De moeder geeft in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het navolgende aan. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld heeft de moeder door [betrokkene] toestemming te geven om [minderjarige] te erkennen niet slechts gehandeld met het oogmerk de belangen van [verweerder] te schaden. Voor haar stond het belang van [minderjarige] centraal. Het moge zo zijn dat [minderjarige] een zwaarwegend belang bij de erkenning van zijn relatie met [verweerder] als een familierechtelijke betrekking had ten tijde van de beschikking van 3 juli 2017, nu [verweerder] al die tijd niet tot erkenning was overgegaan en zijn persoonlijke belangen kennelijk had gesteld boven die van zijn zoon, bracht het belang van [minderjarige] met zich dat de moeder [betrokkene] , die voor [minderjarige] een vader wilde zijn, in de gelegenheid stelde om [minderjarige] ter erkennen en [minderjarige] aldus van een vader voorzag.
Er was uitdrukkelijk geen sprake van een oogmerk om slechts de belangen van [verweerder] te schaden. De moeder was zich er bovendien niet bewust van dat [verweerder] nog gebruik kon maken van de aan hem verleende toestemming. Zij ging er vanuit dat [verweerder] zijn recht op erkenning had verspeeld door geen gebruik te maken van de eerder in 2017 verleende vervangende toestemming.
Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat zij, alvorens over te gaan tot het verlenen van toestemming aan [betrokkene] , had dienen na te gaan of [verweerder] nog over wilde gaan tot erkenning. De moeder voert aan dat het juist op de weg van [verweerder] lag om gebruik te maken van de verleende vervangende toestemming. Hij had immers voldoende tijd gehad om dit te doen.
Hoewel uit de wet en jurisprudentie geen termijn volgt waarbinnen de erkenning met vervangende toestemming dient plaats te vinden brengt in dit geval het belang van het kind mee dat de situatie niet te lang ongewis blijft en dat de verwekker derhalve binnen afzienbare tijd van de vervangende toestemming gebruik dient te maken, althans kenbaar dient te maken dat hij alsnog tot erkenning wil overgaan, bij gebreke waarvan de erkenning door een andere man voor hem onaantastbaar wordt.
De moeder meent dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden waarbij er een hernieuwde belangenafweging dient plaats te vinden. Krachtens artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) dienen de belangen van het kind de eerste overweging te vormen. Volgens de moeder wordt de relevante wijziging van omstandigheden gevormd door het feit dat het na de beschikking, waarin vervangende toestemming tot erkenning is verleend, duidelijk is geworden dat een erkenning van [minderjarige] door [verweerder] voor de moeder dusdanig psychisch belastend is dat daardoor de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] worden geschaad of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige] in het gedrang komt. De moeder heeft na deze beschikking een beroep gedaan op hulpverlening om haar te helpen haar angsten het hoofd te bieden. De door de moeder gevolgde EMDR behandeling heeft slechts het gewenste effect gehad zolang de moeder in de veronderstelling verkeerde dat [verweerder] had afgezien van zijn voornemen om [minderjarige] te erkennen. De moeder is teruggevallen in haar angsten en haar PTSS doordat [verweerder] opnieuw een advocaat heeft ingeschakeld.
Zij vreest dat wanneer [verweerder] alsnog in de gelegenheid gesteld wordt om [minderjarige] te erkennen, zij [minderjarige] niet het stabiele opvoedingsklimaat zal kunnen geven dat hij nodig heeft.
Tot slot vormt het feit dat [verweerder] langere tijd geen gebruik heeft gemaakt van de aan hem verleende vervangende toestemming, terwijl in de tussentijd [betrokkene] een vaderrol voor [minderjarige] is gaan vervullen en hem heeft erkend, gewijzigde omstandigheden, die een hernieuwde belangenafweging noodzakelijk maken.
[betrokkene] is, ook na het einde van de relatie met de moeder, een vader voor [minderjarige] gebleven en is hem regelmatig blijven zien. Het belang van [minderjarige] brengt op grond van artikel 8 EVRM met zich dat de thans bestaande stabiele situatie wordt gecontinueerd en verzet zich tegen de gevraagde vernietiging van de erkenning. Dit belang prevaleert.