De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Een gezagsbeëindiging maakt inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezinsleven van de moeder. Uit rechtspraak van het EHRM blijkt dat als maatstaf voor een gezagsbeëindiging geldt dat voortzetting van het gezag van een ouder schadelijk is voor de minderjarige. De moeder verwijst in dit verband naar een beschikking van dit hof van 13 januari 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:76). Ook in deze zaak is niet voldaan aan de criteria van artikel 8 EVRM. Het beëindigen van het gezag van de moeder is, gelet op de positieve ontwikkelingen in haar leven, voorbarig. Haar situatie is voldoende stabiel. De moeder is goed bereikbaar. Zij gebruikt niet structureel en heel weinig drugs. De bezoekmomenten met [minderjarige] verlopen goed. Tijdens de contacten met [minderjarige] gebruikt de moeder geen drugs.
De relatie tussen de moeder en de vader is al langere tijd voorbij. De moeder heeft daarna een relatie gehad met een man uit [plaats 1], maar is nooit, in tegenstelling tot wat de GI stelt, van plan geweest om naar [plaats 1] te verhuizen. Momenteel heeft de moeder geen relatie. De moeder heeft haar financiële zaken op orde. Zij staat onder bewind.
De moeder huurt een kamer in [woonplaats] . Daar moet zij uit omdat andere kamerbewoners de regels hebben overtreden. Zij is nu op zoek naar een kamer in de regio [plaats 2]. Momenteel verblijft de moeder bij een vriend. In haar vorige woning is een hennepkwekerij aangetroffen. Die kwekerij was niet van haar. Het openbaar ministerie heeft de moeder voor dit feit bij strafbeschikking een taakstraf opgelegd van twintig uren. Er is geen sprake geweest van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het contact met de pleegouders is ook goed. De moeder is er van op de hoogte hoe het met [minderjarige] gaat. Verder werkt zij goed samen met de GI. De moeder werkt mee aan belangrijke beslissingen over [minderjarige] . Er hebben zich in het verleden geen problemen of moeilijkheden op dit gebied voorgedaan.
Bij [minderjarige] bestaat geen onzekerheid over haar opvoedperspectief die een gezagsbeëindiging noodzakelijk maakt. Ook bij de moeder, de GI en de pleegouders bestaat hierover geen onduidelijkheid. [minderjarige] is er zich niet van bewust wie het gezag over haar uitoefent. Zij zal dus ook de gevolgen niet merken wanneer het gezag van de moeder voortduurt. [minderjarige] wordt daarom niet ernstig in haar ontwikkeling bedreigd.
De moeder accepteert en ondersteunt duurzaam de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin. Zij is het eens met de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige] . Bij eventuele verlengingszittingen zal de moeder niet aanwezig zijn.
Beëindiging van het gezag van de moeder is zodanig confronterend voor haar dat dit een negatieve doorwerking op [minderjarige] en op het contact tussen de moeder en de pleegouders zal hebben.
Indien het gezag van de moeder over [minderjarige] voortduurt, kan de GI nog enige tijd betrokken blijven om de positieve ontwikkeling van de moeder te volgen. Daarnaast kunnen in het vrijwillig kader andere instanties de moeder ondersteunen, waardoor het ouderlijk gezag geen te grote verantwoordelijkheid voor haar vormt. De moeder zal alle hulpverlening accepteren.