ECLI:NL:GHSHE:2022:1389

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
200.293.907_01 200.293.910_01 200.294.050_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en afwikkeling huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake partneralimentatie en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.T.J.M. Pijls-olde Scheper, heeft op 5 mei 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 februari 2021. De man, bijgestaan door advocaat mr. E.K.E. van Herk, heeft op zijn beurt op 7 mei 2021 incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaken zijn samengevoegd en behandeld in één procedure, waarbij de mondelinge behandeling op 6 april 2022 heeft plaatsgevonden.

Tijdens de behandeling zijn verschillende stukken ingediend, waaronder verweerschriften en aanvullende verzoeken van beide partijen. Het hof heeft geconstateerd dat het onvoldoende geïnformeerd is om een beslissing te nemen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. Daarom heeft het hof partijen bevolen om deskundigenverklaringen en relevante documenten over te leggen, waaronder de inbrengbeschrijving en inbrengakte van een B.V. die bij de oprichting is opgemaakt. De beslissing is aangehouden, wat betekent dat het hof verdere beslissingen in deze zaak zal nemen na ontvangst van de gevraagde stukken.

De beschikking is op 28 april 2022 uitgesproken in het openbaar door mr. P.P.M. van Reijsen, in aanwezigheid van de griffier. De zaak is van belang voor de juridische beoordeling van de verplichtingen die voortvloeien uit huwelijkse voorwaarden en de toewijzing van partneralimentatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Zaaknummers: 200.293.907/01 (partneralimentatie), 200.293.910/01 (afwikkeling huwelijks voorwaarden) en 200.294.050/01 (partneralimentatie)
zaaknummer rechtbank: C/02/358149/ FA RK 19-2263
beschikking van de meervoudige kamer van 28 april 2022
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
in de zaak met nummers 200.293.907 en 910/01:
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
in de zaak met nummer 200.294.050/01:
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. K.T.J.M. Pijls-olde Scheper te Roosendaal,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
in de zaak met nummers 200.293.907 en 910/01:
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
in de zaak met nummer 200.294.050/01:
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. E.K.E. van Herk te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 9 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De gedingen in hoger beroep

in de zaak met nummers 200.293.907 en 910/01:
2.1.
De vrouw is op 5 mei 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.1.1.
De man heeft op 10 augustus 2021 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep en aanvullend verzoek ingediend.
2.1.2.
De vrouw heeft op 22 september 2021 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep tevens houdende verzoek tot voeging met de zaak met nummer 200.294.050/01 ingediend.
2.1.3.
De alimentatiekwestie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zijn afgesplitst en ingeschreven onder de zaaknummers 200.293.907/01 (partneralimentatie) en 200.293.910/01 (verdeling/afwikkeling huwelijkse voorwaarden).
in de zaak met nummer 200.294.050/01:
2.2.
De man is op 7 mei 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 9 februari 2021.
2.2.1.
De vrouw heeft op 9 augustus 2021 een verweerschrift ingediend.
2.2.2.
Deze zaak betreft de partneralimentatie.
2.3.
Bij het hof zijn voorts ingekomen:
in alle zaken:
van de zijde van de vrouw:
- een journaalbericht van 23 maart 2022 met prod. 30 t/m 44;
- een journaalbericht van 1 april 2022 met prod. 45;
- op verzoek van het hof op 4 april 2022 de ontbrekende prod. 51 t/m 70 uit de eerste aanleg;
- de reactie van 4 april 2022 op het bezwaar van de man van 1 april 2022;
van de zijde van de man:
- een journaalbericht van 27 maart 2022 met prod. H2 t/m H24;
- een journaalbericht van 1 april 2022 met een aanvulling op prod. H2;
- het bezwaar van 4 april 2022 tegen prod. 45;
- een journaalbericht van 5 april 2022 met aanvullingen op prod. H2.
2.4.
Gelet op de onderlinge samenhang van de zaken, heeft het hof, op verzoek van de vrouw en met instemming van de man, de drie zaken gevoegd behandeld en wordt er bij één beschikking op beslist.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 april 2022. Partijen zijn in persoon verschenen, de vrouw bijgestaan door mr. Pijls-olde Scheper en mr. M. Heesmans, de man bijgestaan door mr. Van Herk en mr. C. Boussibi. De advocaten van beide partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De motivering van de beslissing

3.1.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling is het bezwaar van de man tegen toelating van productie 45 besproken. Volgens de man heeft de vrouw deze productie te laat, namelijk in strijd met de 10-dagen termijn, ingediend. Van de kant van de vrouw is er op gewezen dat ook de man stukken buiten de 10-dagen termijn heeft ingediend. Partijen hebben er daarop mee ingestemd dat over en weer alle stukken worden meegenomen. Voor zover productie 45 een grief- of eiswijziging inhoudt, heeft de man daar wel bezwaar tegen gemaakt.
3.2.
Het gaat in deze zaak om partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen. Het hof acht zich onvoldoende geïnformeerd om over dit laatste onderwerp te beslissen. Uit het oogpunt van doelmatigheid zal het hof, alvorens de zaak verder te behandelen, op grond van het bepaalde in art. 22 Rv. partijen bevelen over te leggen:
  • de bij oprichting van [B.V. 1] bv opgemaakte inbrengbeschrijving;
  • de inbrengakte en
- deskundigenverklaring als bedoeld in het toen geldende art. 2:204a BW.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
in de zaak met zaaknummers 200.293.907/01 en 200.293.910/01
beveelt partijen uiterlijk binnen zes weken na de datum van deze beschikking de inbrengbeschrijving, inbrengakte en deskundigenverklaring als bedoeld in rov. 3.2. over te leggen;
houdt iedere beslissing aan;
in de zaak met zaaknummer 200.294.050/01
houdt iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Vossestein, P.P.M. van Reijsen en M.J. van Laarhoven en is op 28 april 2022 uitgesproken in het openbaar door mr. P.P.M. van Reijsen in tegenwoordigheid van de griffier.