Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.De gedingen in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing
- de bij oprichting van [B.V. 1] bv opgemaakte inbrengbeschrijving;
- de inbrengakte en
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake partneralimentatie en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.T.J.M. Pijls-olde Scheper, heeft op 5 mei 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 februari 2021. De man, bijgestaan door advocaat mr. E.K.E. van Herk, heeft op zijn beurt op 7 mei 2021 incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaken zijn samengevoegd en behandeld in één procedure, waarbij de mondelinge behandeling op 6 april 2022 heeft plaatsgevonden.
Tijdens de behandeling zijn verschillende stukken ingediend, waaronder verweerschriften en aanvullende verzoeken van beide partijen. Het hof heeft geconstateerd dat het onvoldoende geïnformeerd is om een beslissing te nemen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. Daarom heeft het hof partijen bevolen om deskundigenverklaringen en relevante documenten over te leggen, waaronder de inbrengbeschrijving en inbrengakte van een B.V. die bij de oprichting is opgemaakt. De beslissing is aangehouden, wat betekent dat het hof verdere beslissingen in deze zaak zal nemen na ontvangst van de gevraagde stukken.
De beschikking is op 28 april 2022 uitgesproken in het openbaar door mr. P.P.M. van Reijsen, in aanwezigheid van de griffier. De zaak is van belang voor de juridische beoordeling van de verplichtingen die voortvloeien uit huwelijkse voorwaarden en de toewijzing van partneralimentatie.