3.1In deze procedure gaat het om de vraag of tussen partijen een arbeidsovereenkomst is overeengekomen, zoals [appellant] stelt. De bewijslast van deze stelling rust op [appellant] (art. 150 Rv). [appellant] heeft gezien de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] niet aan zijn stelplicht voldaan. Daarbij komt dat hij in hoger beroep geen bewijsaanbod heeft gedaan, zodat bewijslevering ook om die reden niet aan de orde is. Het hof kan de stelling van [appellant] daarom niet als vaststaand aannemen en wijst zijn vorderingen af.
3.1.1In overweging 2 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Verder staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
3.1.2[appellant] en [geïntimeerde] exploiteerden beide een rijschool. Zij zijn met ingang van 23 mei 2018 een samenwerking aangegaan.
3.1.3De onderneming van [appellant] is per 1 mei 2019 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
3.1.4[geïntimeerde] heeft aan [appellant] een door haar geleasete [auto] en een Samsung Galaxy S10 mobiele telefoon met abonnement ter beschikking gesteld. [appellant] heeft rijlessen gegeven in de [auto] .
3.1.5In oktober 2019 is de samenwerking tussen partijen geëindigd.
3.1.6De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft in een brief van 4 november 2019 aan [appellant] verzocht om de [auto] en de Samsung telefoon aan [geïntimeerde] te retourneren en de daarvoor door haar gemaakte kosten van in totaal € 1.343,10 aan haar te betalen.
3.1.7[appellant] heeft de [auto] op 19 november 2019 bij [geïntimeerde] ingeleverd. De Samsung telefoon heeft hij gehouden. [appellant] is niet tot betaling aan [geïntimeerde] overgegaan.
3.1.8De gemachtigde van [appellant] heeft in een e-mail van 20 februari 2020 aan de gemachtigde van [geïntimeerde] onder meer verzocht om betaling van een bedrag van € 9.405,00 netto aan [appellant] voor 627 uren praktijkles waarvoor hij € 15,00 per les zou ontvangen (627 x € 15,00 = € 9.405,00). [geïntimeerde] is ook niet tot betaling overgegaan.
3.1.9[appellant] is vervolgens deze procedure gestart.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.1In de onderhavige procedure vorderde [appellant] (in conventie) de kantonrechter om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] te veroordelen tot:
- primair: betaling van € 9.405,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
- subsidiair: betaling van een redelijke vergoeding voor de door [appellant] gewerkte uren, te vermeerderen met de wettelijke rente; en
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, buitengerechtelijke kosten en nakosten.
3.2.2Aan deze vordering heeft [appellant] , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Hij is per 1 mei 2019 bij [geïntimeerde] in loondienst getreden als rijinstructeur, op grond van een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde tijd, tegen een loon van € 15,00 netto per uur. [appellant] heeft tot 14 oktober 2019 werkzaamheden voor [geïntimeerde] verricht. Na deze datum heeft hij zijn werkzaamheden gestaakt. [appellant] heeft in de periode van 1 mei 2019 tot en met 14 oktober 2019 in totaal 627 uren gewerkt, maar geen salaris ontvangen. Daarom heeft hij nog recht op een bedrag van € 9.405,00 netto (627 x € 15,00), aldus [appellant] .
3.2.3[geïntimeerde] heeft (in reconventie) gevorderd om, verkort weergegeven, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] te veroordelen tot betaling van:
I. de kosten van de [auto] over de maanden oktober en november 2019 van € 1.203,46;
II. drie verkeersboetes van in totaal € 353,00;
III. de kosten van de Samsung telefoon vanaf oktober 2019 van € 78,45 per maand;
IV. zeven betaalde rijexamens van € 230,00 per rijexamen;
V. 13 gegeven rijlessen van € 38,00 per les;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente; en
VI. veroordeling van [appellant] tot afgifte van het dakbord met naam van de rijschool; en
met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
3.2.4[geïntimeerde] heeft deze vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst, partijen hebben alleen samengewerkt. [appellant] heeft rijlessen gegeven in de [auto] die door [geïntimeerde] werd geleased. [appellant] had eigen leerlingen waarmee hij zelf afspraken maakte en deze leerlingen, op twee of drie na, betaalden rechtstreeks aan [appellant] . Bij het beëindigen van de samenwerking in oktober 2019 heeft [geïntimeerde] verzocht om de [auto] en de Samsung telefoon terug te geven. [appellant] heeft de [auto] op 19 november 2019 teruggegeven, maar de Samsung telefoon nog steeds niet. [geïntimeerde] heeft kosten gemaakt voor de [auto] en de Samsung telefoon, drie verkeersboetes van [appellant] betaald, zeven examens voor hem ingekocht en dertien rijlessen gegeven aan leerlingen van [appellant] die aan hem hebben betaald. [appellant] is daarom gehouden tot betaling van de door haar gevorderde bedragen, althans tot schadevergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad. [appellant] heeft het dakbord van [geïntimeerde] nog in zijn bezit, dat moet hij ook teruggeven, aldus [geïntimeerde] .
3.2.5In het vonnis van 12 mei 2021 heeft de kantonrechter alle vorderingen afgewezen. Met betrekking tot de vorderingen van [appellant] heeft de kantonrechter overwogen dat [appellant] niet heeft aangetoond dat een arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] tot stand is gekomen.
Met betrekking tot de vorderingen van [geïntimeerde] heeft de kantonrechter overwogen dat onduidelijk is of partijen afspraken met betrekking tot de [auto] en de Samsung telefoon hebben gemaakt en dat geen grondslag is gesteld of gebleken waaruit voortvloeit dat [appellant] de door haar gevorderde kosten aan [geïntimeerde] moet betalen. Ook heeft [geïntimeerde] het bezit van het dakbord bij [appellant] niet aangetoond, zodat hij niet kan worden veroordeeld tot teruggave daarvan. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.2.6[geïntimeerde] heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld. Dat betekent dat de door de kantonrechter afgewezen vorderingen van [geïntimeerde] in hoger beroep niet aan de orde zijn.
De procedure in hoger beroep