In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juni 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoeker] tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een onderbewindstelling en mentorschap voor [verzoeker] was ingesteld. De rechtbank had op 1 maart 2022 besloten dat over de goederen van [verzoeker] een bewind werd ingesteld en dat er een mentorschap voor hem werd ingesteld. [verzoeker] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. In het kader van dit hoger beroep verzocht hij het hof om de werking van de bestreden beschikking te schorsen totdat er op het hoger beroep was beslist.
Het hof heeft het verzoek tot schorsing afgewezen, omdat de wet bepaalt dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is en dat hoger beroep de werking van de beschikking niet aantast. Het hof overweegt dat de onderbewindstelling en het mentorschap zijn ingesteld ter bescherming van [verzoeker], die lijdt aan de ziekte van Parkinson en in financiële problemen verkeert. De zoon en dochter van [verzoeker] hebben verweer gevoerd tegen het schorsingsverzoek en benadrukt dat het in het belang van [verzoeker] is dat hij onder het huidige bewind en mentorschap blijft, omdat hij anders niet de nodige hulp zou krijgen.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in de beschikking van de rechtbank en dat de belangen van [verzoeker] bij bescherming van zijn vermogen en niet-vermogensrechtelijke belangen zwaarder wegen dan zijn belang bij schorsing van de beschikking. Het hof heeft ook opgemerkt dat de financiële voortgang binnen het gezin van [verzoeker] gewaarborgd moet blijven. De proceskosten in deze schorsingsprocedure zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.