Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
wonende op een bij het hof bekend geheim adres,
hierna te noemen: de moeder.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
200.303.733/01.
3.De beoordeling
De kinderrechter heeft de vader in deze beschikking echter ten onrechte als informant aangemerkt. De vader was opgeroepen om tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank te verschijnen. De vader is niet op deze mondelinge behandeling verschenen, maar zijn advocaat wel. De kinderrechter heeft direct op de mondelinge behandeling uitspraak gedaan.
Doordat de vader als informant is aangemerkt is hij in zijn procespositie beperkt. Hij heeft geen stukken kunnen indienen en is niet in de gelegenheid gesteld om – anders dan als informant – zijn standpunt naar voren te brengen terwijl het hier evident gaat om een “omgangs-OTS” waardoor de vader wel als belanghebbende moet worden aangemerkt. In dat kader beroept de vader zich op recente jurisprudentie rondom het begrip belanghebbende (ECLI:NL:GHARL:2021:9351). Hierin overwoog het hof dat de ondertoezichtstelling en de verzochte verlenging daarvan het recht van de vader op omgang met het kind raakte. De ondertoezichtstelling is in feite gericht op effectuering van het recht van de vader op gezinsleven met zijn zoon in de zin van artikel 8 EVRM. Dergelijke overwegingen gelden ook in het geval van de vader. Het is van belang dat de vader bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling betrokken blijft, dat hij als belanghebbende zijn mening kan geven en dat hij voor een eventuele verlengingszitting wordt opgeroepen.
.
In het onderhavige geval heeft de vader naar het oordeel van het hof geen belang bij zijn hoger beroep omdat hij het eens is met de in de bestreden beschikking uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling en geen wijziging van het dictum wenst. Het hof overweegt dat de stelling van de vader dat hij een belang heeft om betrokken te blijven bij de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , dat hij als belanghebbende zijn mening kan geven en dat hij voor een eventuele verlengingszitting wordt opgeroepen, dit oordeel niet anders maakt. In het geval van een eventuele toekomstige procedure dient de rechtbank (en in hoger beroep het hof) immers ambtshalve te beoordelen en te beslissen welke personen en/of instanties in die procedure als belanghebbenden dienen te worden aangemerkt. Wat het hof derhalve ook zou beslissen op het verzoek van de vader in deze procedure op basis van de concrete feiten en omstandigheden op dit moment, de rechtbank en/of het hof is in een toekomstige procedure niet aan dat oordeel gebonden en kan dus anders beslissen.