Uitspraak
5.Het verdere verloop van de procedure
6.De beoordeling
op 23 juli 2019 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van € 325.000,00, zegge driehonderdvijfentwintigduizend geen bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen. Onder bankinstelling wordt in dit artikel begrepen een bank of verzekeraar in de zin van artikel l: 1 wet op het financieel toezicht.
“geen bindend aanbod (…) heeft verkregen”, volgt naar het oordeel van het hof uit deze tekst dat de afwijzing betrekking moet hebben op het bedrag van € 325.000,00. Daarom moet het ook voor [appellant] duidelijk zijn geweest dat zijn financieringsaanvraag op het bedrag van € 325.000,00 betrekking moest hebben.
De schuldeiser komt in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt,…”.Het enkele niet reageren op de vraag van [appellant] van 10 juli 2019 of [geïntimeerde] het beroep op het financieringsvoorbehoud aanvaardt, acht het hof geen verhindering, niet het niet verlenen van noodzakelijke medewerking en geen ander beletsel door [geïntimeerde] . Immers de verbintenis in deze betreft de nakoming door [appellant] van zijn verplichtingen als verwoord in artikel 15 van de overeenkomst en zoals hiervoor uitgelegd, te weten het aanvragen van financiering voor een bedrag van € 325.000,00 en het overleggen van de afwijzing daarvan. [geïntimeerde] had hierop geen enkele invloed. Andere verhinderingen door [geïntimeerde] of het niet verlenen van medewerking of andere beletsels aan de zijde van [geïntimeerde] zijn niet gesteld. Deze grief faalt dus eveneens.
“Op verlangen van de schuldenaar kan de rechter, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete matigen, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet.”
[partijnamen 1])). De omstandigheden van het geval zijn uiteindelijk beslissend en niets verhindert de rechter gewicht toe te kennen aan de hoedanigheid van partijen, zoals het zijn van particulier (HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012
:BW4986,
[partijnamen 2]). Ook de omstandigheden waaronder de tekortkoming tot stand kwam, zijn van belang (MvA II,
Parl. Gesch. BW Boek 6, p. 326).