3.1.Deze zaak gaat over de voor het eerst in hoger beroep ingestelde vordering tot vernietiging van een convenant.
3.2.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Partijen zijn op 6 april 2018 met elkaar gehuwd na het maken van huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft de Poolse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse nationaliteit.
Uit het huwelijk van partijen zijn de volgende, nu nog minderjarige, kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] .
Partijen hebben gezamenlijk een woning, gelegen aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] (hierna: de woning) in eigendom.
Op 9 augustus 2019 is het verzoek tot echtscheiding ingediend. Bij beschikking van 8 januari 2021 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant (zaaknummer C/02/361750 / FA RK 19-4001) de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 februari 2021 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
Aan de echtscheidingsbeschikking is het in november 2020 tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) en ouderschapsplan gehecht.
In het convenant is over de woning van partijen het hiernavolgende bepaald:
“Artikel 5.1
De echtelijke woning, staande en gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , wordt aan de vrouw toegedeeld. Dit gebeurt op voorwaarde dat de hypothecaire leningen, SVN, kenmerk [kenmerk 1] en ABN AMRO, kenmerk [kenmerk 2] voor rekening en risico van de vrouw komt en, voor zover nodig, dat de man wordt ontslagen uit een eventuele hoofdelijke aansprakelijkheid;
Artikel 5.2
De kosten verbonden aan de levering en de tenaamstelling van de woning zijn voor rekening van de vrouw.
Artikel 5.3
Het notariële transport van de echtelijke woning zal uiterlijk één maand na de echtscheidingsdatum plaatsvinden;”
De man heeft op 19 oktober 2021 de volmacht voor de levering van de woning aan de vrouw ondertekend (prod. 3 bij mva).
De procedure bij de rechtbank
3.3.1.In deze procedure vordert de vrouw, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. te bepalen dat de vrouw, indien de man niet verricht waartoe hij ingevolge dit vonnis gehouden is, gemachtigd om datgene te bewerken waartoe nakoming van dit vonnis zou hebben geleid, conform art. 3:299 BW;
II. te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van de man, of een deel van de akte van partijen, conform art. 3:300 BW;
III. te bepalen dat de man aan de vrouw dient te vergoeden het verschil in woonlasten over de periode van 12 juli 2021 tot en met de datum waarop de woning aan de vrouw zal worden geleverd, zijnde een bedrag van € 597,78 per maand, althans een nader te bepalen bedrag;
subsidiair:
IV. dat de man binnen twee dagen na betekening van dit vonnis er voor zorg draagt dat aan de notaris een akkoord zal worden gegeven op de conceptakte, op straffe van een dwangsom;
V. dat de man binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking zal verlenen aan levering van de echtelijke woning aan de vrouw en daartoe alle handelingen zal verrichten die noodzakelijk zijn, op straffe van een dwangsom;
primair en subsidiair:
VI. met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.3.2.Aan deze vordering heeft de vrouw, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
De man weigert zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan haar. Na de echtscheiding heeft zij de financiering voor de woning geregeld. Zij heeft al in juni 2021 een notaris ingeschakeld. Ondanks diverse verzoeken daartoe door de notaris, heeft de man de door de notaris opgestelde (concept)akte van verdeling nog niet ondertekend. De vrouw heeft een spoedeisend belang omdat zij inmiddels de hypotheekofferte heeft geaccepteerd. Na levering van de woning aan de vrouw, zullen haar hypotheeklasten aanmerkelijk lager worden. Dat is zowel in haar belang als in het belang van de (nog minderjarige) kinderen van partijen.
3.3.3.De
manis verschenen in de procedure maar voor hem heeft zich geen advocaat gesteld.
3.3.4.De
voorzieningenrechterheeft (samengevat), in zijn vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
de man bevolen binnen twee dagen na betekening van het vonnis ervoor zorg te dragen dat aan de notaris een akkoord zal worden gegeven op de concept akte van levering (prod.3 bij dagvaarding);
de man bevolen binnen twee dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw en daartoe alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn;
de man veroordeeld om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 1.000,-- voor iedere dag dat hij niet aan de onder a) en b) uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 50.000,-- is bereikt;
bepaald dat de man het verschil in woonlasten over de periode van 12 juli 2021 tot en met de datum waarop de woning aan de vrouw wordt geleverd aan de vrouw moet vergoeden, zijnde een bedrag van € 597,78 per maand;
de man veroordeeld in de proceskosten en in de na het vonnis ontstane kosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.4.1.De manheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Hij heeft – samengevat – in zijn
appeldagvaardinggeconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter van 1 september 2021 en
opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
afwijzing van de vorderingen van de vrouw;
vernietiging van de verdeling tussen partijen zoals weergegeven in het echtscheidingsconvenant van 20 november 2020 en de concept akte van verdeling, in ieder geval voor wat betreft de woning en de hypothecaire geldleningen waartoe de woning als onderpand dient;
te bepalen dat een deskundige, een makelaar in (woning-)vastgoed, wordt benoemd, die als opdracht krijgt de waarde te bepalen van de woning, met aftrek van het saldo van de hypothecaire leningen waartoe de woning als onderpand dient;
te bepalen dat de vrouw meewerkt aan de onder 3) gevorderde waardebepaling door de benoemde makelaar toegang te verschaffen tot de woning, de makelaar het onderzoek onbelemmerd te laten uitvoeren en de makelaar schriftelijk te informeren, voorzien van bewijsstukken, over het saldo van de hypothecaire leningen waartoe de woning als onderpand dient;
te bepalen dat de vrouw binnen drie maanden na het te wijzen arrest de helft van de overwaarde (door de makelaar bepaalde waarde minus het saldo van de hypothecaire geldleningen) aan de man dient te betalen en dat de woning wordt toegedeeld aan de vrouw;
de vrouw te veroordelen in de kosten van beide instanties.
Vervolgens heeft hij in zijn
memorie van grievenzijn eis als volgt gewijzigd en vermeerderd:
7. ( (hof: als aanvulling op zijn vordering sub 5) te bepalen, indien door gebrek aan medewerking van de vrouw geen taxatie mogelijk is gebleken, bij het berekenen van de overwaarde wordt uitgegaan van de geschatte waarde van de woning van € 234.000,-- en aldus de vrouw te veroordelen om aan de man € 48.250,-- te betalen;
7. ( te bepalen dat de gelegde beslagen worden opgeheven en de vrouw de reeds verbeurde en betaalde dwangsommen (terug)betaalt aan de man, voor (in ieder geval) een bedrag van € 12.895,73 althans een door het hof te bepalen bedrag;
7. ( te bepalen dat de vrouw de kosten van de huishouding dient te verrekenen met de man door betaling van € 36.013,23.
Ten slotte heeft hij in zijn memorie van grieven zijn vordering tot toedeling van “de woning met de hypothecaire geldleningen aan de vrouw” (sub 5) ingetrokken omdat de woning inmiddels aan de vrouw is geleverd.
De man heeft hiertoe vijf grieven aangevoerd. De grieven gaan over:
- benadeling van de man voor meer dan ¼ (grief 1);
- misbruik van omstandigheden (grief 2);
- de afwijzing van de vorderingen van de vrouw onder I en II (grief 3);
- de woonlasten, vordering III (grief 4);
- de dwangsom (grief 5).
3.4.2.De
vrouwheeft de grieven weersproken. Zij heeft geconcludeerd tot
primair:
- niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn hoger beroep;
subsidiair:
- ongegrondverklaring van de grieven;
primair en subsidiair:
- veroordeling van de man in de proceskosten in hoger beroep wegens misbruik van procesrecht.