ECLI:NL:GHSHE:2022:1852

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
200.270.334_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tussentijds cassatieberoep open te stellen op tussenarrest

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een geschil tussen [[ X ]] en Van Lanschot N.V. Het hoger beroep was ingeleid tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 18 september 2019. Het hof had eerder, op 19 april 2022, het vonnis vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Van Lanschot heeft op 24 mei 2022 verzocht om het arrest van 19 april 2022 tussentijds vatbaar te maken voor cassatie, waarop [[ X ]] bezwaar heeft gemaakt. Het hof heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de inhoudelijke beslissingen in het arrest van 19 april 2022 bepalend zijn voor de verdere procedure. Daarom heeft het hof besloten dat tussentijds cassatieberoep kan worden ingesteld tegen het arrest van 19 april 2022. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.270.334/01
arrest van 14 juni 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal hoger beroep, geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [[ X ]],
advocaat: mr. J.M. Wagenaar te Enschede,
tegen
Van Lanschot N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep, appellante in principaal hoger beroep,
hierna aan te duiden als Van Lanschot,
advocaat: mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam,
als aanvulling op het door het hof in hoger beroep gewezen arrest van 19 april 2022, op het bij exploot van dagvaarding van 23 oktober 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 18 september 2019, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [[ X ]] als eiser en Van Lanschot als gedaagde.

5.Het arrest van 19 april 2022

Bij genoemd arrest heeft het hof, op het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep, het hiervoor genoemde vonnis van 18 september 2019 vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch om de zaak verder te beslissen met inachtneming van de overwegingen van genoemd arrest, met compensatie van de kosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
6. Het verzoek zijdens Van Lanschot tot het openstellen van tussentijds cassatieberoep
6.1.
Bij brief van 24 mei 2022, ingekomen ter griffie van het hof op diezelfde datum, heeft Van Lanschot het hof verzocht het arrest van 19 april 2022 alsnog vatbaar te maken voor tussentijdse cassatie.
6.2.
Bij brief van 25 mei 2022, ingekomen ter griffie op 27 mei 2022, heeft [[ X ]] gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen voormeld verzoek.

7.De beoordeling van het verzoek

Het hof heeft zich beraden op het verzoek. Het hof heeft bij het arrest van 19 april 2022 inhoudelijke beslissingen genomen die bepalend zullen zijn voor de uitkomst van de procedure bij de rechtbank. Het hof acht het daarom doelmatig tussentijds cassatieberoep open te stellen tegen het tussen partijen gewezen arrest van 19 april 2002.

8.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat tegen het arrest van 19 april 2022 tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, B.E.L.J.C. Verbunt en Chr. F. Kroes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 juni 2022.
griffier rolraadsheer