ECLI:NL:GHSHE:2022:1545

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
200.281.956_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met vraag naar toepasselijkheid van Duits recht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een huurgeschil tussen [appellant], wonende in Duitsland, en Happy Italy [plaats] B.V. De appellant heeft in hoger beroep de vraag aan de orde gesteld of de huurovereenkomst die hij met Happy Italy heeft gesloten, onderworpen is aan Duits recht. De huurovereenkomst, die op 1 mei 2015 inging, werd door Happy Italy opgezegd per e-mail op 31 mei 2017, maar volgens [appellant] was deze opzegging niet rechtsgeldig. Hij vorderde betaling van achterstallige huur en schadevergoeding, omdat hij meende dat de huur pas op 15 oktober 2017 eindigde. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat de opzegging geen effect had en dat Duits recht van toepassing was, maar verwierp de vordering tot schadevergoeding op grond van verjaring.

In het hoger beroep heeft [appellant] zijn grief tegen de verjaring van de schadevergoedingsvordering herhaald, terwijl Happy Italy in het incidenteel appel de toewijzing van de huurvordering bestreed. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor bewijslevering, waarbij [appellant] moet aantonen dat de huurovereenkomst door [persoon A] is ondertekend en dat de huur in goede staat was bij aanvang van de overeenkomst. Het hof heeft verder bepaald dat getuigen zullen worden gehoord en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.281.956/01
arrest van 17 mei 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
verder: [appellant]
advocaat: mr. J.J. Baltus te Landgraaf,
tegen:
Happy Italy [plaats] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
verder: Happy Italy,
advocaat: mr. A.M. Roepel te Berkel en Rodenrijs,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 augustus 2020 ingeleide hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen vonnissen van 10 april 2019 en 13 mei 2020 tussen [appellant] als eiser en Happy Italy als gedaagde

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7055830 CV EXPL 18-4132)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 11 augustus 2020;
  • de memorie van grieven van [appellant] van 6 oktober 2020;
  • de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van Happy Italy van 15 december 2020;
  • de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellant] van 9 maart 2021;
  • het schriftelijk pleidooi op 25 mei 2021, waarbij partij pleitnotities hebben overgelegd.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

In het principaal appel en in het incidenteel appel
De feiten
3.1
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 10 april 2019 een aantal feiten vastgesteld. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding:
a. Happy Italy heeft met ingang van 1 mei 2015 van [appellant] de woonruimtes gehuurd die zijn gelegen aan de [straatnaam] [3 huisnummers] te [plaats] [hierna gezamenlijk: het gehuurde]:
- een appartement op de tweede verdieping links;
-drie slaapkamers op de zolderverdieping, een gedeelde keuken en een gedeelde badkamer;
-zes kamers en twee badkamers en een gedeelde keuken op de begane grond.
De huurprijs bedroeg (inclusief servicekosten) laatstelijk € 270,- per maand per kamer/appartement, bij vooruitbetaling te voldoen. In totaal bedroeg de maandelijkse huurprijs, aangezien tien kamers/appartementen werden gehuurd, dus € 2.700,-.
De als productie 1 overgelegde huurovereenkomst is in het Duits opgesteld, ondertekend door [persoon A] en voorzien van een stempel van Happy Italy BV. De huurovereenkomst, luidt, voor zover hier relevant:
̕̕
§ 2 Mietzeit
1. Das Mietverhältnis beginnt am 01.05.2015 und läuft auf unbestimmte Zeit. Die Vertragsparteien sind sich darüber einig, dass das Mietverhältnis frühestes 1 Jahr nach Mietbeginn von beiden Parteien, das heißt frühestens zum 01.05.2016 mit gesetzlicher Kündigungsfrist zum Ende des Kalendermonats ordentlich kündbar ist.
2. Die Parteien schließen die Anwendung des § 545 BGB (Stillschweigende Verlängerung des
Mietverhältnisses) aus. Setzt der Mieterden Gebrauch der Mietschade nach Ablauf der Mietzeit fort, so gilt das Mietverhältnis nicht als verlängert.
§ 4 Zahlung der Miete, Aufrechnung
1. (...)
4. Im Falle des Zahlungsverzuges ist der Vermieter berechtigt, Verzugszinsen in Holle von 5
Prozentpunkten über dem jeweils geltenden Basiszinssatz sowie den Ersatz etwaiger weiterer Schaden zu verlangen. Der Mieter hat für jede Mahnung wegen verspäteter Zahlung des Mietzinses pauschalierte Mahnkosten von jeweils 2,50 EURO zu zahlen. Dem Vermieter bleibt die Geltendmachung eines weitergehende Schadens unbenommen. Dem Mieter bleibt der Nachweis vorbehalten, ein Schaden sei überhaupt nicht oder wesentlich niedriger als die Pauschale entstanden.
§ 15 Sonstige Vereinbarungen
1. (...)
14. Weitere Nebenabreden sind nicht getroffen. Es gilt das Recht der Bundesrepublik Deutschland.
Der Gerichtsstand ist Aachen (Deutschland). (…)“.
Bij aanvang van de huur tussen partijen is geen beschrijving van de staat van het gehuurde opgemaakt.
Bij e-mailbericht van 28 april 2017 aan [appellant] is namens Happy Italy de huur opgezegd per 31 mei 2017.
Bij een (in het Duits opgestelde) brief van 3 juni 2017 heeft [appellant] de contactpersoon van Happy Italy erop gewezen dat niet rechtsgeldig en tijdig is opgezegd en heeft hij Happy Italy tevens gesommeerd om huisvuil in het gehuurde te verwijderen, schade aan het gehuurde te herstellen en bij feitelijk vertrek uit het gehuurde alle huissleutels van de ruimtes in het gehuurde in te leveren.
Bij het einde van de huur heeft geen voor- en/of eindinspectie van het gehuurde plaatsgevonden.
Met ingang van 15 oktober 2017 heeft [appellant] (de ruimtes in) het gehuurde opnieuw verhuurd.
[appellant] heeft - alvorens deze procedure bij de kantonrechter in Nederland aanhangig te maken - zijn vorderingen voorgelegd aan de Duitse rechter. Die heeft zich onbevoegd verklaard om van het geschil tussen partijen kennis te nemen.
Voor onderdeel d) geldt dat in hoger beroep aan de orde is gesteld of de schriftelijke huurovereenkomst door [persoon A] is ondertekend. Deze kwestie komt hierna aan de orde. Voor het overige is de vaststelling van de feiten niet bestreden, zodat deze het hof in zoverre ook in hoger beroep tot uitgangspunt strekt.
De procedure in eerste aanleg
3.2
Bij dagvaarding van 26 juni 2018 heeft [appellant] de onderhavige procedure tegen Happy Italy aanhangig gemaakt. Hierin stelde [appellant] dat op de huurovereenkomst Duits recht van toepassing is en dat naar Duits recht de opzegging van de huurovereenkomst per e-mail geen rechtsgeldige opzegging is. De huurovereenkomst tussen partijen is daardoor niet op 31 mei 2017 maar pas op 15 oktober 2017 geëindigd, zodat Happy Italy over de periode van 1 juni 2017 tot 15 oktober 2017 de overeengekomen huur verschuldigd is. Daarnaast heeft Happy Italy beschadigingen aan het gehuurde toegebracht en heeft zij het gehuurde in vervuilde staat achtergelaten. Op grond hiervan vorderde [appellant] samengevat, veroordeling van Happy Italy tot betaling van een bedrag van € 12.150,- aan achterstallige huurpenningen en een bedrag van € 31.116,79 aan schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad, een en ander met de wettelijke rente en wat betreft de huurachterstand, de contractuele vertragingsrente op grond van artikel 4 lid 4 van de huurovereenkomst.
3.3
Happy Italy heeft de vorderingen van [appellant] bestreden. Volgens haar was [persoon A] niet bevoegd om de huurovereenkomst te ondertekenen. Happy Italy betwistte de toepasselijkheid van Duits recht en de consequenties die [appellant] daaraan verbond. De huurovereenkomst is rechtsgeldig opgezegd en voor de toewijzing van schadevergoeding en contractuele vertragingsrente is volgens Happy Italy geen grond aanwezig.
3.4
Bij tussenvonnis van 10 april 2019 heeft de kantonrechter de Duitstalige huurovereenkomst tot uitgangspunt genomen (r.o. 4.2), geoordeeld dat de Nederlandse (kanton)rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen (r.o. 4.3) en dat - alleen - Duits recht van toepassing is (r.o. 4.4 - 4.8). De kantonrechter heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld nader in te gaan op de wettelijke regels naar Duits recht voor opzegging en oplevering (r.o. 4.9) en op zijn vordering inzake contractuele vertragingsrente (r.o. 4.10).
3.5
In het eindvonnis van 13 mei 2020 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opzeggingsmail van Happy Italy geen effect heeft gesorteerd (r.o. 2.2.9) en dat verdere verweren in een te laat stadium zijn aangevoerd, zodat Happy Italy het gevorderde bedrag van € 12.150,- aan [appellant] moet betalen (r.o. 2.2.10). Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding heeft de kantonrechter het beroep van Happy Italy op verjaring gehonoreerd, zodat die vordering is afgewezen (r.o. 2.3.3). De vordering tot betaling van de contractuele vertragingsrente heeft de kantonrechter niet toewijsbaar geoordeeld (r.o. 2.4.5). Happy Italy is veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 12.150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente (van artikel 6:119) vanaf de dag van sommatie en tot betaling van de proceskosten met nakosten.
De omvang van het hoger beroep
3.6
[appellant] heeft in het principaal appel tegen het eindvonnis van 13 mei 2020 een grief aangevoerd, over de verjaring van zijn schadevergoedingsvordering, en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot het alsnog toewijzen van die vordering vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van sommatie subsidiair de dag van dagvaarding, en tot bekrachtiging van het eindvonnis voor het overige.
3.7
Happy Italy heeft de grief van [appellant] in het principaal appel bestreden, in het incidenteel appel tegen het tussenvonnis van 10 april 2019 en het eindvonnis van 13 mei 2020 in totaal vijf grieven aangevoerd, over de toewijzing van de huurvordering, en geconcludeerd tot vernietiging van het eindvonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [appellant] en tot veroordeling van [appellant] tot terugbetaling van hetgeen Happy Italy uit hoofde van dat vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
3.8
[appellant] heeft de grieven van Happy Italy op zijn beurt bestreden en geconcludeerd tot verwerping ervan.
3.9
In zijn appeldagvaarding vermeldt [appellant] dat zijn hoger beroep zich ook richt tegen de afwijzing van zijn vordering tot betaling van contractuele vertragingsrente. Tegen de afwijzing van dit onderdeel van zijn vorderingen heeft [appellant] echter geen grieven gericht en ook in de conclusie van zijn memorie van grieven komt dit onderdeel niet meer terug, zodat het hof vaststelt dat (de afwijzing van) de vordering tot betaling van contractuele vertragingsrente in dit hoger beroep niet langer aan de orde is.
De grieven
3.1
De toegewezen vordering tot betaling van huur over de periode van 1 juni 2017 tot 15 oktober 2017 is gebaseerd op de stelling van [appellant] dat de opzegging door Happy Italy per 31 mei 2017 geen effect heeft gesorteerd omdat deze niet overeenstemming is met de wijze waarop naar Duits recht een opzegging moet geschieden. De toepasselijkheid van Duits recht vloeit volgens [appellant] voort uit de schriftelijke huurovereenkomst van 3 april 2015. De kantonrechter is [appellant] hierin gevolgd. Met betrekking tot de vordering tot betaling van schadevergoeding heeft de kantonrechter tot uitgangspunt genomen dat de vraag of recht bestaat op schadevergoeding moet worden beoordeeld naar Duits recht. Het niet (tijdig) betwiste beroep op verjaring van die vordering door Happy Italy is vervolgens gehonoreerd.
3.1
In beide kwesties speelt de beslissing van de kantonrechter over het toepasselijk recht een cruciale rol. Tussen partijen is niet in geschil dat zij een huurovereenkomst hebben gesloten voor het gehuurde te [plaats] en dat deze huurovereenkomst in de periode van 1 mei 2015 tot en met 31 mei 2017 door partijen ook feitelijk is uitgevoerd. Partijen verschillen van mening over de vraag of daarbij tussen hen een keuze voor Duits recht is afgesproken. Hierbij gaat het erom of de huurovereenkomst alleen mondeling is gesloten zonder dat daarbij een afspraak is gemaakt over de toepassing van Duits recht, waar het standpunt van Happy Italy op neerkomt, dan wel dat de huurovereenkomst is neergelegd in de schriftelijke overeenkomst van 3 april 2015 met daarin de toepasselijkheid van Duits is recht, zoals [appellant] betoogt. Enige andere grond voor de toepassing van Duits recht dan artikel 15 lid 14 van die overeenkomst, bij de feiten onder c) vermeld, is niet gesteld of gebleken.
3.11
Allereerst dient te worden vastgesteld of Happy Italy is gebonden aan de schriftelijke huurovereenkomst van 3 april 2015. Het hof constateert dat beide partijen in de loop van de procedure weinig concrete omstandigheden naar voren hebben gebracht over de voorbereiding en totstandkoming van de huurovereenkomst, bijvoorbeeld in de vorm van correspondentie. Eerst in de laatste fase van dit hoger beroep komt daar verandering in. In zijn memorie van antwoord in het incidenteel appel stelt [appellant] onder meer het volgende:
“Voorafgaand aan ondertekening van de huurovereenkomst heeft [appellant] een aantal malen gesproken met de heer [persoon A] in het te verhuren huis. Er is gesproken over (ingrijpende) verbouwingen die gewenst werden door Happy Italy om tot huur over te gaan. Bij deze besprekingen zijn naast de heren [appellant] en [persoon A] zijden [appellant] ook de heer [persoon B] aanwezig geweest. De verbouwingen zijn uiteindelijk ook uitgevoerd. Uiteindelijk is de schriftelijke huurovereenkomst, welke vooraf wel degelijk met [persoon A] besproken is, in het restaurant van Happy Italy in [plaats] ondertekend door de heer [persoon A] in persoon.”
Bij schriftelijk pleidooi heeft Happy Italy een schriftelijke verklaring van 19 april 2021 van [persoon A] overgelegd die het volgende inhoudt:
“ Happy Italy [plaats] heeft mij gezonden de huurovereenkomst met op de eerste pagina vermeld: “Prod 1” van in totaal 8 pagina’s. Happy Italy [plaats] heeft mij gevraagd of de handtekening op de laatste pagina onder “mieter” van mij is. De handtekening is vaag en daarom lastig te zien. Toch herken ik in de handtekening niet mijn handtekening. Mijn handtekening is anders, zie onderaan deze verklaring. Verder merk ik op dat ik bij het ondertekenen van stukken altijd op iedere pagina mijn paraaf zet en op deze huurovereenkomst op iedere pagina een paraaf, laat staan mijn paraaf, ontbreekt. De verdere inhoud van de huurovereenkomst wordt door mij niet herkend als een stuk dat ik voor ogen heb gehad en heb ondertekend.”
Volgens [appellant] komt Happy Italy in een te laat stadium met deze verklaring zodat deze buiten beschouwing gelaten moet worden. Het hof volgt [appellant] hierin niet. De verklaring dateert van na de memorie van antwoord in het incidenteel appel en is kennelijk een reactie op de nadere stellingen van [appellant] over de gang van zaken die daarin is opgenomen. Dat [persoon A] de huurovereenkomst waar [appellant] zich op beroept heeft ondertekend, is door Happy Italy overigens al direct in eerste aanleg, in punt 7 van haar conclusie van antwoord, betwist.
3.12
De stand van zaken is nu dat Happy Italy de stelling van [appellant] dat [persoon A] de schriftelijke huurovereenkomst van 3 april 2015 namens haar heeft ondertekend en daarmee ook zijn stelling dat partijen toepassing van Duits recht zijn overeengekomen, gemotiveerd heeft betwist. Nu [appellant] zich beroept op de rechtsgevolgen van deze schriftelijke huurovereenkomst, is het aan hem om overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv zijn stelling te bewijzen. Dat bewijs heeft [appellant] vooralsnog niet geleverd, zodat het hof hem overeenkomstig zijn bewijsaanbod tot bewijslevering zal toelaten.
3.13
Met betrekking tot de vordering van [appellant] tot betaling van schadevergoeding overweegt het hof het volgende. Het hof volgt Happy Italy niet in haar standpunt dat deze vordering is verjaard aangezien de verjaring is gestuit door het binnen de verjaringstermijn, op 16 november 2017, instellen van de vordering bij het Landgericht te Aken. De omstandigheid dat de Duitse rechter zich onbevoegd heeft verklaard om van de vorderingen van [appellant] kennis te nemen, doet hier niet aan af. Tussen partijen staat vast dat bij de aanvang van de huurovereenkomst geen beschrijving van het gehuurde is opgemaakt. [appellant] heeft gesteld dat dit het geval was, maar Happy Italy heeft dit voldoende gemotiveerd betwist. Dit betekent dat [appellant] welk recht ook van toepassing blijkt te zijn, zal dienen te bewijzen dat het gehuurde zich op dat moment in goede staat bevond. Dat bewijs heeft [appellant] vooralsnog niet geleverd, zodat het hof hem ook op dit punt tot bewijslevering zal toelaten.
3.14
Het hof zal na de bewijslevering en afhankelijk van het resultaat daarvan op de overige kwesties ingaan. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De uitspraak

Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel
laat [appellant] toe te bewijzen:
feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat [persoon A] de schriftelijke huurovereenkomst van 3 april 2015 namens Happy Italy heeft ondertekend en dat daarmee partijen toepassing van Duits recht zijn overeengekomen;
dat het gehuurde zich bij de aanvang van de huurovereenkomst in goede staat bevond;
bepaalt, voor het geval [appellant] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. L.S. Frakes als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 31 mei 2022 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellant] ten minste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, J.J.M. Saelman en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 mei 2022.
griffier rolraadsheer