ECLI:NL:GHSHE:2022:1583

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
200.301.343_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondercuratelestelling en bescherming van belangen van verzoekster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij verzoekster onder curatele is gesteld. De beschikking is gegeven op 23 juli 2021. Verzoekster, die zich niet kan verenigen met deze beslissing, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen. De curator heeft verzocht de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2022 zijn beide partijen gehoord. Verzoekster stelt dat er geen medische verklaring is overgelegd die haar ondercuratelestelling onderbouwt en dat de kantonrechter geen keuze heeft gemaakt tussen de gronden van lichamelijke of geestelijke toestand. De curator daarentegen stelt dat verzoekster verstandelijk beperkt is en bescherming nodig heeft tegen misbruik en beïnvloeding door derden. Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is dat verzoekster haar belangen niet kan waarnemen en dat een ondercuratelestelling noodzakelijk is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, omdat verzoekster onvoldoende weerbaar is in affectieve relaties en er een reëel risico bestaat dat zij in de toekomst in schadelijke situaties terechtkomt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 mei 2022
Zaaknummer: 200.301.343/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9281613 \ OV VERZ 21-4170
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. C.J. de Wit.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [vennoot 1] en [vennoot 2] , vennoten van [beheer] Beheer (hierna te noemen: de curator),
advocaat: voorheen mr. J.E. de Glopper, thans mr. N. Wouters;
- [de vader] (hierna te noemen: de vader).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , van 23 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2021, heeft [verzoekster] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 december 2021, heeft de
curator verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoekster] , bijgestaan door mr. De Wit;
  • de curator, vertegenwoordigd door [betrokkene 1] , bijgestaan door mr. N. Wouters;
  • de vader.
[betrokkene 2] , werkzaam bij Maatschappelijk Werk [woonplaats] , opgeroepen als informant, is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 12 juli 2021;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van [verzoekster] d.d. 18 november 2011;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de curator d.d. 17 maart 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 29 november 2018 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoekster] , met benoeming van [vennoot 2] tot bewindvoerder.
Bij beschikking van 21 september 2020 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoekster] , met benoeming van [vennoot 1] tot mentor.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , [verzoekster] onder curatele gesteld, met benoeming van [vennoot 1] tot curator.
3.3.
[verzoekster] kan zich met deze beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[verzoekster] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Het verzoek tot ondercuratelestelling is onvoldoende onderbouwd, omdat er geen medische verklaring over [verzoekster] is overgelegd. Ook heeft de kantonrechter geen keuze gemaakt tussen de gronden lichamelijke toestand en geestelijke toestand. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om tegen de beschikking van de kantonrechter op medische gronden verweer te voeren.
[verzoekster] heeft wel bescherming nodig in de vorm van een bewind en een mentoraat, maar een ondercuratelestelling gaat te ver en is niet noodzakelijk. [verzoekster] is in staat zelf een beslissing te nemen op het gebied van relaties. Zij heeft de relatie met haar laatste partner zelf verbroken omdat er bij haar twijfels over die partner waren gerezen.
3.5.
De curator voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Een toestand zoals bedoeld in artikel 1:378 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bij [verzoekster] aan de orde. Zij is verstandelijk beperkt en moet worden beschermd tegen misbruik en beïnvloeding door derden op relationeel gebied. In het recente verleden heeft dit zich al vaker voorgedaan, waarbij [verzoekster] ook elk contact met de hulpverlening vermijdt.
Daarnaast kan [verzoekster] moeilijk met geld omgaan.
De belangen van [verzoekster] kunnen niet afdoende worden beschermd door een onderbewindstelling en een mentorschap. Het gaat er met name om [verzoekster] te beschermen tegen het aangaan van een huwelijk met een partner die niet goed voor haar is.
Een ondercuratelestelling kan ook worden uitgesproken zonder een medische verklaring.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 BW kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.6.2.
Het hof verwerpt het betoog van [verzoekster] dat ter onderbouwing van het verzoek om ondercuratelestelling minimaal één medische verklaring had moeten worden overgelegd die bevestigt dat [verzoekster] op grond van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is om haar belangen op een behoorlijke wijze te behartigen.
De wet bevat ten aanzien van een verzoek tot ondercuratelestelling niet de verplichting om een verklaring van een deskundige over te leggen. Vaste rechtspraak is verder dat ter vrije beoordeling van de rechter staat of deze een onderzoek door een medisch deskundige noodzakelijk acht alvorens te beslissen tot ondercuratelestelling. Hij hoeft tot het gelasten van een zodanig onderzoek niet over te gaan indien hij op grond van de overgelegde stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling tot de overtuiging is gekomen dat aan de voorwaarden voor het uitspreken van de maatregel is voldaan (ECLI:NL:HR:2017:2562).
Het hof overweegt verder dat - anders dan [verzoekster] heeft aangevoerd - de rechter niet hoeft te kiezen tussen de gronden lichamelijke en geestelijke toestand die een ondercuratelestelling noodzakelijk maken.
3.6.3.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken voldoende is gebleken dat [verzoekster] als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand (een verstandelijke beperking) tijdelijk of duurzaam haar belangen niet behoorlijk kan waarnemen, althans haar eigen veiligheid of die van anderen in gevaar brengt. Dit maakt dat een beschermingsmaatregel gerechtvaardigd is.
Duidelijk is dat [verzoekster] haar financiële zaken niet zelf kan beheren, zodat in ieder geval een onderbewindstelling noodzakelijk is. Aan het hof ligt nu de vraag voor of volstaan kan worden met een onderbewindstelling en een mentorschap zoals [verzoekster] wil of dat de meer ingrijpende maatregel van een ondercuratelestelling noodzakelijk is. Het hof acht dit laatste het geval. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Gebleken is op grond van gebeurtenissen in het verleden dat vóór de ondercuratelestelling [verzoekster] onvoldoende beschermd was tegen (mogelijk) misbruik door derden. Zo heeft [verzoekster] in 2018 een relatie gehad met een loverboy en is zij eind 2019 plotseling bij een vriend in België gaan wonen, waarbij onbekend was of zij daar vrijwillig verbleef. In april 2021 is [verzoekster] ingetrokken bij haar nieuwe vriend in [plaats 1] die zij kort tevoren via internet had leren kennen. Zij is met hem vrijwel meteen daarna in ondertrouw gegaan en wilde zich inschrijven in [plaats 1] , terwijl zij nog een huurwoning had in [woonplaats] . De hulpverlening van [verzoekster] kon in die tijd geen contact met haar krijgen en onduidelijk was waarom [verzoekster] van haar nieuwe vriend en/of zijn kennissen geen contact met haar hulpverleners mocht hebben. Door de ondercuratelestelling is een huwelijk voorkomen. [verzoekster] heeft later tegenover de curator erkend dat deze relatie niet goed voor haar was, omdat deze man haar geïsoleerd en gebruikt heeft. Het hof is van oordeel dat niet kan worden volstaan met onderbewindstelling en mentorschap omdat dit gezien de gebeurtenissen tot nu toe niet de voor de [verzoekster] vereiste en noodzakelijke bescherming biedt. [verzoekster] is onvoldoende weerbaar in affectieve relaties, is kwetsbaar en zeer beïnvloedbaar. Zonder ondercuratelestelling acht het hof het risico reëel en onaanvaardbaar groot dat [verzoekster] relaties aangaat en eventueel ook een huwelijk sluit met personen die misbruik van haar (willen) maken.
Het hof merkt ten slotte nog het volgende op. Op korte termijn gaat [instantie] te [plaats 2] bij [verzoekster] een nieuw diagnostisch onderzoek doen naar haar intelligentieniveau en naar haar sociaal-emotionele functioneren. [verzoekster] wil vanuit
[instantie] ondersteund worden in het aangaan en onderhouden van sociale contacten en in het tonen van assertiviteit.
De curator heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat wanneer naar haar inzicht een ondercuratelestelling niet meer noodzakelijk is omdat [verzoekster] met ondersteuning heeft geleerd om sociale contacten aan te gaan en te onderhouden en daarin op een assertieve manier haar grenzen aan te geven, de curator zal meewerken aan wijziging van de ondercuratelestelling naar onderbewindstelling en mentorschap.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van [verzoekster] niet slagen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 23 juli 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, H. van Winkel en
E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.