Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
hierna te noemen: de vader,
hierna te noemen: de pleegouders.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
I. voormelde beschikking te vernietigen voor zover deze ziet op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en opnieuw te bepalen dat verlenging van de machtiging uithuisplaatsing wordt afgewezen, dan wel de duur van de machtiging te beperken (eventueel met aanhouding van het overige);
II. voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw te bepalen dat het verzoek van de moeder op grond van artikel 810a lid 2 Rv wordt toegewezen, zodoende dat het NIFP – of een soortgelijke instantie – als deskundige wordt aangewezen om ieder geval de volgende onderzoeksvragen te beantwoorden:
- Hoe kan de ontwikkeling (waaronder onder andere gehechtheid, cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling) en het huidig functioneren van de minderjarigen worden beschreven? Wat zijn eventuele aandachtspunten?
* indien blijkt dat er sprake is van een verstoorde ontwikkeling op een of meerdere gebieden, wat kan hiervan de oorzaak zijn?
* de ontwikkeling van de minderjarige beschreven in relatie tot moeder en in relatie tot het pleeggezin waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven.
- Welke opvoedingsbehoeften hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ? In hoeverre hebben zij daar verdere hulpverlening of behandeling bij nodig?
- Wat zijn de cognitieve, pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van moeder en sluiten deze mogelijkheden aan bij wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu en in de toekomst nodig hebben?
- Is er bij moeder sprake van onderliggende psychische problematiek die het opvoedkundig handelen van moeder beïnvloedt?
- Wat is het leervermogen van moeder?
- Is moeder in staat om op korte termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen en daarbij aan te sluiten bij wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben om zich op positieve wijze te ontwikkelen?
- Indien moeder daartoe in staat is, welke hulpverlening heeft zij daarbij nodig?
- Zijn er, vanuit [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bezien, contra-indicaties voor een thuisplaatsing?
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
3.De beoordeling
Er is een patroon zichtbaar in de gebeurtenissen van de afgelopen jaren. Het betreft niet een enkel incident, maar een aaneenschakeling van incidenten en onveilige situaties. De moeder doet een dergelijke situatie telkens af als een incident, maar het baart de GI grote zorgen dat de kinderen hier steeds weer aan worden blootgesteld. Er is in het verleden sprake geweest van drugsgerelateerde problematiek, geweldsincidenten, verkeerde personen in huis, vuurwerk en ook daadwerkelijk basale verwaarlozing. Gelet op de herhaling van deze incidenten heeft de GI het O&O traject ingezet. Hierbij is duidelijk aan de moeder kenbaar gemaakt dat dit traject haar laatste kans was en dat hierin ook zou worden onderzocht of het perspectief van de kinderen nog bij de moeder of elders ligt. Tijdens dit traject heeft de moeder ervoor gekozen om een man in het leven van de kinderen te halen. Het is juist deze man met wie de moeder drugs heeft gebruikt waardoor zij in het ziekenhuis is beland, terwijl haar kinderen in hetzelfde huis aanwezig waren. De GI betwist dat de moeder de relatie met deze man inmiddels heeft verbroken omdat de GI signalen krijgt dat de moeder nog samen met hem wordt gezien.
De politie-inval in december 2021 is de druppel geweest die de GI heeft doen besluiten het O&O traject stop te zetten. Er is onvoldoende intrinsieke motivatie bij de moeder om te werken aan haar eigen persoonlijke ontwikkeling en zij blijft keuzes maken in haar eigen belang in plaats van in het belang van de kinderen. De moeder heeft als gevolg van de inval in december 2021 per 1 maart 2022 haar woning moeten verlaten en zij staat bij de woningbouwverenigingen in de regio op de zwarte lijst. De moeder zou inmiddels nieuwe woonruimte hebben, maar heeft tot op heden het adres niet aan de GI willen geven. Ook geeft de moeder geen openheid van zaken aan de GI over haar hulpverleningstraject: de moeder heeft [instantie] geïnstrueerd om geen informatie met de GI te delen.
De kinderen verblijven nog steeds bij de pleegouders en deze zijn inmiddels door screening voor de lange termijn akkoord bevonden. De kinderen hebben vaste contactmomenten met de moeder. In nauw contact met school wordt er bekeken wat er eventueel nodig is voor de kinderen aan hulpverlening. Deze eventuele hulpverlening kan pas starten als de kinderen een periode in een stabiele situatie zitten.
Concluderend is de GI van mening dat er nog steeds ontwikkelingsbedreigingen zijn voor de kinderen waardoor zij niet bij de moeder kunnen wonen. Een onderzoek door het NIFP of een andere instantie is gezien de ontwikkelingen van de afgelopen periode niet meer in het belang van de kinderen.
De politie-inval in december 2021 heeft de situatie van de moeder echter veranderd.
Niet alleen is het O&O traject als gevolg hiervan stopgezet, ook is de moeder haar sociale huurwoning kwijtgeraakt (en is deze op last van de burgermeester gesloten) en is zij op een zwarte lijst van woningbouwcorporaties in de regio geplaatst. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de moeder herhaaldelijk keuzes maakt die niet in het belang van de kinderen zijn en dat het haar niet lukt om de goede stappen die zij zet, vast te houden.
De moeder heeft slechts in beperkte mate inzicht getoond in de ernst van de incidenten die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. In meer of mindere mate heeft zij bepaalde incidenten wel erkend, maar geen blijk gegeven van de ernst van deze incidenten en/of de impact die deze incidenten mogelijk op de kinderen hebben gehad.
De moeder stelt dat er op diverse leefgebieden geen sprake (meer) is van problematiek, omdat zij een woning heeft en bezig is haar dagbesteding op een goede manier in te vullen, maar de feitelijke onderbouwing hiervan ontbreekt. Zo zegt de moeder over haar huidige woonsituatie over een particuliere huurwoning in [woonplaats] te beschikken, maar zij weigert – ook expliciet tijdens de mondelinge behandeling – aan de GI het adres te verstrekken. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat niemand, ook de pleegouders niet, de woning van de moeder heeft bezocht. Dat betekent dan ook dat op geen enkele manier duidelijk is geworden of moeder daadwerkelijk over concrete woonruimte beschikt en zo ja waar. En evenmin is duidelijk onder welke leefomstandigheden moeder daar woont. Ook haar mededeling tijdens de mondelinge behandeling dat zij op dit moment werkzaam is in de zorg heeft zij op geen enkele manier aannemelijk gemaakt.
Gelet op het voorgaande heeft het hof ernstige zorgen over de mogelijke problematiek van de moeder op diverse leefgebieden. De moeder heeft deze zorgen – gelet op het gebrek aan openheid en feitelijke onderbouwing – allerminst weg kunnen nemen, terwijl het juist op haar weg ligt om aan te tonen dat ze de kinderen een veilige opvoedomgeving kan bieden. Op grond hiervan heeft het hof niet de overtuiging dat de moeder nu of in de resterende termijn van de huidige machtiging in staat is de kinderen een veilige opvoedomgeving te bieden. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen is aldus in het belang van hun verzorging en opvoeding noodzakelijk.
Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat er gelet op de aard en hardnekkigheid van de problematiek, haar netwerk en het vermoeden van middelengebruik waar geen zicht op komt, er sprake zal zijn van een langdurig traject om tot verbetering te komen. Door het gebrek aan openheid en feitelijke onderbouwing heeft de moeder niet inzichtelijk gemaakt dat er ook maar een begin is van een dusdanig feitelijke situatie die maakt dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de moeder binnen de termijn van de huidige machtiging de kinderen een veilige opvoedomgeving kan bieden. Gelet hierop kan een deskundigenonderzoek niet leiden tot een beslissing in deze zaak en het verzoek van de moeder om een dergelijk verzoek te gelasten zal dan ook worden afgewezen.