Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
'Agreement to pay outstanding debt in instalments'(hierna: Vaststellingsovereenkomst) van 29 maart 2021. Volgens [appellante] vloeit uit deze Vaststellingsovereenkomst voort – en mede in het licht van onder meer de transcript van de onderhandelingen op 26 maart 2021 en de WhatsAppberichten – dat er op [verweerster] een onvoorwaardelijke betalingsverplichting van
“3) The Debtor acknowledges indebtedness to the creditor in the sum of €1.000.000,00, (one million euro). The total amount of the creditor's claim is not disputed by the parties.”–.
“Non-Disclosure and Partnership Agreement”(hierna: NDPA-overeenkomst) van juni 2020: in de Vaststellingsovereenkomst wordt op geen enkele manier aan deze afrekenmethode gerefereerd. Daarentegen is volgens [appellante] in de Vaststellingsovereenkomst een erkenning van de verschuldigdheid opgenomen. Bovendien is het behouden van de afrekenmethode volgens [appellante] ook niet in de onderhandelingen aan de orde gesteld
“ [naam] : [komt terug van het toilet] Oke, goed. Dus zet maar even op papier van jouw kant dan. Dan gaan we settelen op 'one big motherfucking million'.”–.
“Het herhaald door [appellante] gelegde conservatoire beslag op de bankrekeningen van [verweerster] heeft slechts een zeer klein bedrag getroffen. Onder die omstandigheden is het doorzetten van de CEPANI procedure voor [appellante] , terwijl [verweerster] 'op het geld' zit en dus een oorlogskas heeft, terwijl [appellante] zelfs bij winst van de CEPANI procedure nog maar moet zien of er ooit verhaal op [verweerster] mogelijk zal zijn, voor [appellante] een zeer onaantrekkelijke route.”. Volgens [verweerster] is [appellante] kortom van mening dat [verweerster] op het geld zit en een oorlogskas heeft, maar stelt zij anderzijds dat [verweerster] in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Volgens [verweerster] tracht [appellante] simpelweg de kortste route te kiezen om betaling te ontvangen, maar ziet
“We confirm that up to date we have not paid any commission to our EU representative, [appellante] / [onderneming 2] Ltd, (…). We are aware that [verweerster] also owes service fees to [appellante] / [onderneming 2] Ltd.”), maar het hof kan niet summierlijk vaststellen of de stelling van [verweerster] dat zij derhalve onverschuldigd heeft betaald op grond waarvan zij een vordering heeft op [appellante] al dan niet juist is, dit mede omdat
volledigeproceskosten te veroordelen dan ook af. Het hof zal [appellante] , als de in het ongelijk gestelde partij, wel veroordelen in de proceskosten van [verweerster] in eerste aanleg en in hoger beroep conform het gebruikelijk gehanteerde liquidatietarief. Daarbij verklaart het hof ambtshalve de kostenveroordeling in eerste aanleg en hoger beroep uitvoerbaar bij voorraad.