[geïntimeerde] stelt dat de afspraken die partijen hebben gemaakt met het oog op de verlenging van de huurovereenkomst per 1 januari 2005, door [A+B] zijn erkend in het faxbericht d.d. 15 november 2012, welk faxbericht door hem bij memorie na enquête in het geding is gebracht. In dat faxbericht is namens [A+B] onder meer verklaard:
“- Mede vanwege de fiscale wijzigingen, waarbij de verhuurder de onderhoudskosten niet meer door huurder mag laten betalen, wordt mondeling door [geïntimeerde] en [appellante] het volgende overeengekomen.
- De huur van fl. 50.000,00 per werkmaatschappij plus de toeslag van fl. 50.000,00 per werkmaatschappij wordt gecontinueerd. [geïntimeerde] neemt het onderhoud over (kosten geschat op fl. 125.000,00 voor de komende 50 jaar). Het restant van
€ 375.000,00 wordt door [geïntimeerde] in 10 halfjaarlijkse termijnen ad
€ 17.000,00 aan [appellante] gerestitueerd.
- Door de toen goede relatie zijn deze afspraken te goeder trouw door partijen mondeling gemaakt. Het enige dat [geïntimeerde] verlangde was een briefje met de belofte van [appellante] dat de gebouwen per 1 januari 2010 leeg zouden worden opgeleverd.”
Het briefje waarop wordt gedoeld in het faxbericht is het handgeschreven briefje van [appellante] aan [geïntimeerde] d.d. 30 december 2005 dat als bijlage 2 bij productie 10 bij CvA in het geding is gebracht.