Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 21 april 2020;
- de akte uitlatingen met één bijlage, genummerd 19, van de zijde van [appellante] ;
- de akte uitlatingen met twee producties, genummerd 18 en 22, van de zijde van de gemeente;
- het proces-verbaal van de enquête van 7 september 2020;
- het proces-verbaal van de contra-enquête van 3 maart 2021;
- de memorie na enquête met één productie, bijlage 20, van de zijde van [appellante] ;
- de antwoordmemorie na enquête van de zijde van de gemeente.
6.De verdere beoordeling
nietis komen vast te staan dat de gemeente aan [betrokkene 1] meer heeft betaald dan € 6,00 per vierkante meter grond. Dit omdat het hof op basis van voornoemd deskundigenbericht niet heeft kunnen vast stellen of de deskundigen de door de gemeente aan [betrokkene 1] geleverde grond zelf hebben bezichtigd en ter plaatse op de hierboven genoemde landbouwkundige kwaliteiten hebben onderzocht. Nu de juistheid van de waardering door [appellante] van de door de gemeente aan [betrokkene 1] geleverde grond vooralsnog niet is komen vast te staan, is [appellante] toegelaten tot bewijslevering. Het hof heeft [appellante] bewijs opdragen van haar stelling dat de gemeente aan [betrokkene 1] meer heeft betaald dan € 6,00 per vierkante meter grond (r.o. 3.8.).
“(…) De grond die [betrokkene 1] geleverd kreeg van de gemeente was van betere kwaliteit dan de grond die [betrokkene 1] aan de gemeente leverde. Het perceel dat hij aan de gemeente leverde was natter en lager gelegen. Op beide percelen, (…), stond op 14 augustus van dit jaar, toen wij nog een keer naar het perceel zijn gaan kijken, maïs. (…)Bij de boringen op 14 augustus 2020 hebben wij niet heel veel verschil in bodemsamenstelling aangetroffen in de monsters die we hebben genomen van de percelen (…). Voor ons was het duidelijk dat ging om een zandgrond met een veen ondergrond. (…) Wij hebben gezien dat bij de boring op het perceel dat [betrokkene 1] aan de gemeente heeft geleverd het veen op circa 70 cm zat en op het perceel dat [betrokkene 1] van de gemeente geleverd heeft gekregen op circa 80 cm. (…)U vraagt mij op basis van welke informatie de commissie de landbouwkundige kwaliteit heeft vastgesteld. Ik antwoord u dat wij prijsreferentie onderzoek hebben gedaan, dat de percelen feitelijk onderzocht zijn en dat alle waarde bepalende factoren waarover ik al eerder heb verklaard bij de beoordeling worden betrokken. Ik kan nu niet meer zeggen of de commissie als peilmoment voor de bepaling van de waarde het jaar 2015 of de datum van de betreffende transacties heeft genomen. Ik bestrijd niet de conclusie van de heren [de taxateur] en [persoon B] dat het bij de percelen waarover het in deze procedure gaat, percelen betreft met moerige podzolgrond. (…) Ik bestrijd niet dat moerige gronden doorgaans een ondiepe grondwaterstand hebben waardoor de worteldiepte van het te telen gewas wordt beperkt. Ik bestrijd wel dat die gronden dan té nat en té koud zijn om akker- en tuinbouwgewassen kunnen telen. Ik bestrijd ook dat een beperkte worteldiepte doorgaans betekent dat enkel gras kan worden geteeld. Als eerste wijs ik hier bij op dat op de percelen die [betrokkene 1] van de gemeente geleverd heeft gekregen toen wij gingen kijken met maïs bebouwd waren. Verder merk ik op dat mogelijke slechte ontwatering relatieve betekenis heeft. Je moet dat afzetten tegen de situatie bij andere percelen in een bepaald prijsgebied. Al die factoren, die ik al eerder heb genoemd, betrek je bij de waardebepaling.
“(…) In dit specifieke geval konden we vaststellen dat de grond die aan de gemeente was geleverd lager was gelegen en natter was. De grond die gemeente aan [betrokkene 1] leverde lag hoger en rondom het perceel lagen sloten. De aan [betrokkene 1] geleverde gronden waren beter van kwaliteit dan de gronden die aan de gemeente waren geleverd. (…) Op dit moment staan er op het perceel dat aan de gemeente is geleverd aardappelen. Er heeft volgens mij ook maïs opgestaan en er zal ook sprake zijn geweest van grasteelt. Dat aan de gemeente geleverde perceel is geen goed perceel voor de teelt van andere producten. (…) Op het perceel dat aan [betrokkene 1] is geleverd, dat dus hoger ligt, staat maïs. Wat er ten tijden van ons onderzoek in 2014 stond weet ik nu niet meer. Ik weet ook niet wat er op dat perceel in 2005/2006 heeft gestaan. (…) Op 14 augustus van dit jaar hebben wij boringen verricht op de percelen. Op het perceel dat aan [betrokkene 1] is geleverd troffen wij ongeveer 1 meter zwarte grond aan en minder veen houdend materiaal dan bij de boring op het perceel dat aan de gemeente is geleverd. De grond van het aan de gemeente geleverde perceel was minder homogeen, had meer kleurenverschil. Ik ben het niet mee eens met de opvatting van [persoon C] dat de aan [betrokkene 1] geleverde gronden té nat en té koud zijn om akker- en tuinbouwgewassen op te kunnen telen. (…) Ik ben het ook niet eens met zijn stelling dat een beperkte worteldiepte betekent dat enkel gras kan worden geteeld. (…) Het hele gebied, waarin ook de percelen liggen waarover we het hebben, is wat [de taxateur] noemt moerige podzolgrond. Maar binnen het gebied zijn wel degelijk verschillen aan te treffen. Ik ben het daarom niet eens met wat hij schrijft als hij schrijft dat het aan [betrokkene 1] geleverde perceel een beperkte landbouwkundige kwaliteit heeft. (…) Dat aan [betrokkene 1] geleverde perceel was verhoudingsgewijs juist een beter perceel. (…) U vraagt mij wat een bezichtig in 2014/2015 betekent voor de beoordeling van de landbouwkundige kwaliteit van de percelen in 2005/2006. Ik antwoord u dat de kwaliteit van die grond niet door tijdsverloop verandert, tenzij er grote infrastructurele ingrepen worden gedaan. Ik heb in dit geval geen grote infrastructurele ingrepen gezien.”
“(…) U vraagt mij of ik iets kan zeggen over de landbouwkundige kwaliteit van de twee percelen van [betrokkene 1] waar het hier om gaat. De beide percelen waar we het over hebben zijn volgens mij gelijkwaardig. (…) Als ik het goed heb werd er de afgelopen jaren maïs op die percelen geteeld. Dat heb ik zelf geconstateerd. (...) Ik kom wel vaker in het gebied en dan zag ik maïs staan, maar ik weet nu niet meer zeker op welk perceel wel of niet maïs heeft gestaan. (…) U vertelt mij dat er in het dossier een verklaring zit waarin wordt gesteld dat de slechte hydrologische kwaliteit (…) een waarde drukkend effect heeft op de prijs. (…) In hydrologisch opzicht is in het algemeen grond die hoger ligt beter dan grond die lager ligt. In mijn beleving zijn die percelen niet in gebruik geweest als grasland. (…) U vraagt mij of ik kan uitsluiten of de percelen die aan [betrokkene 1] verkocht zijn door de gemeente in 2005/2006 gebruikt werden voor grasteelt. In mijn beleving heeft er op die percelen nooit gras gestaan. (…) ik denk dat de percelen links en rechts van de [adres] gelijk van samenstelling en kwaliteit zijn. (…)”en
“(…) de percelen van [betrokkene 1] deel uitmaken van de lager gelegen percelen van het gebied. Er zijn dus meer lager gelegen percelen. (…).”
“(…)U vraagt mij naar de kwaliteit van de beide percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] heeft verkocht. (…) Op de bodemkaart uit 1968 was te zien dat er een schuine lijn liep door het perceel waar die olieleiding niet doorheen liep. De kwaliteitsaanduiding van de grond was HN21. Dat betekent dat de bodem podzolgrond betrof met lemig fijn zand. (…) Dat geldt dus ook voor de gronden die [betrokkene 1] aan de gemeente verkocht. De grond op het perceel dat de gemeente aan [betrokkene 1] leverde waarop de kaart die schuine lijn doorliep, was op het gedeelte rechts van de lijn minder van kwaliteit. Inmiddels is de bodemkaart in 2014 voor bepaalde veenachtige gronden herzien. Op de bodemkaart van 2014 zijn de beide percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] heeft verkocht aangeduid als HN21. Die zelfde aanduiding heeft ook de grond die [betrokkene 1] aan de gemeente verkocht. Daarbij geldt één verschil: bij de aanduiding voor de percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] verkocht staat de toevoeging ‘E’. Dat staat voor geëgaliseerd. (…) In ieder geval kan ik zeggen dat in 2012 op de percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] verkocht maïs stond. Ik heb zelf vastgesteld dat die maïs van goede kwaliteit was. De maïs op de gronden die de gemeente aan [betrokkene 1] verkocht was misschien nog wel beter van kwaliteit dan de mais op de gronden die [betrokkene 1] aan de gemeente verkocht. (…) Op het punt van de hydrologische kwaliteit antwoord ik u, dat als die kwaliteit bij de percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] heeft verkocht al minder zou zijn, dat zou gelden voor het hele gebied ter plaatsen. Ik heb destijds in 2012 geconstateerd dat op percelen in dat gebied wat water stond. Dat is ook logisch bij gronden waar leem in zit. (…) U houdt mij voor dat bij de aanduiding HN21 op de bodemkaart ook een Romeinse zes staat (VI). (…) Dit is een hydrologische aanduiding. Die aanduiding geeft aan dat de gemiddelde grondwaterstand 40 tot 80 cm onder maaiveld is. Die hydrologische aanduiding geldt voor zowel het perceel dat [betrokkene 1] aan de gemeente heeft verkocht als de percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] heeft verkocht. (…) Ten tijden van mijn taxatie in 2012 heb ik niet gezien dat er sprake was van wat wij noemen hulten en bulten met betrekking tot de percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] heeft verkocht. (…) Die percelen waren volgens mij al geëgaliseerd en dat er geëgaliseerd is, is later op de bodemkaart aangegeven. (…) U vraagt mij of de wijziging in 2014 van de bodemkaart relevant is voor de waarde van de bewuste percelen in 2006. Ik antwoord u dat dat niet het geval is. (…) Ik heb niet uitgezocht of de gronden die [betrokkene 1] van de gemeente kocht in 2005/2006 al waren geëgaliseerd. Ik heb niet kunnen vaststellen hoe de hydrologische kwaliteit van de bewuste gronden in 2006 was. Ik heb pas toen ik mijn taxatie deed in 2012 die kwaliteit onderzocht. Het is juist dat met de aanduiding HN21 bedoeld wordt op humus podzolgrond. Dit soort grond is niet in het algemeen nat. Een boer kan op deze gronden heel goed gewassen verbouwen. (…) Ik kan mij niet voorstellen dat tussen 2005 en 2012 de hydrologische toestand van de percelen waar het in deze procedure om gaat is veranderd.”
“(…) U vraagt mij of de aanwezigheid van een olieleiding in dit geval gevolgen had voor de waarde van het betreffende perceel. In dit geval had die aanwezigheid in de praktijk geen gevolg voor die waarde. De leiding ligt een paar meter diep en raakt slechts een hoekje van dat betreffende perceel. Bovendien is het zo dat als er enige schade zou ontstaan door de aanwezigheid van die leiding, die schade wordt vergoed. (…)”
“De aanwezigheid van die olieleiding heeft niet of nauwelijks invloed op de landbouwkundige waarde van dat perceel. Van belang zijn vooral de hoogte ligging en de detailontwatering. Ik kan niet zeggen hoe diep de leiding precies in dat perceel ligt. Het is waarschijnlijk een leiding van defensie en volgens mij is het niet een leiding met een grote diameter. Het is dus volgens mij niet zo’n leiding als bijvoorbeeld een grote gasleiding. (…)
“In 2012, toen ik mijn taxatie verrichte, ben ik langs de percelen gereden en ben ik de percelen gaan bekijken. Ik heb toen vastgesteld dat toen ter plaatste onder een van de percelen die de gemeente aan [betrokkene 1] verkocht een olieleiding liep. (…) U vraagt mij of de aanwezigheid van de olieleiding in één van die percelen een waarde drukkend effect kan hebben. Ik antwoord u dat het zou kunnen dat er iets van een waarde drukkend effect is, misschien 2 tot 3 procent. Dat effect is echter te verwaarlozen nu die leiding ten minste 2 meter onder het maaiveld ligt en men bij bewerking van de grond dus helemaal geen last heeft van die leiding. Ook voor de teelt heeft de aanwezigheid van die leiding geen gevolgen. Ik heb geen verschil kunnen vaststellen in teelt boven de leiding in vergelijking met de rest van het perceel. (…) U vraagt mij of de aanwezigheid van die olieleiding kan leiden tot een mindere gebruiksmogelijkheid van de percelen. Ik antwoord u dat dat niet het geval is. (…)”
“In het algemeen is het zo dat de kwaliteit van de grond boven zo’n leiding minder van kwaliteit is. Die grond is vaker meer geroerd en kan gevoeliger zijn voor droogte. (…) Het is juist dat gewassen op gronden die liggen boven een olieleiding minder goed groeien. Of de bewuste olieleiding zowel onder het perceel links van de [adres] als onder het perceel rechts van de [adres] loopt, weet ik niet. De percelen links van de [adres] en rechts van de [adres] zijn qua kwaliteit vergelijkbaar behalve met betrekking tot de strook waar de olieleiding onder loopt.”Getuige [persoon A] geeft dus aan dat hij niet weet onder welk deel van de percelen de olieleiding loopt. Zijn verklaring dat de kwaliteit van de percelen gelijkwaardig is behalve met betrekking tot de strook grond waar de oliepijpleiding onder door loopt, moet dus ook beschouwd worden als een algemene opmerking en niet een verklaring uit eigen waarneming of wetenschap met betrekking tot het in het geding zijnde perceel. Daardoor is hij bijvoorbeeld niet ingegaan op het feit dat het roeren van de grond in verband met de olieleiding vóór 1985 had plaatsgevonden en op de vraag in hoeverre effecten daarvan dan nog van betekenis waren ten tijde van de verkoop. Deze verklaring doet daarom naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de verklaringen van [deskundige 2] , [deskundige 1] en [persoon B] .
“(…) In het verleden werden gronden bij het leggen van leidingen in die gronden volledig op hun kop gezet, zeker als de leidingen wat dieper werden gelegd. De gronden werden dan door elkaar gehusseld. Op stroken grond waaronder op die manier leidingen zijn gelegd groeit het gewas minder goed. (…) Ik kan het waardeverschil tussen een perceel met en een perceel zonder zo’n leiding nu niet precies in percentages uitdrukken. (…)”
“(…) U houdt mij voor dat ik melding heb gemaakt van waarde drukkende effecten die aan de orde zouden zijn met betrekking tot beide percelen. Er lag een olieleiding onder een van de percelen en beide percelen hadden een slechte hydrologische kwaliteit. (…) De geluiden van de andere boeren in het gebied waren dat ze die beide percelen niet wilden. Dat was vanwege de olieleiding die er lag en dat de gronden van oorsprong een andere achtergrond hadden. (…) Naar aanleiding van opmerkingen van mr. De Groot verklaar ik dat er gedoe was over die olieleiding. Die olieleiding zou in het glastuingebied moeten worden verlegd en mogelijk zou de leiding onder een van de in het geding zijnde percelen ook verlegd moeten worden. Door dit gedoe waren die percelen als het ware gestigmatiseerd. (…)”Beide verklaringen over het mogelijke waarde drukkend effect zijn algemeen van aard en niet onderbouwd door een eigen waarneming van de percelen, meer in het bijzonder eigen waarneming van de mindere groei van gewassen op de strook grond waaronder de pijpleiding ligt. Dat blijkt in ieder geval niet uit hun verklaring en/of de processtukken. De verklaring dat “
geluiden van de andere boeren in het gebied waren dat ze die beide percelen niet wilden”vormt naar het oordeel van het hof een te weinig concrete onderbouwing voor de gestelde waardevermindering.
“(…) Het perceel dat hij(hof: lees [betrokkene 1] )
terug heeft gekregen aan de overkant van de weg is een mooi en veel hoger gelegen perceel. Dit perceel sluit aan op de referentie landbouwkundige prijs van € 3,75 p/m² . Het moet meer waard zijn geweest dan € 3,06 /m.”Op basis hiervan gaat het hof ervan uit dat [deskundige 1] op 27 april 2014 na de bezichtiging van de percelen heeft geconstateerd dat de waarde meer moet zijn dan de prijs van € 3,06 p/m² .