3.2.De vaststaande feiten – voor zover relevant – zijn de volgende:
a. [werknemer] is op 3 oktober 2016 bij Adede in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. in de functie van senior archeoloog/ KAM/assistent OCE, met een salaris van € 4.000,-- bruto per maand op basis van een
40-urige werkweek;
b. In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
“(…) De overeengekomen werkzaamheden zullen gewoonlijk in c.q. vanuit de vestiging van de werkgever te
[vestigingsplaats] worden verricht. De werknemer zal ook in België en daaruit tewerkgesteld
worden. (...)”;
c. In artikel 14 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
“Op deze arbeidsovereenkomst is het Nederlandse recht bij uitsluiting van ieder ander rechtsstelsel van toepassing”en
“De Nederlandse rechter is bij uitsluiting van ieder ander bevoegd tol beslechting van geschillen voortvloeiend uit deze overeenkomst.”;
d. Op 18 oktober 2018 heeft [werknemer] zich ziekgemeld, waarna Adede is gestopt met het betalen van het salaris;
e. In een brief van 21 december 2018 met als kop de tekst
“Ontslag wegens sluiting ADEDE Nederland”, heeft Adede aan [werknemer] bericht:
“De tweede helft van het jaar zijn er nauwelijks nog werken geweest op Nederlandse bodem.
Ook voor de komende maanden zijn er geen nieuwe contracten.
Om een bloedbad te vermijden, heb ik beslist om ADEDE Nederland te sluiten.
Dit impliceert dat onze huidige arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang definitief zal
worden verbroken.
Om de impact hiervan op U en andere medewerkers, tewerkgesteld bij ADEDE Nederland,
te vermijden, biedt ADEDE bvba een contract aan met behoud van huidig loon.
U dient wel fulltime vanuit [vestigingsplaats] te werken.
Mocht de afstand een bezwaar zijn, dan wens ik u te danken voor de inzet en maak ik graag
een aanbevelingsbrief voor U op.
Ik hoop echter dat U ingaat op mijn aanbod.”;
f. Wegens het niet ontvangen van salaris is door [werknemer] een voorlopige voorziening gestart. Bij vonnis in kort geding van 6 februari 2019 is Adede onder meer veroordeeld tot betaling aan [werknemer] van het maandelijkse loon van € 4.000,-- bruto vanaf oktober 2018 voor zover dit nog niet aan [werknemer] was voldaan. Eveneens is Adede veroordeeld tot het verstrekken van salarisspecificaties over de maanden oktober, november en december 2018 en over de maand januari 2019 op straffe van een dwangsom;
g. Dit vonnis is betekend op 19 februari 2019 en daarin is (onder meer) bevolen om binnen 48 uur na ontvangst van het exploot aan [werknemer] deze salarisspecificaties te verstrekken;
h. Adede heeft op 22 februari 2019 per e-mailbericht die salarisspecificaties toegezonden aan [werknemer] ;
i. In een rapport van de bedrijfsarts, die is ingeschakeld door [werknemer] , d.d. 2 juli 2019 staat over de arbeidsongeschiktheid van [werknemer] vermeld:
“(...) Conclusie: 17/10/2019 tot heden, sprake van ziekte of gebrek. Niet in staat bedongen arbeid (archeoloog) te verrichten. (…)”;
j. Bij beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 juli 2019 is aan [werknemer] verlof verleend voor het leggen van Europees bankbeslag op grond van de Verordening (EU) nr. 655/2014 ten laste van Adede. Naar aanleiding daarvan zijn er drie beslagen gelegd in België, die uiteindelijk doel hebben getroffen voor een bedrag van € 29.500,--;
k. Adede heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 februari 2019. Dit heeft geleid tot een arrest (in kort geding) van 6 augustus 2019 waarbij voormeld vonnis is vernietigd voor wat betreft de veroordeling van Adede tot betaling van het maandelijks loon van € 4.000,-- bruto vanaf oktober 2018. In plaats daarvan is Adede veroordeeld tot betaling van het maandelijks loon ter hoogte van 70 % van € 4.000,-- bruto vanaf oktober 2018 tot het moment dat rechtsgeldig een einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen. Voor het overige is het vonnis bekrachtigd;
l. In een tussen partijen geldend vonnis van 16 oktober 2019 is in rechtsoverweging 3.30 overwogen:
“Uit het voorgaande volgt dat er vanuit gegaan dient te worden dat de arbeidsovereenkomst nog doorloopt en dat Adede gehouden is vanaf oktober 2018 maandelijks aan [werknemer] 70 % te voldoen van een brutosalaris van € 4.000,--”;
m. Bij exploten van 31 december 2019 is op verzoek van [werknemer] op grond van het vonnis van 6 februari 2019 en het daarbij behorende arrest van 6 augustus 2019 een derdenbeslag gelegd onder Havenbedrijf [plaats] N.V., Sassevaart V.O.F. en Koninklijke Boskalis Wesminster N.V,
m. Adede is een kort geding gestart tegen deze executiemaatregelen. Bij vonnis van 26 februari 2020 zijn de executoriale derdenbeslagen opgeheven. In rechtsoverweging 4.5 van dit vonnis staat:
“Weliswaar is niet in geschil dat de arbeidsovereenkomst in elk geval tot 21 december 2018 bestond en dat er tot die tijd een loondoorbetalingsverplichting mag worden aangenomen, maar gezien hetgeen in het onder r.o. 2.7 vermelde beslag reeds door Adede is voldaan, biedt dat geen grondslag meer voor de in geding zijnde derdenbeslagen. Nu op basis van het arrest geen onbeperkt doorlopende loonvordering van [werknemer] na 21 december 2018 kan worden aangenomen, moet worden geoordeeld dat er geen grondslag (meer) is voor de drie gelegde derdenbeslagen.”.
3.3.1.In de onderhavige procedure vordert [werknemer] (samengevat) in conventie te verklaren voor recht dat de brief van 21 december 2018 geen einde heeft gemaakt aan de arbeidsovereenkomst, althans dat er geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst, dat zijn salaris volledig moet worden doorbetaald tot 18 oktober 2018 en daarna voor 70 % tot het einde van de arbeidsovereenkomst vermeerderd met de (maximale) wettelijke verhoging, Adede te veroordelen tot betaling van de verbeurde dwangsommen, te bepalen dat Adede specificaties verstrekt van verschuldigde bedragen op straffe van een dwangsom, Adede te veroordelen tot betaling van executiekosten, de kosten van het rapport Verzuimfocus ter hoogte van € 423,50 en betaling van de kosten van de procedure.
3.3.2.Aan deze vordering heeft [werknemer] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Op grond van de arbeidsovereenkomst heeft hij recht heeft op (door)betaling van het loon na zijn ziekmelding op 18 oktober 2018. De arbeidsovereenkomst is niet geëindigd door de brief van 21 december 2018, zodat er nog altijd een loondoorbetalingsverplichting geldt voor Adede.
3.3.3.Adede heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende verder aan de orde komen.
3.3.4.In reconventie vordert Adede (samengevat) voor recht te verklaren dat de (onder
rov. 3.2. onder m genoemde) executoriale derdenbeslagen onrechtmatig zijn en dat [werknemer] de schade moet vergoeden, [werknemer] te veroordelen tot betaling van € 886,16 vermeerderd met wettelijke rente en betaling van de wettelijke (handels)rente over € 20.255,60, alsmede de proceskosten.
3.3.5.Het (gemotiveerde) verweer van [werknemer] zal, voor zover in hoger beroep van belang, hierna verder worden besproken.
3.3.6.In het eindvonnis heeft de kantonrechter - samengevat - geoordeeld dat:
- [werknemer] had moeten en kunnen begrijpen dat Adede zijn arbeidsovereenkomst per direct, zijnde 21 december 2018 eindigde met haar brief van die datum. Dat het voor hem duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst was opgezegd, bleek uit zijn antwoord tijdens de zitting bij de kantonrechter
“dat het afgelopen was”. Verder is geen sprake van een opzegging met terugwerkende kracht. (rov. 3.11);
- De houding van Adede na 21 december 2018 leidt niet tot de conclusie dat geen opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden (rov. 3.12);
- De loonvordering is toewijsbaar voor de periode van 18 oktober 2018 tot 21 december 2018 (rov. 3.15);
- De wettelijke verhoging over het achterstallige salaris wordt gematigd tot 10% (rov. 3.16);
- Adede moet een correcte specificatie verstrekken van het salaris over de voornoemde periode (rov. 3.18);
- De verbeurde dwangsommen zijn verjaard en die vordering wordt afgewezen (rov. 3.19);
- Adede is gehouden een bedrag van € 423,50 te betalen voor het rapport van Verzuimfocus, omdat Adede heeft nagelaten in het kader van de arbeidsongeschiktheid van [werknemer] een bedrijfsarts in te schakelen (rov. 3.20);
- Aan executiekosten wordt een bedrag van € 5.312,50 toegewezen (rov. 3.23);
- Er kan niet worden geconcludeerd dat op 31 december 2019 sprake was van een beslaglegging die niet voldeed aan de wettelijke eisen. Ook is dat niet geoordeeld in het vonnis van 26 februari 2020. Niet is komen vast te staan dat sprake was van onrechtmatig gelegde beslagen (rov. 3.24).
De kantonrechter heeft samengevat (in conventie) Adede veroordeeld tot het betalen van:
- het salaris ter hoogte van 70% van € 4.000,-- bruto per maand over de periode vanaf 18 oktober 2018 tot 21 december 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente met veroordeling tot verschaffing van de salarisspecificaties hierbij op straffe van een dwangsom;
- een bedrag van € 5.312,50 wegens executiekosten en
- een bedrag van € 423,50 te vermeerderen met de wettelijke rente (voor het rapport van Verzuimfocus).
In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen.
De kantonrechter heeft Adede veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie.
3.4.1.[werknemer] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd (het
principaalhoger beroep). [werknemer] heeft geconcludeerd tot (gedeeltelijke) vernietiging van het eindvonnis en zijn (gewijzigde) vordering luidt als volgt:
- te verklaren voor recht dat de brief d.d. 21 december 2018 geen einde heeft gemaakt aan de arbeidsovereenkomst tussen Adede en [werknemer] , althans te verklaren voor recht dat er geen
einde is gekomen aan deze arbeidsovereenkomst;
- Adede te veroordelen tot betaling van salaris aan [werknemer] over de periode 18 oktober 2018 ter hoogte van 70% van € 4.000,-- bruto, derhalve € 2.800,-- bruto per maand, tot 18 oktober 2020, althans ter hoogte van een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag met een in goede justitie te bepalen datum, te verhogen met de (maximale) wettelijke verhoging, vermeerderd met de wettelijke rente;
- te bepalen dat Adede gehouden is [werknemer] specificaties te verschaffen ten aanzien van hetgeen Adede aan [werknemer] op basis van het in deze procedure te wijzen arrest dient te voldoen op straffe van een dwangsom;
- met veroordeling van Adede in de kosten van deze procedure.
3.4.2.Adede heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [werknemer] . Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
3.4.3.Adede heeft gesteld dat [werknemer] niet heeft aangeduid welk deel van het vonnis vernietigd moet worden. [werknemer] legt evenmin een verbinding tussen enerzijds het vonnis en anderzijds de door hem ingestelde vorderingen. Volgens Adede heeft dit tot gevolg dat dat het vonnis niet vernietigd kan worden, omdat het niet aan het hof is om te bepalen welk deel zij moet vernietigen.
3.4.4.Het hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert met de strekking dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. De grieven hoeven niet aan bepaalde vormvereisten te voldoen. Die gronden moeten wel behoorlijk naar voren zijn gebracht in het geding, zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij, welke laatste immers moet kunnen weten waartegen zij zich in de procedure in hoger beroep heeft te verweren. Bij de uitleg van de memorie van grieven of zoals hier de dagvaarding in hoger beroep, kan mede een rol spelen de wijze waarop de geïntimeerde in hoger beroep de inhoud van dat stuk, blijkens zijn reactie daarop, heeft begrepen. De door Adede aangevoerde bezwaren legt het hof daarom terzijde. Zowel het hof als Adede hebben de vordering in hoger beroep begrepen zoals hiervoor staat weergegeven onder rov. 3.4.1. Het hof zal deze vordering hierna dus inhoudelijk gaan beoordelen.
3.4.5Adede heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd (het
incidenteelhoger beroep). Adede heeft geconcludeerd tot (gedeeltelijke) vernietiging van het eindvonnis met afwijzing van de vorderingen in conventie en het alsnog toewijzen van zijn vorderingen in reconventie met betaling van de proceskosten in beide instanties.