ECLI:NL:GHSHE:2022:1293
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige in het kader van een jeugdzorgprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2019. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, voerde aan dat de beëindiging van haar gezag een inbreuk maakt op haar gezinsleven, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank had eerder besloten dat het gezag van de moeder en de vader over het kind beëindigd moest worden, en dat de Gecertificeerde Instelling (GI) als voogd zou optreden.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks positieve ontwikkelingen in haar leven, nog steeds niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kind te dragen. De moeder heeft een instabiele woonsituatie en er zijn zorgen over haar middelengebruik. Het hof oordeelde dat het belang van het kind voorop staat en dat de huidige situatie in het pleeggezin de beste zorg en structuur biedt voor de ontwikkeling van het kind. De moeder kan niet zelf voor het kind zorgen en de aanvaardbare termijn voor het kind om in een onzekere situatie te verkeren is verstreken.
Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van stabiliteit en zorg voor minderjarigen in situaties van ouderlijk gezag en jeugdzorg.