ECLI:NL:GHSHE:2022:1952

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
200.297.000_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot woning in geval van afsluiting energie door netbeheerder

In deze zaak gaat het om de vraag of de appellant, eigenaar van een woning, moet toestaan dat Enexis Netbeheer B.V. de meters in zijn pand afsluit, verwijdert en meeneemt. De appellant heeft in eerste aanleg de vordering van Enexis afgewezen gekregen, omdat er geen energieleverancier bekend was op het adres. Enexis heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de appellant als afnemer wordt beschouwd onder de Electriciteitswet 1998 en de Gaswet. Het hof oordeelt dat Enexis gerechtigd is om de energie af te sluiten, nu er geen energieleverancier bekend is en de appellant niet in het pand woont. De grieven van de appellant, die onder andere stelden dat de afsluiting onrechtmatig was en dat Enexis disproportioneel handelde, zijn door het hof verworpen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant en veroordeelt de appellant in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF
s-HERTOGENBOSCH
Team handel
zaaknummer gerechtshof 200.297.000
(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven 8575354 / CV EXPL 20-3705)
arrest van 21 juni 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. G.S. de Haas,
tegen:
Enexis Netbeheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Enexis,
advocaat: mr. J.P. Eydems.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 2 juli 2020 en 22 april 2021 die de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellant] (met grieven),
- de memorie van antwoord (met producties).
2.2.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.Waar gaat deze zaak over?

3.1.
Het gaat in deze zaak over de vraag of [appellant] moet toestaan dat Enexis de haar in eigendom toebehorende meters in het pand van [appellant] afsluit, verwijdert en meeneemt. Enexis is netbeheerder van regionale elektriciteitsnetten en gastransportnetten. [appellant] is de eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] . In de Basisregistratie Personen (BRP) staan op dit adres geen personen als bewoners ingeschreven. In eerste aanleg waren gedagvaard [appellant] als eigenaar van het pand alsmede ‘zij die verblijven’ in het pand. ‘Zij die verblijven’ in het pand zijn in eerste aanleg niet verschenen en de kantonrechter heeft de vordering tegen de niet verschenen onbekende derden afgewezen bij gebrek aan belang daarbij van de zijde van Enexis. Tegen die beslissing is Enexis niet in incidenteel hoger beroep opgekomen.
3.2.
Enexis heeft in eerste aanleg gevorderd:
(i) hoofdelijke veroordeling van gedaagden om binnen vijf dagen na betekening en bevel van het in deze te wijzen vonnis, het/de gedeelte(n) van het verbruiksadres [adres] te ([postcode]) [plaats] waar zich de meter(s) c.q. de plek van de aansluiting waar de levering onderbroken kan worden bevinden, inclusief de aangrenzende ruimte(n) die als werkruimte(n) nodig is (zijn) om de werknemers van Enexis in staat te doen zijn de levering te onderbreken, met al degenen die en al datgene dat zich in dat/die gedeelte(n) en die ruimte(n) van de zijde van gedaagden mocht(en) bevinden, te ontruimen en te verlaten, en geheel ontruimd ter beschikking van (die werknemers van) Enexis te stellen en te laten voor de duur die benodigd is om die werkzaamheden uit te voeren;
(ii) voor recht te verklaren dat Enexis ertoe gerechtigd is om gedurende die ontruiming tussen 08.00 uur en 20.00 uur (behoudens zon- en feestdagen), haar werknemers die van een door haar uitgegeven legitimatiebewijs of machtiging zijn voorzien, de toevoer van de energie te laten onderbreken c.q. afsluiten door daartoe het nodige te laten verrichten aan de aansluiting en/of de energiemeter(s) en dat gedaagden - hoofdelijk- worden veroordeeld om dat te gedogen;
(iii) gedaagden - hoofdelijk - te bevelen om aan (de voornoemde werknemers van) Enexis de meter(s) af te geven, met machtiging van Enexis om, indien gedaagden in gebreke mochten blijven aan dit bevel te voldoen, dit vonnis zelf ten uitvoer te leggen met behulp van een gerechtsdeurwaarder op de voet van artikel 491 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Enexis legt aan de vordering ten grondslag dat zij op grond van de Electriciteitswet 1998 en de Gaswet verplicht is om de energie af te sluiten, nu er op dit woonadres geen energieleverancier (meer) bekend is.
3.3.
[appellant] heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat Enexis jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en Enexis te veroordelen tot vergoeding van schade als ook het plaatsen van een rectificatie.
3.4.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in conventie:
(i) Enexis toegestaan de gedeelten van het verbruiksadres [adres] te ([postcode]) [plaats] waar zich de meter(s) c.q. de plek van de aansluiting waar de levering onderbroken kan worden bevinden, inclusief de aangrenzende ruimten die als werkruimten nodig zijn om de werknemers van Enexis in staat te doen zijn de levering te onderbreken, ter beschikking van (die werknemers van) Enexis te stellen en te laten voor de duur die benodigd is om voornoemde werkzaamheden uit te voeren;
(ii) [appellant] veroordeeld om te gedogen dat Enexis de hiervoor bedoelde werkzaamheden verricht aan de meterinrichting en dat daartoe de hiervoor bedoelde ruimten op aanwijzing van de medewerkers van Enexis toegankelijk zijn;
(iii) [appellant] veroordeeld om te gedogen dat Enexis de aan haar toebehorende
meters) verwijdert en meeneemt;
(iv) het meer of anders gevorderde afgewezen.
De tegenvorderingen van [appellant] zijn afgewezen.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1.
[appellant] heeft onder aanvoering van 13 grieven in hoger beroep – samengevat – vernietiging van het bestreden vonnis gevorderd en gevorderd dat het hof, opnieuw rechtdoende:
(i) voor recht verklaart dat Enexis onrechtmatig jegens [appellant] heeft
gehandeld door [appellant] valselijk, althans zonder enige rechtsgrond, te
beschuldigen van fraude en diefstal;
(ii) voor recht verklaart dat Enexis onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door hem valselijk te beschuldigen van het verstrekken van onjuiste, althans
onvolledige informatie;
(iii) Enexis veroordeelt tot vergoeding van alle schade aan de zijde van [appellant]
, veroorzaakt door de onrechtmatige gedragingen van Enexis jegens [appellant]
, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(iv) Enexis veroordeelt tot rectificatie (in een (landelijk) dagblad) van de ten onrechte aan het adres van [appellant] geuite beschuldigingen en verwijten, door en/of namens Enexis;
een en ander met veroordeling van Enexis in de proceskosten.
4.2.
Bij de beoordeling van de grieven wordt het volgende voorop gesteld.
4.2.1.
Het hof stelt vast dat de kantonrechter in rov. 5.7 van het bestreden vonnis en blijkens de onder 3.4 weergegeven beslissingen in het dictum de vordering van Enexis tot ontruiming en verlating van het pand door [appellant] heeft afgewezen. Daartegen is door Enexis geen incidenteel beroep ingesteld, zodat deze vordering in hoger beroep niet aan de orde is.
4.2.2.
Het hof maakt onderscheid tussen enerzijds de vordering toe te staan (te gedogen) feitelijke werkzaamheden betreffende de afsluiting van de elektriciteitsaansluiting in het pand te verrichten en anderzijds een vordering – daaraan voorafgaand – het pand te mogen betreden tegen de wil van de bewoner/eigenaar. Aan de eerstgenoemde vordering staat niet in de weg het huisrecht dat is neergelegd in artikel 12 van de Grondwet en is uitgewerkt in de Algemene Wet op het Binnentreden, nu die vordering uitsluitend ziet op en zich beperkt tot de feitelijke werkzaamheden betreffende de afsluiting van de elektriciteitsaansluiting in de woning en de meteropname en niet tevens op het daaraan voorafgaand betreden van het verbruiksadres tegen de wil van de eigenaar/bewoner.
Voor de vordering om het pand te mogen betreden tegen de wil van de eigenaar/bewoner geldt dat aan de civiele rechter geen bevoegdheid daartoe bij wet is toegekend. Voor zover dus in de (resterende) vorderingen van Enexis tevens een vordering tot binnentreden tegen de wil van de eigenaar/bewoner besloten zou liggen, bestaat daarvoor geen rechtsgrond.
4.3.
De grieven 1 en 2 zijn algemene grieven die betogen dat het vonnis van de kantonrechter niet in stand kan blijven. In de volgende grieven (3 tot en met 12) wordt dit standpunt van [appellant] nader uitgewerkt.
4.4.
Met de
grieven 4, 6,7 en 8wordt – samengevat – aangevoerd dat de vorderingen hadden moeten worden afgewezen omdat Enexis haar vorderingen tegen de huurder van het pand, Heavac, had moeten instellen als “laatst bekende afnemer” van gas/elektriciteit en niet tegen [appellant] . Met betrekking tot dit standpunt geldt het volgende.
4.4.1
Op grond van artikel 95b lid 8 Elektriciteitswet 1998 en artikel 44 lid 8 Gaswet kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het beëindigen van de levering van elektriciteit en gas aan een afnemer alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting van dergelijke afnemers zoveel mogelijk te voorkomen. Deze regels houden in ieder geval in dat een afnemer niet wordt afgesloten in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar, behoudens in gevallen die in de regeling zijn aangegeven. Een afnemer wordt gedefinieerd als “een ieder, met uitzondering van de netbeheerder van het net op zee, die beschikt over een aansluiting op een net” (Electriciteitswet 1998) en “een persoon met een aansluiting op een gastransportnet” (Gaswet).
Op basis van de hiervoor genoemde wettelijke bepaling heeft het Ministerie van Economische Zaken de “Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas” (hierna: de Regeling) uitgevaardigd. Op grond van de artikelen 7 en 8 lid 1, sub d van de Regeling beëindigt een netbeheerder het transport van elektriciteit of gas naar of aan een kleinverbruiker niet in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar,
tenzijop de aansluiting van de kleinverbruiker bij de netbeheerder geen vergunninghouder (energieleverancier) bekend is.
[appellant] heeft niet betwist dat hij, in zijn hoedanigheid van eigenaar van het pand aan het adres [adres] te [plaats], afnemer is in de zin van de Electriciteitswet 1998 en de Gaswet. Voor het zijn van afnemer in de zin van de bedoelde wetten is niet relevant wie als laatste gebruik heeft gemaakt van het gas/de elektriciteit (zoals [appellant] lijkt te betogen onder punt 36 van zijn appeldagvaarding), maar doorslaggevend is wie beschikt over een aansluiting op een net. [appellant] beschikt over een aansluiting op een net in het pand waarvan hij eigenaar is. [appellant] is derhalve een afnemer in de zin van de hier bedoelde wetten en de Regeling.
Nu eveneens als niet betwist vaststaat dat er geen energieleverancier bekend is op het adres [adres] in [plaats], is Enexis op grond van de Regeling gerechtigd om tot afsluiting over te gaan jegens [appellant] als de afnemer. Het voorgaande brengt met zich dat de grieven 4, 6, 7 en 8 niet kunnen slagen.
4.5.
Met de
grieven 3, 5 en 9 tot en met 12betoogt [appellant] – samengevat – dat de vordering van Enexis om de meters in het pand af te sluiten disproportioneel is, dan wel dat Enexis bij die vordering geen belang heeft, omdat Enexis ook buiten het pand tot afsluiting kan overgaan.
Enexis voert aan dat met afsluiting van de gas- en elektriciteitsaansluiting van het pand van [appellant]
buiten het pand, veel hogere kosten en risico’s zijn gemoeid omdat moet worden gegraven in de openbare ruimte (onder het trottoir of rijbaan) en tevens dat het netwerk wordt aangetast doordat er in het gas- en elektriciteitsnet moet worden gemonteerd. Het afsluiten van de meters voor slechts één pand in dat pand zelf, is minder ingrijpend dan die afsluiting in de openbare ruimte te laten plaatsvinden, aldus Enexis. [appellant] betwist deze stellingen niet met kracht van argumenten. Hij stelt (slechts) dat het voor [appellant] zélf ingrijpender is om inpandig af te sluiten dan buiten het pand, omdat hij in dat geval moet gedogen dat Enexis in het pand de meters komt afsluiten/verwijderen.
Met betrekking tot deze stellingen acht het hof de volgende omstandigheden van belang. Enexis is op grond van de Regeling gerechtigd om tot afsluiting over te gaan omdat er geen energieleverancier op het adres (meer) bekend is. Als niet (voldoende) betwist staat vast dat een afsluiting buiten het pand aanzienlijk meer kosten en een (mogelijke) aantasting van het netwerk met zich brengt. Het gaat in deze zaak om het gedogen van het inpandig afsluiten van de meters wat hoogstens een dagdeel in beslag zal nemen. [appellant] woont niet in dit pand. Met andere woorden: het ingrijpende karakter van een inpandige afsluiting is naar het oordeel van het hof gering. Op grond van deze omstandigheden is het belang van Enexis belang bij een inpandige afsluiting groter dan de bezwaren die [appellant] daartegen heeft geuit.
4.6.
Het hiervoor overwogene brengt met zich dat de grieven 1 tot en met 12 niet kunnen slagen.
4.7.
Grief 13is gericht tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellant] in reconventie die hij in hoger beroep heeft herhaald en die hiervoor onder 4.1 (i) tot en met (iv) zijn weergegeven.
Daarin wordt betoogd dat de kantonrechter de vorderingen van [appellant] niet gemotiveerd, dan wel onvoldoende gemotiveerd, heeft afgewezen.
Deze grief treft geen doel. De grief is naar het oordeel van het hof onvoldoende gespecificeerd nu de grief iedere feitelijke onderbouwing mist waaruit kan blijken dat Enexis jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld in de door [appellant] bedoelde zin. Het enkele betoog dat de kantonrechter het oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd volstaat niet in hoger beroep. In hoger beroep heeft appellant nu juist de gelegenheid om opnieuw een (gemotiveerd) oordeel over de ingestelde vordering(en) aan het hof te vragen, maar daarvoor is wel van belang dat voor zowel het hof als voor de wederpartij voldoende kenbaar is
op welke grondenhet oordeel niet in stand kan blijven. Grief 13 voldoet niet aan die eisen en slaagt daarmee evenmin.

5.De slotsom

5.1.
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Enexis zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 772,-
- salaris advocaat € 1.114,- (1 punt x tarief II)
Totaal € 1.886,-
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven van 22 april 2021;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Enexis vastgesteld op € 1.886,-;
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en A. van Zanten-Baris, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.
griffier rolraadsheer