig maken van de autosleutels was, omdat in deze zaak niet was
gekozen voor een strafrechtelijke aanpak, geen grondslag aanwezig om deze tegen
uw wil te bemachtigen.
Ik beoordeel dit klachtonderdeel gegrond.”
- Bij e-mail van 6 maart 2017 heeft de curator aan de toenmalige advocaat van BTS onder meer het volgende meegedeeld:
Dank voor uw mail.
Vordering van uw cliënte
Zoals ik u telefonisch al heb aangegeven, is teruggave van de zaken feitelijk reeds onmogelijk doordat ik deze heb teruggegeven aan Technische Unie, dat met hulp van stukken genoegzaam heeft aangetoond de zaken onder eigendomsvoorbehoud te hebben geleverd aan KH Techniek.
Telefonisch is al besproken, en u door u niet weersproken, dat het niet relevant is of uw cliënte voor de zaken al dan niet betaald heeft; relevant is slechts of er vóór datum faillissement een voltooide levering aan uw cliënte heeft plaatsgevonden. Dat is niet het geval.
Vast staat dat de zaken eind januari 2017 aan KH Techniek zijn geleverd. Dat deze zaken nadien zijn doorgeleverd aan uw cliënte, is niet gebleken.”
- Bij brief van 16 maart 2017 heeft de toenmalige advocaat van BTS onder meer het volgende meegedeeld aan de curator:
“Cliënte heeft KH Techniek BV als onderaannemer en leverancier ingeschakeld voor het verrichten van diverse werkzaamheden en voor het leveren van diverse materialen. Er is geen schriftelijke overeenkomst opgesteld tussen cliënte en KH Techniek BV. Er is
ook geen schriftelijke offerte opgesteld. (…)
Omdat KH Techniek BV reeds eind 2016 met liquiditeitsproblemen kampte, is besloten om de overeenkomst te splitsen in een separate koopovereenkomst en een separate aannemingsovereenkomst. Cliënte heeft diverse betalingen verricht zodat KH Techniek BV de te leveren zaken kon bestellen en kon leveren aan cliënte. KH Techniek BV heeft de zaken vervolgens besteld en op de bouwplaats doen afleveren, welke bouwplaats door cliënte als hoofdaannemer werd beheerd. Op het moment dat de zaken op de bouwplaats waren afgeleverd, is aan cliënte medegedeeld dat de zaken aan haar werden
geleverd. De zaken zijn aldus middels bezitsverschaffing aan cliënte geleverd,
hetgeen conform artikel 3:90 BW een rechtsgeldige wijze van levering van
roerende zaken is.
(…)
Het feit dat de zaken onder eigendomsvoorbehoud door Technische Unie BV zouden zijn geleverd, maakt niet dat de zaken niet rechtsgeldig in eigendom aan cliënte zijn overgedragen. Er was een geldige titel en er heeft een levering plaatsgevonden. Voor zover de zaken al onder eigendomsvoorbehoud door Technische Unie zijn geleverd, hetgeen door cliënte wegens gebrek aan wetenschap wordt betwist, heeft te gelden dat cliënte als verkrijger te goeder trouw derdenbescherming ex. artikel 3:86 BW geniet. Cliënte is derhalve eigenaar van de desbetreffende zaken geworden.
- De curator heeft in het faillissement van KH Techniek een openbaar faillissementsverslag van 18 januari 2018 uitgebracht. In dat verslag staat onder meer het volgende:
“3.11 Voorraden / Onderhanden werk: Beschrijving
De onderneming heeft voor € 30.000-€ 40.000 aan materialen besteld, welke lagen opgeslagen op een bouwwerf in [plaats] in het kader van nog uit te voeren werkzaamheden (KH Techniek was daar onderaannemer).
De hoofdaannemer, die meende recht te hebben op deze zaken, heeft op een zaterdag
getracht om deze spullen weg te halen. De curator heeft dit in samenwerking met de politie verhinderd. Een vrachtwagen met zaken is in beslag genomen, afgevoerd naar een politiedepot en enige dagen later aan de curator vrijgegeven.
Met behulp van een machtiging tot binnentreden van de rechtbank heeft een taxatiebureau (NTAB) namens de curator onderzoek verricht op de bouwlocatie. Zaken die nog aanwezig zouden moeten zijn, zijn nauwelijks aangetroffen. Een deel van de zaken is (vermoedelijk na datum faillissement) door derden gebruikt in het kader van de bouwwerkzaamheden; een deel van de zaken is niet achterhaald, zodat het voor de hand ligt dat deze door de hoofdaannemer of een ander partij zijn verduisterd.
Uiteindelijk is voor circa € 10.000 (verkoopwaarde) aan zaken teruggevonden.
De curator heeft de hoofdaannemer aansprakelijk gesteld, en gesommeerd om volledige
informatie te geven over de ontbrekende zaken. De hoofdaannemer heeft daar geen gehoor aan gegeven. De curator beraadt zich nog op vervolgstappen tegen de hoofdaannemer.
Na onderzoek is gebleken dat de voorraad onder eigendomsvoorbehoud is geleverd door een leverancier. De curator heeft de zaken teruggegeven aan de leverancier.
21-6-2017: De leverancier/eigenaar van de voorraad heeft aangegeven (in samenwerking met de curator) geen verdere stappen te zullen zetten tegen de hoofdaannemer. De curator heeft hier geen of onvoldoende zelfstandig belang bij. Dit hoofdstuk wordt gesloten.
(…)