In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan belanghebbende, een uitzendbureau, was opgelegd. De naheffingsaanslag betrof de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 december 2014, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst de aftrek van voorbelasting had gecorrigeerd. Belanghebbende had kosten gemaakt voor huisvesting van buitenlandse uitzendkrachten, die zij in Nederland ter beschikking stelde. De centrale vraag was of deze kosten in aanmerking kwamen voor aftrek van omzetbelasting, of dat de aftrek op grond van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA) was uitgesloten. Het hof oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat de uitgaven voor huisvesting primair waren gedaan in het belang van de onderneming. De inspecteur had terecht de aftrek van voorbelasting gecorrigeerd, omdat de huisvesting ook persoonlijke doeleinden van de uitzendkrachten diende. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.