ECLI:NL:GHSHE:2022:2093

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
200.288.280_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende verjaring en eigendom van een strook grond in het kader van de Wegenwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Gemeente Beekdaelen en de geïntimeerden over de eigendom van een strook grond. De Gemeente Beekdaelen vorderde een verklaring voor recht dat zij eigenaar is geworden van de strook grond door verkrijgende verjaring en dat deze strook grond onderdeel is van de openbare weg zoals bedoeld in de Wegenwet. De rechtbank Limburg had eerder de vorderingen van de Gemeente Beekdaelen afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en de relevante feiten en juridische aspecten besproken. Het hof concludeerde dat de strook grond vanaf 1970 tot 2018 als onderdeel van de openbare weg moet worden aangemerkt, omdat deze gedurende dertig jaar voor eenieder toegankelijk was. De Gemeente Beekdaelen heeft voldoende aangetoond dat de strook grond als voetpad fungeerde en dat de geïntimeerden moeten dulden dat de Gemeente de strook grond bestraat en inricht als onderdeel van het voetpad. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de Gemeente Beekdaelen toegewezen, inclusief de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer gerechtshof: 200.288.280//01
(zaaknummer rechtbank Limburg, locatie Maastricht: C/03/271666)
arrest van 28 juni 2022
in de zaak van
Gemeente Beekdaelen,
zetelende te Nuth, gemeente Beekdaelen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Gemeente Beekdaelen,
advocaat: mr. P.M.M. Roos,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats ] ,
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats ] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna: [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. N.P.H. Vissers,

1.Waar het in deze zaak over gaat

1.1.
[geïntimeerden] is sinds 4 juni 2018 eigenaar van het perceel met een woning aan het [adres] in [woonplaats ] . Aan de voorzijde van de woning bevindt zich een strook grond van ongeveer 1,30 meter breed en 15 meter lang. Op de kadastrale kaart maakt de strook grond onderdeel uit van het perceel van [geïntimeerden] In de onderstaande kadastrale kaart is de strook grond blauw gearceerd:
1.2.
Vanaf 1970 tot 2018 heeft er bestrating gelegen op de strook grond, welke door de Gemeente Beeakdaelen is aangelegd. Op dit moment zijn er bloembakken geplaatst op de strook grond.
1.3.
De Gemeente Beekdaelen wil dat de strook grond weer wordt bestraat en wil voor de woning van [geïntimeerden] twee parkeerplekken realiseren die voor een klein gedeelte op de strook grond vallen.
1.4.
Partijen hebben een geschil over de vraag wie eigenaar is van de strook grond en of de strook grond onderdeel is van de openbare weg.

2.De procedure bij de rechtbank

2.1.
Gemeente Beekdaelen heeft bij de rechtbank primair - kort samengevat - een verklaring voor recht gevorderd dat zij eigenaar is geworden van de strook grond door verkrijgende verjaring en dat [geïntimeerden] de uitvoering van de werkzaamheden door Gemeente Beekdaelen niet mag verhinderen. Subsidiair heeft Gemeente Beekdaelen gevorderd een verklaring voor recht dat de strook grond onderdeel is geworden van de openbare weg en daarom onder het beheer van Gemeente Beekdaelen valt.
2.2.
[geïntimeerden] heeft, onder de voorwaarde dat de rechtbank zou oordelen dat de Gemeente Beekdaelen de strook grond in eigendom heeft gekregen, gevorderd dat Gemeente Beekdaelen wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan het in eigendom overdragen van de strook grond aan [geïntimeerden]
2.3.
De rechtbank heeft bij vonnis van 7 oktober 2020 de vorderingen van Gemeente Beekdaelen afgewezen.

3.Het procesverloop in hoger beroep

3.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 16 maart 2021 hier over. Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 mei 2021,
- de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering en wijziging van eis met producties,
- de memorie van antwoord tevens eis in reconventie,
- de akte na memories van Gemeente Beekdaelen,
- de antwoordakte van [geïntimeerden]
3.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

4.De vordering in hoger beroep

4.1.
Gemeente Beekdaelen vordert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis vernietigt. Gemeente Beekdaelen heeft haar vordering en de grondslag gewijzigd en vordert:
Primair:
a. te verklaren voor recht dat Gemeente Beekdaelen eigenaar is van de strook grond,
b. [geïntimeerden] te veroordelen om te dulden dat Gemeente Beekdaelen de strook grond bestraat en inricht als onderdeel van het voetpad met twee parkeervakken voor motorvoertuigen;
c. met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep;
Subsidiair:
a. te verklaren voor recht dat Gemeente Beekdaelen de strook grond door verjaring in eigendom heeft verkregen;
b. [geïntimeerden] te veroordelen om te dulden dat Gemeente Beekdaelen de strook grond bestraat en inricht als onderdeel van het voetpad met twee parkeervakken voor motorvoertuigen;
c. met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep;
Meer subsidiair:
a. te verklaren voor recht dat de strook grond onderdeel is geworden van de openbare weg zoals bedoeld in de Wegenwet;
b. [geïntimeerden] te veroordelen om te dulden:
i. al het verkeer over de strook grond;
ii. de uitvoering van alle werken tot onderhoud of verbetering van de strook grond, waaronder het bestraten en inrichten daarvan als onderdeel van het voetpad met twee parkeervakken voor motorvoertuigen;
iii. de uitvoering van alle werken die zijn vereist voor de aansluiting van wegen en uitwegen;
iv. het aanwezig zijn, plaatsen en onderhouden van voorwerpen, boven, op en in de strook grond, of de daartoe behorende berm ten behoeve van het verkeer over de strook grond, van de onder ii. en iii. beschreven werken en van de uitvoering daarvan;
c. met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep;
4.2.
[geïntimeerden] heeft tegen de eiswijziging geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet geen grond om de wijziging van eis ambtshalve buiten beschouwing te laten. Het hof zal daarom op de gewijzigde eis beslissen.
4.3.
[geïntimeerden] heeft zijn voorwaardelijk reconventionele vordering gehandhaafd.
4.4.
De grieven hebben ten doel om het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen zodat deze grieven zich voor gezamenlijke behandeling lenen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
Partijen hebben drie geschilpunten, namelijk (i) wie de (oorspronkelijke) eigenaar is van de strook grond, (ii) of Gemeente Beekdaelen eigenaar is geworden door verjaring en of (iii) de strook grond een openbare weg is. Deze geschilpunten zullen hieronder worden besproken.
De eigendom van de strook grond
5.2.
Gemeente Beekdaelen stelt, voor het eerst in hoger beroep, dat zij altijd al eigenaar is geweest van de strook grond.
5.3.
Gemeente Beekdaelen heeft, hoewel dat gelet op hetgeen is bepaald in artikel 3:89 BW en 150 Rv wel op haar weg ligt, niet gesteld hoe en wanneer zij het eigendom van de strook grond heeft verkregen. Zij heeft een beroep gedaan op een aantal documenten, als eerste een zestal bouwtekeningen uit 1978, 1979 en 1980 die door of namens de rechtsvoorganger van [geïntimeerden] zijn opgesteld en ingediend. Volgens Gemeente Beekdaelen staat op elke bouwtekening een deel van de kadastrale kaart opgenomen en op die kaarten zou te zien zijn dat de voorgevel van de woning van (de rechtsvoorganger van) [geïntimeerden] tegen het perceel van Gemeente Beekdaelen met de openbare weg ligt. Gemeente Beekdaelen doelt op de volgende afbeelding:
5.4.
Gemeente Beekdaelen heeft niet gesteld waaruit blijkt dat dit de (weergave van de) kadastrale kaart is. Onduidelijk is wie deze tekening heeft gemaakt en met welk doel deze is opgesteld. In elk geval kan niet worden vastgesteld dat de bouwtekeningen zijn opgesteld met als doel om de perceelgrens tussen het perceel van [geïntimeerden] en dat van Gemeente Beekdaelen aan te geven. Daarnaast is de tekening niet gedetailleerd genoeg om hieruit de door Gemeente Beekdaelen gestelde conclusie te trekken. Uit de tekening kan dus niet worden afgeleid waar precies de erfgrens ligt.
5.5.
Daarnaast heeft Gemeente Beekdaelen een beroep gedaan op een historische topografische kaart uit 1968, waarbij het perceel van [geïntimeerden] tussen de door Gemeente Beekdaelen aangebrachte blauwe pijlen ligt.
5.6.
Volgens Gemeente Beekdaelen zou uit deze kaart blijken dat de woning van [geïntimeerden] direct tegen de perceelsgrens met het perceel van Gemeente Beekdaelen ligt. Naar het oordeel van het hof kan dat echter niet uit deze kaart worden afgeleid omdat de kaart niet gedetailleerd genoeg is om die conclusie te kunnen trekken. Bovendien staat hiertegenover het gegeven dat de strook grond op de huidige kadastrale kaart, die in beginsel leidend is, onderdeel uitmaakt van het perceel van [geïntimeerden]
5.7.
Gemeente Beekdaelen heeft haar stelling dat zij altijd al eigenaar is geweest van de strook niet nader geconcretiseerd. De conclusie is dan dat ook de Gemeente Beekdaelen haar stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] en het gegeven dat de strook grond op de huidige kadastrale kaart onderdeel uitmaakt van het perceel van [geïntimeerden] , onvoldoende feitelijk heeft toegelicht. Deze stelling kan daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
Verjaring
5.8.
Gemeente Beekdaelen stelt subsidiair dat zij door verjaring eigenaar is geworden van de strook grond.
5.9.
Het hof stelt het volgende voorop. In artikel 3:105 BW is bepaald dat degene die een goed bezit op het moment dat de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van dat bezit verjaart, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. De verjaring van deze rechtsvordering begint te lopen op de dag na het verlies van het bezit door de rechthebbende (artikel 3:314 lid 2 BW) en is voltooid na twintig jaren (artikel 3:306 BW). Degene die zich op verjaring beroept, dient op het moment waarop de verjaring van de rechtsvordering van de rechthebbende tot beëindiging van het bezit is voltooid, het goed te bezitten.
5.10.
De vraag wanneer iemand bezitter is van (in dit geval) een stuk grond, wat betekent dat iemand dit dus voor zichzelf houdt, moet worden beantwoord naar verkeersopvattingen (hoe in de maatschappij over een begrip wordt gedacht), met inachtneming van de daaropvolgende wettelijke regels en op grond van de uiterlijke feiten (artikel 3:107 lid 1 en 3:108 lid 1 BW). Het bezit kan worden verkregen door inbezitneming. Voor inbezitneming is bepalend of iemand de feitelijke macht over het stuk grond is gaan uitoefenen (3:113 lid 1 BW). Daarnaast moet het bezit ondubbelzinnig en openbaar zijn. Van ondubbelzinnig bezit is sprake wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt, dat de eigenaar, tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter zich gedraagt alsof hij eigenaar is. Voor openbaarheid is noodzakelijk dat naar buiten kenbaar is dat iemand het stuk grond in bezit heeft genomen. Indien de zaak in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming onvoldoende (artikel 3:113 lid 2 BW). De machtsuitoefening moet derhalve zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet (Parl. Gesch. Boek 3, p. 434).
5.11.
Gemeente Beekdaelen heeft haar stelling dat zij de strook grond in bezit heeft genomen voor zichzelf als volgt onderbouwd. Gemeente Beekdaelen heeft in 1970 de strook grond bestraat. Er is een lantaarnpaal op de strook geplaatst. Gemeente Beekdaelen heeft ook regelmatig onderhoud aan de strook grond uitgevoerd, welk onderhoud bestond uit het schoonvegen en schoon houden van de strook grond en het verwijderen van onkruid. In 1996 heeft Gemeente Beekdaelen ten slotte grootschalig onderhoud laten uitvoeren. De strook grond heeft het uiterlijke kenmerk van een parkeerplaats c.q. voetpad. De strook grond is vrij toegankelijk (geworden) voor eenieder en mensen kunnen hun auto daar parkeren. Het op deze wijze inrichten van de strook grond, haar uiterlijke kenmerken en het onderhouden daarvan, moeten onder de gegeven omstandigheden worden beschouwd als bezitsdaden, aldus Gemeente Beekdaelen [geïntimeerden] betwist onder andere dat Gemeente Beekdaelen een lantaarnpaal heeft geplaatst en onderhoud heeft gepleegd aan de strook grond.
5.12.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat Gemeente Beekdaelen de strook grond voor zichzelf is gaan houden. [geïntimeerden] en zijn rechtsvoorganger konden de strook grond blijven gebruiken en niet is gebleken dat dit gebruik door Gemeente Beekdaelen op enige wijze werd beperkt. Vanwege deze omstandigheid kan het bestraten van de strook grond, het plaatsen van een lantaarnpaal en het onderhouden van de strook grond (indien dit inderdaad zou komen vast te staan) slechts gezien worden als op zichzelf staande machtsuitoefeningen die niet kunnen leiden tot een pretentie tot het houden voor zichzelf. Waarom in dit geval uit die handelingen zou blijken dat Gemeente Beekdaelen zich daardoor tegenover [geïntimeerden] is gaan gedragen als eigenaar van de strook grond en dat dat ook voor derden op grond daarvan kenbaar was, heeft Gemeente Beekdaelen ook in hoger beroep onvoldoende toegelicht. Reeds hierom kan niet worden vastgesteld dat Gemeente Beekdaelen eigenaar is geworden van de strook grond.
Openbare weg
5.13.
Gemeente Beekdaelen stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat de strook grond een openbare weg is zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 Wegenwet. Zij stelt dat zij de weg wenst te verbeteren door het voetpad opnieuw te bestraten en twee parkeervakken aan te brengen. Deze twee parkeerplekken zouden voor een klein gedeelte op de strook grond van [geïntimeerden] vallen.
5.14.
[geïntimeerden] heeft volgens Gemeente Beekdaelen op grond van artikel 14 lid 1 en 3 Wegenwet te dulden dat (i) Gemeente Beekdaelen de strook grond opnieuw bestraat als voetpad met twee parkeervakken, (ii) Gemeente Beekdaelen de strook grond als onderdeel van de openbare weg zal onderhouden en (iii) het verkeer gebruik maakt van de strook grond als onderdeel van de openbare weg.
5.15.
Als eerste dient te worden vastgesteld of de strook grond een weg betreft in de zin van de Wegenwet. In de Wegenwet is bepaald dat onder een weg onder meer een voetpad wordt verstaan (artikel 1 Wegenwet). [geïntimeerden] betwist dat de strook grond kan worden aangemerkt als een voetpad omdat nergens staat aangegeven dat dit een voetpad betreft. Het hof gaat hier niet in mee. Onder voetpad moet worden verstaan een pad waarop gelopen kan worden. Niet in geschil is dat vanaf 1970 tot 2018 op de strook grond kon worden gelopen. De strook grond moet dus worden aangemerkt als voetpad in de zin van de Wegenwet.
5.16.
Een weg is volgens de Wegenwet onder andere openbaar wanneer hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is geweest (artikel 4 lid 1 Wegenwet). Niet in geschil is dat de [straatnaam] , waar de strook grond aan grenst, een openbare weg (voetpad) betreft. Tussen partijen is wel in geschil of de strook grond daarvan onderdeel uitmaakt. Gemeente Beekdaelen stelt dat de strook grond in ieder geval vanaf 1970, toen zij de bestrating van het voetpad heeft doorgelegd tot aan de woning en heeft ingericht en onderhouden als onderdeel van het voetpad, onderdeel is van het voetpad. [geïntimeerden] heeft hierover gesteld dat rond 1970 Gemeente Beekdaelen bezig was met het maken van het wegdek en met het leggen van het trottoir. Gemeente Beekdaelen heeft toen aan de rechtsvoorganger van [geïntimeerden] voorgesteld de bestrating door te leggen tot tegen de woning omdat dat er mooier uit zou zien. De rechtsvoorganger heeft daarmee ingestemd, aldus [geïntimeerden] heeft ook gesteld dat de strook grond nimmer het uiterlijk van een openbare weg heeft gekregen. Door het gebruikte materiaal (andere steen, andere kleur) en door een visuele en materiële afscheiding tussen de strook en de weg had de strook juist de verschijning van een bij de woning behorende strook. Deze stelling is echter niet te rijmen met de stelling van [geïntimeerden] dat zijn rechtsvoorganger heeft ingestemd met doorlegging van de bestrating. Ook komt dit niet overeen met door de Gemeente Beekdaelen overgelegde foto’s waarop te zien is dat de strook grond en de rest van het voetpad op dezelfde wijze is bestraat, zie onderstaande foto uit 2002:
5.17.
[geïntimeerden] heeft niet betwist dat de bestrating in 1970 op dezelfde wijze is uitgevoerd. Aan de stelling dat de strook grond nimmer het uiterlijk van een openbare weg heeft gekregen, wordt dan ook voorbij gegaan. De tussenconclusie is dan ook dat de strook grond vanaf 1970 visueel onderdeel heeft uitgemaakt van het openbare voetpad van de [straatnaam].
5.18.
De Wegenwet heeft betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen (ECLI:NL:RVS:2008:BC6035). Naar het oordeel van het hof wordt in dit geval hieraan voldaan. Vanwege de breedte van het voetpad is - anders dan [geïntimeerden] meent - aannemelijk dat het voetpad in de gehele breedte (dus inclusief de strook grond) werd gebruikt, bijvoorbeeld als er meerdere mensen naast elkaar liepen dan wel elkaar passeerden. Ook heeft Gemeente Beekdaelen een aantal foto’s overgelegd waarop is weergegeven dat er auto’s op dan wel direct naast de strook grond staan geparkeerd. Hieruit volgt dat de strook grond ook werd gebruikt voor parkeren en daarmee dus tevens om de auto in en uit te stappen. Of het parkeren incidenteel gebeurde, zoals [geïntimeerden] , stelt, dan wel geregeld, zoals Gemeente Beekdaelen stelt, is niet relevant nu in elk geval vast staat dat de strook grond de functie vervulde van het afwikkelen van het openbaar (wandel)verkeer.
5.19.
Verder is in de Wegenwet bepaald dat geen sprake is van een openbare weg wanneer, tijdens de termijn van dertig jaren, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ‘ter bede’ voor eenieder toegankelijk is (artikel 4 lid 2 Wegenwet). Dit kenbaar maken kan geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kentekenen (artikel 4 lid 3 Wegenwet). Daarvan is hier niet gebleken. [geïntimeerden] heeft gesteld dat zijn rechtsvoorganger plantenbakken op de strook grond heeft geplaatst maar dat die bakken meerdere keren door derden zijn weggehaald. [geïntimeerden] heeft echter niet toegelicht hoe groot deze bakken waren, hoeveel bakken er hebben gestaan en hoelang deze bakken op de strook grond hebben gestaan. Tot slot heeft [geïntimeerden] niet gesteld waaruit zou blijken dat de strook grond slechts toegankelijk was omdat dit (door hem) werd gedoogd. Anders dan de rechtbank meent is naar het oordeel van het hof dan ook sprake van een weg die meer duurzaam de belangen van het openbaar verkeer dient zodat het publiek gerechtigd is daarvan gebruik te maken, anders dan enkel omdat de eigenaar van die weg dat gedoogt (Memorie van Toelichting bij art. 4 Wegenwet).
5.20.
De conclusie is dan ook dat de strook grond tezamen met de bestrate gemeentegrond vanaf 1970 tot 2018 één verkeersbaan vormde ter afwikkeling van het openbaar (wandel)verkeer. Hierdoor moet de strook grond als openbare weg in de zin van de Wegenwet worden aangemerkt in de periode van 1970 tot 2018.
5.21.
Is een weg eenmaal openbaar, dan verliest hij deze status wanneer hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor eenieder toegankelijk is geweest dan wel wanneer hij door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer is onttrokken (artikel 7 Wegenwet). [geïntimeerden] heeft niet gesteld dat hiervan sprake is geweest. De omstandigheid dat in 2018 op de strook grond bloembakken zijn geplaatst, heeft er dus niet voor gezorgd dat de strook grond de status van openbare weg heeft verloren. De strook grond is op dit moment dus nog steeds onderdeel van de openbare weg. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de gevorderde verklaring voor recht dat de strook grond onderdeel is geworden van de openbare weg zoals bedoeld in de Wegenwet zal worden toegewezen.
5.22.
Indien een weg openbaar is, heeft dit gevolgen voor de rechthebbende, in dit geval [geïntimeerden] ; deze zal het verkeer over de weg moeten dulden (artikel 14 Wegenwet). Daarnaast dient [geïntimeerden] te dulden (tevens artikel 14 Wegenwet):
I. de uitvoering van alle werken tot onderhoud of verbetering van de weg;
II. de uitvoering van alle werken vereist voor aansluiting van wegen en uitwegen;
III. het aanwezig zijn, plaatsen en onderhouden van voorwerpen, boven, op en in de strook grond ten behoeve van het verkeer over de strook grond, van de onder I en II omschreven werken en van de uitvoering daarvan.
5.23.
Nu Gemeente Beekdaelen vordert dat [geïntimeerden] wordt veroordeeld om het voorgaande te dulden, en [geïntimeerden] hiertegen niet specifiek verweer heeft gevoerd, zal de vordering van de Gemeente Beekdaelen worden toegewezen.
Overige verweren van [geïntimeerden]
5.24.
[geïntimeerden] heeft gesteld dat de vorderingen van Gemeente Beekdaelen niet kunnen worden toegewezen omdat er bestuursrechtelijke aspecten en trajecten aan verbonden zijn, met inspraak en rechtsbeschermingsmogelijkheden. Dit verweer gaat niet op. De vordering van Gemeente Beekdaelen ziet op een verklaring voor recht dat een weg openbaar is en dat [geïntimeerden] bepaalde handelingen moet dulden op die openbare weg en ziet niet op de vraag of de parkeerplekken ter plaatste mogen worden aangelegd. De vordering van Gemeente Beekdaelen betreft dus een civiele vordering en geen bestuursrechtelijke zodat een civiele rechter hierover kan oordelen.
5.25.
[geïntimeerden] stelt daarnaast dat Gemeente Beekdaelen willekeurig handelt, hetgeen onrechtmatig is tegenover hem, omdat Gemeente Beekdaelen geen soortgelijke vorderingen tegen andere eigenaren van soortgelijke stroken heeft gericht. [geïntimeerden] heeft echter niet concreet gesteld dat Gemeente Beekdaelen ook vorderingen tegen andere perceeleigenaren zou moeten instellen om haar (parkeer)beleid te kunnen uitvoeren zodat reeds hierom de stelling van [geïntimeerden] niet kan leiden tot afwijzing van de vordering van Gemeente Beekdaelen.
5.26.
Ook kan niet worden geoordeeld dat Gemeente Beekdaelen afstand heeft gedaan van enige vordering in dit verband, zoals [geïntimeerden] stelt. Het hof begrijpt dat [geïntimeerden] hiermee een beroep doet op rechtsverwerking. Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is nodig dat de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt. Gemeente Beekdaelen heeft gesteld dat zij heeft voorgesteld om de strook grond in 2018, toen de straat opnieuw werd bestraat, niet meer te bestraten om een tijdelijke oplossing te bereiken. [geïntimeerden] heeft niet toegelicht waarom hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat dit geen tijdelijke oplossing was en dat Gemeente Beekdaelen afstand heeft gedaan van enig recht zodat het standpunt van [geïntimeerden] wordt verworpen.
5.27.
Daarnaast kan niet worden geoordeeld dat Gemeente Beekdaelen geen belang heeft bij haar vordering. Gemeente Beekdaelen heeft toegelicht waarom zij belang heeft bij haar vordering, namelijk de instandhouding van de openbare weg en om te kunnen voldoen aan de parkeernorm. [geïntimeerden] heeft slechts in algemene zin betwist dat parkeerplekken vóór zijn woning nodig zijn omdat er op andere plekken ook al parkeerplekken zijn gerealiseerd. Gemeente Beekdaelen heeft daarop gesteld dat nog meer parkeerplekken nodig zijn en heeft dit onder andere onderbouwd met een notitie. Nu [geïntimeerden] hierop niet meer specifiek heeft gereageerd, heeft [geïntimeerden] onvoldoende gemotiveerd betwist dat het realiseren van parkeerplekken voor zijn woning nodig is om te kunnen voldoen aan de parkeernorm.
5.28.
Voor het overige hebben partijen geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat het bewijsaanbod van partijen als niet terzake dienend wordt verworpen.
Conclusie: vonnis van de rechtbank blijft niet in stand
5.29.
De bezwaren (grieven) die Gemeente Beekdaelen tegen het vonnis van de rechtbank aanvoert gaan gedeeltelijk op. Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en zal de meer subsidiaire vordering toewijzen.
Proceskosten
5.30.
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Gemeente Beekdaelen zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 81,83
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2,0 punten x tarief € 543,00)
Totaal € 1.806,83
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Gemeente Beekdaelen zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 83,38
- griffierecht € 772,00
- salaris advocaat
€ 2.785,00(2,5 punt x tarief II á € 1.114,00)
Totaal € 3.640,38

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Limburg van 7 oktober 2020 en doet opnieuw recht,
6.2.
verklaart voor recht dat de strook grond onderdeel is geworden van de openbare weg zoals bedoeld in de Wegenwet,
6.3.
veroordeelt [geïntimeerden] om te dulden:
i. al het verkeer over de strook grond;
ii. de uitvoering van alle werken tot onderhoud of verbetering van de strook grond, waaronder het bestraten en inrichten daarvan als onderdeel van het voetpad met twee parkeervakken voor motorvoertuigen;
iii. de uitvoering van alle werken die zijn vereist voor de aansluiting van wegen en uitwegen;
iv. het aanwezig zijn, plaatsen en onderhouden van voorwerpen, boven, op en in de strook grond, of de daartoe behorende berm ten behoeve van het verkeer over de strook grond, van de onder ii. en iii. beschreven werken en van de uitvoering daarvan;
6.4.
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Gemeente Beekdaelen wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 1.806,83 en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 3.640,38, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
6.5
veroordeelt [geïntimeerden] in de nakosten, begroot op € 163,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening,
6.6
verklaart de veroordelingen onder 6.4 en 6.5 uitvoerbaar bij voorraad,
6.7
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, O.G.H. Milar en D.E. Valle Robles-Roomer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.
griffier rolraadsheer