6.2.Voor de leesbaarheid van dit arrest neemt het hof hier nogmaals de feiten op die in het tussenarrest al als vaststaand zijn aangenomen.
[werknemer] is met ingang van 1 januari 2017 voor zes maanden in dienst getreden van [werkgever] . Deze tijdelijke arbeidsovereenkomst is verlengd met één jaar, na afloop waarvan [werknemer] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gekregen. Het laatstgenoten loon bedraagt € 1.361,74 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
Op 8 juni 2021 heeft [werknemer] zich ziek gemeld. In de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 wordt een aantal WhatsApp berichten gewisseld tussen [werknemer] en [werkgever] over de afwezigheid van [werknemer] . [werknemer] refereert aan rugklachten vanwege een beknelde zenuw, [werkgever] wijst erop dat zij aangepast werk beschikbaar heeft en dat [werknemer] moet verschijnen. Op 14 en 15 juli laat [werknemer] weten niet te kunnen komen. Ondertussen heeft [werkgever] laten weten de afwezigheid van [werknemer] te beschouwen als onbetaald verlof. Ook op 20 en 26 juli meldt [werknemer] dat hij ziek is en niet in staat om te werken.
Tot en met de maand juni 2021 heeft [werknemer] zijn nettoloon ontvangen van € 1.264,90. Op 28 juli 2021 heeft hij € 632,45 ontvangen en op 23 september 2021 € 397,21, nadat Credura Financial Services, de schuldhulpverlener van [werknemer] , bij e-mail van 20 september 2021 informatie had gevraagd over het achterblijven van de loonbetaling.
Op 20 september 2021 heeft [werkgever] [werknemer] bericht dat hij niet meer werkzaam was voor [werkgever] .
Blijkens vermelding in het Centraal curatele- en bewindregister is het vermogen van [werknemer] bij beschikking van 3 maart 2022 met ingang van 16 maart 2022 onder bewind gesteld met benoeming van Credura Financial Services B.V. te [vestigingsplaats] tot bewindvoerder.
6.3.1.In de onderhavige kort geding procedure vordert de bewindvoerder dat de kantonrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [werkgever] zal veroordelen:
I. tot betaling van het salaris van € 1.361,74 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 juli 2021 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, onder aftrek van de netto betalingen ter hoogte van € 1.029,72 die aan [werknemer] zijn voldaan na 1 juli 2021;
II. om [werknemer] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, zodra hij daartoe in staat wordt geacht, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,= per dag of per deel van een dag dat [werkgever] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
III. tot betaling aan [werknemer] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. tot betaling van de incassokosten ter hoogte van € 638,87;
V. tot betaling van de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
6.3.2.Aan deze vordering heeft de bewindvoerder, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is, anders dan [werkgever] meent, nooit geëindigd. [werknemer] is arbeidsongeschikt geworden. Ten onrechte neemt [werkgever] het standpunt in dat de arbeidsovereenkomst met wederzijdse instemming zou zijn geëindigd. [werkgever] heeft daarom ook ten onrechte de loonbetalingen gestaakt. [werknemer] is hierdoor financieel in de problemen gekomen en heeft om die reden een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen.
6.3.3.[werkgever] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.4.In het in hoger beroep bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van de bewindvoerder afgewezen en de bewindvoerder in de proceskosten veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter, zakelijk weergegeven, overwogen dat tussen partijen in geding is of [werknemer] een beëindigingsovereenkomst heeft ondertekend, dat dit nader onderzoek vergt waartoe het kort geding zich niet leent, maar dat uit het feitelijk gedrag van [werknemer] lijkt te volgen dat hij inderdaad ontslag heeft genomen. Onder verwijzing naar de door de Hoge Raad vastgestelde maatstaf voor de beoordeling van geldvorderingen in kort geding heeft de kantonrechter nog overwogen dat het restitutierisico bij toewijzing van het gevorderde hoog is.