Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Offermans;
- de vader, bijgestaan door mr. H. Hilkens, als waarnemer van mr. Engwegen;
- de raad vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] ;
- de GI vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 juli 2021;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 4 mei 2022;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnotitie.
3.De beoordeling
- in de herfstvakantie is [minderjarige] de eerste helft bij de moeder tot woensdag 12.00 uur en in de tweede helft bij de vader vanaf woensdag 12.00 uur;
- in de overige vakanties geldt de reguliere regeling;
- [minderjarige] is bij de moeder op de verjaardag van de moeder en op Moederdag;
- [minderjarige] is bij de vader op de verjaardag van de vader en op Vaderdag;
- [minderjarige] is in de even jaren bij de moeder op kerstavond en eerste kerstdag tot 13.00
.De moeder is immers thans nog niet gestart met de al eerder geadviseerde therapie om haar trauma’s te verwerken, zij blijft de vader diskwalificeren en werkt niet of nauwelijks mee met de hulpverlening. De huidige omstandigheden maken nog steeds dat [minderjarige] klem zit tussen zijn ouders en het hof verwacht niet dat hierin binnen afzienbare tijd verandering komt. Anders dan de moeder aanvoert acht het hof de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:533, niet van toepassing in de onderhavige zaak omdat de feiten en omstandigheden in de casus die geleid hebben tot die beslissing volstrekt anders zijn. De moeder voert nu aan dat er sprake is van recente positieve ontwikkelingen, doordat zij een rustige thuissituatie heeft en een bestendige relatie heeft met haar partner. Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder bovendien benoemd dat de moeder stappen heeft gezet in het aangaan van therapie om haar trauma’s te verwerken en dat zij steeds meer inzicht krijgt ten aanzien van haar emotie regulatieproblematiek. Het hof spreekt de hoop uit dat de moeder zich inderdaad zal richten op de behandeling van haar trauma’s en dat [minderjarige] daarvan (al dan niet indirect) zal profiteren, maar stelt vast dat nog geen sprake is van een stabiel veranderde situatie.