Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak 9425948 CV EXPL 21-4291)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“(…) Zoals afgesproken zullen we maandelijks de navolgende vergoedingen betalen:
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingeleid door [appellant], die als hoofdtrainer/coach van een amateurvoetbalvereniging, [geïntimeerde], een schadevergoeding vordert na een eenzijdige opzegging van zijn samenwerkingsovereenkomst. De samenwerkingsovereenkomst, die in november 2020 werd gesloten, bevatte afspraken over maandelijkse vergoedingen en de mogelijkheid tot beëindiging. [appellant] stelt dat hij recht heeft op vergoeding van de kosten van een KNVB-cursus die hij heeft gevolgd, omdat deze cursus noodzakelijk was voor zijn functie. Het hof oordeelt dat de samenwerkingsovereenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een duurovereenkomst, omdat deze opzegbaar was en de vergoeding enkel verschuldigd was tot de maand van opzegging. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, die de vorderingen van [appellant] had afgewezen, en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het beroep. Het hof concludeert dat de vordering tot schadevergoeding niet voldoende aannemelijk is gemaakt en dat er geen spoedeisend belang is voor de gevorderde betaling.