Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
hierna te noemen: [minderjarige 5] .
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L.M. Bakker.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief van de advocaat van de vader van 23 mei 2022 met als bijlage de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 april 2022;
- de brief met bijlage van de advocaat van de moeder van 23 mei 2022;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder van 24 mei 2022;
- de brieven met bijlagen van de advocaat van de moeder van 25 mei 2022.
3.De beoordeling
Indien het hof van oordeel is dat de moeder wel ontvankelijk is in haar verzoek, is de vader van mening dat een voortzetting van het verblijf in [verblijf] niet in het belang van de kinderen is. Aan de kinderen is na de beschikking van de rechtbank medegedeeld dat zij naar huis gaan (volgens de regeling zoals is bepaald in de voorlopige voorzieningenprocedure) en zij waren daar erg enthousiast over. De school waar de oudste drie kinderen voor de uithuisplaatsing naartoe gingen is al geïnformeerd over de terugkeer van de kinderen. Anders dan de moeder stelt is de vader een stabiele opvoeder en kunnen de kinderen veilig bij hem wonen. De GI heeft een veiligheidsplan opgesteld voor zowel de situatie bij de moeder als de vader en er is afgesproken dat de overdrachtsmomenten begeleid zullen worden om escalaties te voorkomen. De aannames die de moeder doet over het huiselijk geweld en het drank- en drugsgebruik van de vader zijn niet geobjectiveerd en worden door de vader betwist. Voordat overgegaan kan worden tot een uithuisplaatsing van de kinderen, moet worden onderzocht of de vader de beoogde veiligheid aan de kinderen kan bieden. Dat is tot op heden niet gebeurd. Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom een te vergaande maatregel. Het O&O traject kan in de thuissituatie worden voortgezet.
3.9.5. Ten aanzien van de duur van de uithuisplaatsing ziet het hof aanleiding om de machtiging voor een kortere periode te verlengen, namelijk tot 1 september 2022, en het restant van het verzoek aan te houden. Zo kan worden bezien of een voortzetting van de plaatsing in [verblijf] na deze periode nog noodzakelijk is of dat het O&O traject in de thuissituatie kan worden voortgezet. De GI dient het hof hier medio augustus 2022 over te informeren.
De slotsom
4.De beslissing
1 september 2022;
1 september 2022 PRO FORMA;
A.J.F. Manders en is op 25 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier.